Uw zoekacties: College van regenten gevangenissen Groningen, 1814 - 1953

2005 College van regenten gevangenissen Groningen, 1814 - 1953 ( Groninger Archieven )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Deze inventaris maakte oorspronkelijk als afdeling 5 deel uit van: J.J.J. Beek, J. Folkerts, H. de Raad (eindred.), Inventaris van de archieven van de instellingen van het gevangeniswezen in de provincie Groningen (1666) 1670-1961 (1978); Publikaties van het Rijksarchief in Groningen 4 (Groningen, 1988). Het betrof hier de toegang op een fonds. Daarin waren de bestanddelen voorzien van een nummering met een decimale punt. Om praktische redenen is deze toegang nu gesplitst in toegangen op de afzonderlijke archieven. Voor aanhangsel en algemene inleiding behorende bij deze archieven: zie toegangsnr. 83.
In 1814 werd in Groningen de aldaar in 1811 opgerichte "Conseil" vervangen door een College van Regenten. Ingevolge de landelijke voorschriften was de burgemeester van Groningen voorzitter en de officier van de Rechtbank van Eerste Aanleg ambtshalve lid. Het ledental bedroeg zeven, eveneens conform de landelijke richtlijnen *  . In 1822 kwam het voorzitterschap aan de Gouverneur, zoals vereist werd in de in dat jaar vastgestelde instructie voor de Colleges van Regenten. Meer dan een formeel voorzitterschap was dat niet.
De vergaderingen werden door hem niet bijgewoond en het feitelijk voorzitterschap was dan ook steeds in handen van de vice-voorzitter. Het college bleef in 1822 de naam College van Regenten voeren, hoewel zij ook wel werd aangeschreven als Commissie van Administratie. Vanaf 1840 noemde zij zich blijkens de registers van jaarverslagen Commissie van Administratie. In 1878 ging het bestuurscollege vanwege de verandering van de bestemming van het Huis van Verzekering weer over op de naam College van Regenten. Vanaf 1886 was de Commissaris niet langer ambtshalve voorzitter van het college.
De vice-president werd nu behalve feitelijk ook formeel voorzitter. Sinds in elk geval 1886 vergaderde men in beginsel twee maal per maand. Het aantal leden van het Groninger college was inmiddels tot negen gestegen. Om de beurt waren de leden van het college als "maandcommissaris" belast met het dagelijks toezicht in de gevangenissen. Het bestuurlijk zwaartepunt bij de gevangenisinstellingen lag in de periode 1886-1953 aanvankelijk nog geheel bij het College van Regenten. Dit kwam ook tot uitdrukking in het feit dat alle correspondentie tussen de directie van de Strafgevangenis en Huis van Bewaring en het Ministerie van Justitie via het college liep.
Formeel kwam pas verandering in de verhouding tussen het college en de directeur met de invoering van een nieuwe "Gevangenismaatregel" in 1934, die bepaalde dat directeuren ook tot het gestichtsbestuur gerekend dienden te worden. De colleges mochten echter uitmaken hoever de bevoegdheden van de directeur zich in de praktijk zouden uitstrekken. In feite sloot de "Gevangenismaatregel" van 1934 aan bij een situatie zoals die in vele gestichten al in de praktijk was gegroeid. Zo had het Groningse College van Regenten al in 1919 en 1920 besloten om belangrijke delen van de correspondentie met het Ministerie rechtstreeks door de directeur te laten behandelen. De verschuiving van het bestuurlijk zwaartepunt naar de directeur werd verder geformaliseerd toen in september 1941 werd bepaald dat de directeuren in het vervolg rechtstreeks met het Ministerie mochten corresponderen.
De nieuwe situatie die zo was ontstaan heeft zich bestendigd tot de opheffing van de colleges in 1953. De gestage afbrokkeling van de macht der colleges verliep in Groningen niet zonder problemen. Het kwam tot een uitbarsting toen in 1949 een nieuwe directeur, C.P. de Blauw, bij de Groningse gevangenissen zijn intrede deed. Deze verbouwde zonder medeweten van het college de regentenkamer in de Strafgevangenis, en onttrok het vertrek aan zijn bestemming. Daarnaast eiste hij alle vergaderingen van het college bij te wonen van begin tot eind, ook wanneer zaken betreffende hemzelf werden besproken. Het College van Regenten, dat zich onvoldoende gesteund meende door het Ministerie en dat verwees naar de uitstekende samenwerking tussen directeur en college in het verleden, zag hierin aanleiding om ontslag te vragen aan de Koningin *  . Op 8 december 1949 kon een nieuw College van Regenten worden benoemd onder voorzitterschap van prof. B.V.A. Röling.
De kern van het college-archief wordt gevormd door de registers van notulen en de series ingekomen en uitgaande stukken. De notulen zijn volledig overgeleverd, met dien verstande dat niet is opgehelderd of er in de periode 1950-1953 notulen zijn gemaakt. Wat betreft de correspondentie moet gedurende een deel van de onderhavige periode onderscheid worden gemaakt tussen de praktische betekenis van het college en de formele. De omslachtige werkwijze, waarbij alle stukken die tussen het Ministerie van Justitie en de directeur gewisseld werden via het college liepen was een belemmering voor het soepel functioneren van de administratie. Het College van Regenten had dan ook geen enkel bezwaar tegen het voorstel van gevangenisdirecteur Keiner, gedaan op 4 juli 1919, om alle correspondentie over voorwaardelijke invrijheidstelling voortaan door de directeur te laten afdoen.
Op 29 oktober 1920 besloot het college voortaan alle "minder belangrijke" brieven door de directeur te laten behandelen *  . Voor de archiefvorming had dit geen onmiddellijke consequenties, daar de stukken immers op naam van het college bleven uitgaan. Eerst vanaf 1 oktober 1941, toen de meeste taken ook formeel aan de directeur kwamen nam de omvang van de correspondentie van het college drastisch af.
Een deel van de correspondentie is toegankelijk via per vergadering opgemaakte lijsten van ingekomen en uitgaande brieven, zogenaamde agenda's. In de notulen van het college vindt men sinds oktober 1920 welke brieven door de directeur en welke door het college behandeld werden.
Over de zorg voor en het beheer van het archief van het College van Regenten is nagenoeg niets bekend. Bij de opheffing van het College van Regenten in 1953 moesten de regenten hun archief overdragen aan de directeur tegen een getekend bewijs van overdracht *  . In 1964 werd in de voormalige Strafgevangenis, inmiddels dr. S. van Mesdagkliniek, een kleine tentoonstelling gehouden, ter gelegenheid waarvan men het archief "netjes" ordende *  . Een belangrijk deel van het oudere college-archief belandde daarna bij het Centraal Wervings- en Opleidingsinstituut van het Gevangeniswezen te 's-Gravenhage, dat het in 1973 aan het Rijksarchief in Groningen overdroeg. Het overgrote deel van het twintigste-eeuwse archief werd in 1979 en 1980 door de Dr. S. van Mesdagkliniek aan het Rijksarchief overgedragen. Kleine aanwinsten uit deze inrichting volgden nog in 1986 en 1987.
Bijlagen
Lijst van voorzitters (van 1822 tot 1886 vice-voorzitter)
Lijst van secretarissen

Kenmerken

Beschrijving:
Archief van het College van Regenten van de Gevangenissen Te Groningen, sinds 1840 Commissie van Administratie, sinds 1878 College van Regenten
Bewerker:
J.J.J. Beek, J. Folkerts en H. de Raad
Behoort tot collectie:
Rijk
Laatste Publicatie:
1988
Omvang:
20 m standaardarchiefberging
Bijzonderheden:
Deze inventaris maakte oorspronkelijk als afdeling 5 deel uit van: J.J.J. Beek, J. Folkerts, H. de Raad (eindred.), Inventaris van de archieven van de instellingen van het gevangeniswezen in de provincie Groningen (1666) 1670-1961 (1978); Publikaties van het Rijksarchief in Groningen 4 (Groningen, 1988). Zie voor de inleiding, bijlagen en het algemene aanhangsel: Toegangsnummer 83.