Uw zoekacties: Strokartonfabriek 'De Halm' te Hoogkerk, 1913 - 1983

1579 Strokartonfabriek 'De Halm' te Hoogkerk, 1913 - 1983 ( Groninger Archieven )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
1. Ontstaan van de strokartonindustrie in de provincie
2. Geschiedenis van 'De Halm'
1579 Strokartonfabriek 'De Halm' te Hoogkerk, 1913 - 1983
Inleiding
2.
Geschiedenis van 'De Halm'
Organisatie: Groninger Archieven
'De Halm' werd in 1913 opgericht door 258 leden, die tezamen 2247 aandelen à ? 250,-- bezaten. De inbedrijfstelling was gepland op begin oktober 1914 maar door het uitbreken van de eerste wereldoorlog begon de fabriek in februari 1915 te draaien. 'De Halm' had reeds van de aanvang af de grootste capaciteit van alle Nederlandse strokartonfabrieken; het ledenstro ( de hoeveelheid stro door de leden aan de fabriek geleverd) voorzag nagenoeg geheel in de strobehoefte. Geleidelijk werd door vergroting van de verwerkingscapaciteit, waarbij er steeds van uit werd gegaan wat betreft de grondstofvoorziening volledig coöperatief te zijn, het aantal aandelen verhoogd tot 3205 stuks, welk aantal in 1926 werd bereikt.
In 1954 werd als gevolg van een grote productieuitbreiding het leveringsrecht per aandeel van 10 ton tot 15 ton verhoogd en werd de oude aandeelhouders, die toen te veel aandelen kregen, de mogelijkheid gegeven deze aandelen te verkopen aan in de regio wonende niet-leden. Hierdoor werd het aantal aandeelhouders 371, terwijl het aantal aandelen uiteraard op 3205 bleef staan en de fabriek vol-coöperatief bleef.Tot 1964 bleef deze situatie onveranderlijk, alleen waren er veranderingen door overdracht van aandelen van uitgetreden leden aan nieuwe leden.In de loop van de periode 1964- 1972 was het verloop van het aantal leden en de aandelen groot. Op 1 augustus 1972 telde de coöperatie 225 leden en nog maar 1977 aandelen. De oorzaken van dit verloop waren de teleurstellende uitkeringen in die laatste jaren en de geringere genegenheid van de jongere boeren om lid te worden van een coöperatie. Door het teruglopen van het ledental nam de aansprakelijkheid per lid dermate toe, dat ze druk op het bestuur gingen uitoefenen om de aansprakelijkheid te beperken door de omzetting in een N.V. of beleggingsmaatschappij.
'Bij niet ingrijpen in de rechtsvorm lijkt de liquidatie van het bedrijf onherroepelijk, daar het afvloeien van de aandeelhouders steeds verder gaat, waardoor de positie van de coöperatie volledig wordt ondergraven', zo schreef het bestuur in 1972 aan de leden.
In 1972 vond de omzetting van een coöperatie in een besloten vennootschap plaats, hierdoor was de fabriek niet meer zo afhankelijk van de positie van deze leden. De coöperatie stelde zich gedurende vijf achtereenvolgende jaren garant voor een bijstorting van maximaal ? 190,-- per aandeel ingeval van exploitatieverlies. Deze garantie was van toepassing tot en met het boekjaar 1976/1977. In de algemene vergadering van 26 januari 1978 werd aan de leden meegedeeld dat (ook) over het laatste boekjaar geen beroep op de garantie behoefde te worden gedaan en daarmee liep de financiële verantwoordelijkheid voor de coöperatie af.
De feitelijke zeggenschap van de coöperatie was toen reeds overgegaan naar de Stichting Administratiekantoor, dat bestond uit de heer J. van Hateren, de regeringswaarnemer en de heren G. Boekhoven en T.B. Bierema. Op 3 augustus 1978 werden alle certificaten tegen betaling van ? 1,-- overgenomen door deze stichting.
Van de overheid werd een kredietgarantie verkregen om het voortbestaan veilig te stellen totdat de Begeleidingscommissie Massiefkarton Industrie (B.M.I) met zijn structuurrapport en aanbevelingen aan de minister gereed zou zijn. Bij deze steunverlening werd een viertal voorwaarden gesteld:
1.De aandeelhouders van De Halm Hoogkerk B.V. dragen al hun aandelen tegen ontvangst van certificaten over aan een administratiekantoor in de vorm van een op te richten stichting.
2.Indien het voortbestaan van de onderneming niet meer verzekerd wordt geacht, dan zijn de aandeelhouders bereid hun certificaten tegen ontvangst van één gulden in eigendom over te dragen aan de stichting.
3.De vennootschap is bereid gedurende de looptijd van de financiële steun een regeringswaarnemer te aanvaarden.
4.Het personeelsbestand mag niet worden verminderd.
De algemene vergadering van aandeelhouders, gevormd door het bestuur van de coöperatie samen met de Noordelijke Ontwikkelingsmaatschappij (N.O.M.), gaf statutair goedkeuring aan deze voorwaarden.
Een van de conclusies uit het B.M.I.-rapport was dat ten behoeve van de werkgelegenheid in Oude-Pekela, De Halm Hoogkerk zou moeten worden opgeofferd. In feite betekende dit het verschuiven van de sociale pijn van Oude- Pekela naar Hoogkerk. Aangezien het rapport slechts een advies aan de minister inhield, werd alle mogelijke manieren getracht dit advies om te buigen. Onder meer werd vraagtekens gezet bij diverse moderniseringsplannen bij de overblijvende fabrieken wel een zodanige capaciteitsvergroting zouden kunnen teweegbrengen als het rapport aangaf. Indien deze twijfel terecht zou blijken te zijn, zou een 'gat' ontstaan tussen capaciteit en vraag, dat door De Halm zou kunnen worden opgevuld.
Achteraf bleek een termijn van drie jaren noodzakelijk om het advies in die richting om te buigen. Uit het personeel werd een actiecomité gevormd, waarvoor als adviseur werd aangetrokken het voormalig gemeenteraadslid te Groningen de heer H.B. Kroeze. Dit bleek een geweldig goede keuze te zijn geweest. De ondernemingsraad en de directie werkten goed met dit actiecomité samen, onder toezicht van de raad van commissarissen en het stichingsbestuur.
Mede als gevolg hiervan gaf de Stichting Hermas (Herstructureringscommissie Massiefkartonindustrie), die was belast met de uitwerking van het B.M.I.-rapport, in november 1978 opdracht aan de z.g. operationele commissie om de voorgestelde modernisering van de diverse bedrijven te onderzoeken.
De uitslag van dit onderzoek vermeldde in februari 1979 onder voorbehoud, dat er technisch inderdaad een 'gat' aanwezig zou zijn. Er werd voorgesteld de sluiting van De Halm Hoogkerk één jaar uit te stellen.
In februari 1979 kreeg vervolgens het Bureau Mc. Kinsey & Co. de opdracht een onderzoek in te stellen naar de omstandigheden, die aanleiding zouden kunnen geven tot een andere afzetprognose dan die, welke in het B.M.I.-rapport van 10 februari 1978 was neergelegd. De Vereniging van Nederlandse Papierfabrieken werd gevraagd een analyse te maken van de massiefkarton-afzet in de jaren 1970-1978 en hieruit de positie van de Nederlandse massiefkarton- industrie op de binnenlandse- en de exportmarkt af te leiden. Beide rapporten kwamen in juli 1979 gereed en gaven weinig uitgesproken conclusies.
De meerderheid in de Hermas bleef dan ook bij het advies aan de Minister van Economische Zaken De Halm Hoogkerk te sluiten. De Minister nam dit advies evenwel niet over doch verzocht de Hermas op 4 december 1979 het volgende te onderzoeken: is de gegeven vraag naar massiefkarton structureel bepaald dan wel is de gunstige afzetontwikkeling een gevolg van conjuncturele factoren? Het Nederlands Economisch Instituut en het accountantskantoor Keuzenkamp, alsmede T.N.O. en de Vereniging van Nederlandse Papierfabrieken werden met dit onderzoek belast.
Het resultaat in oktober 1980 was zodanig, dat de Hermas op 1 december 1980 aan de Minister van Economische Zaken berichtte dat er een meerderheid was vóór het handhaven van De Halm Hoogkerk. Het gevolg hiervan was tenslotte dat op 2 februari 1981 de Minister, mede namens zijn collega van Sociale Zaken, schreef dat hij dit meerderheidsadvies van de Hermas wilde opvolgen. De volgende motieven werden daarbij genoemd:
1.De vraag-/aanbodverhoudingen zijn sinds 1977 aanzienlijk verbeterd; het blijkt dat, naast capaciteitsafbouw in Nederland, ook in de omliggende landen aanzienlijke capaciteitsreductie heeft plaatsgevonden.
2.In Oost-Groningen wordt de nieuwe produktiecapaciteit kleiner dan in het B.M.I.-rapport is becijferd, met name bij De Kroon en door sluiting van de Okto.
De Halm was in de jaren 1963-1972 eigenaar van de kartonfabriek 'Geha Cartonnage N.V.' en had in 1975 de strokartonfabriek 'Ons Belang' B.V. te Stadskanaal overgenomen, met behulp van een financiële deelname van de Noordelijke Ontwikkelingsmaatschappij.
3. Het bestuur
4. Staat van het archief
5. Literatuur en andere bronnen

Kenmerken

Beschrijving:
Inventaris van het archief van de strokartonfabriek 'De Halm' te Hoogkerk
Behoort tot collectie:
Gemeente Groningen
Laatste uitvoer:
11-01-2022
Omvang:
3,42 m standaardarchiefberging