Uw zoekacties: Koninklijk Instituut voor Doven 'H.D. Guyot', (1659) 1790-1919 (1967)

1495 Koninklijk Instituut voor Doven 'H.D. Guyot', (1659) 1790-1919 (1967) ( Groninger Archieven )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Historisch overzicht
Organisatie
1495 Koninklijk Instituut voor Doven 'H.D. Guyot', (1659) 1790-1919 (1967)
Inleiding
Organisatie
ead-typering:
bioghist
Organisatie: Groninger Archieven
Het instituut wordt bestuurd door de hoofddirectie. Deze bestond in 1790 uit vier personen: Henri Daniël Guyot, als voorzitter van de hoofddirectie en instituteur en drie mededirecteuren: Hendrik van Calcar, Gerrit van Olst en Willem Siccama. Deze drie personen hadden samen met Guyot het initiatief genomen tot oprichting van het instituut. In 1792 werd de hoofddirectie uitgebreid tot 5 en in 1798 tot 7 leden. In 1847 werd tenslotte bepaald dat de hoofddirectie uit 7 leden zou bestaan, waaraan de instituteur(s) werd(en) toegevoegd, zodat de hoofddirectie meestal uit 8 personen bestond. Vergaderingen werden als regel eens in de twee of drie weken gehouden. De jaarlijkse vergadering van leden verkoos een nieuwe hoofddirecteur voor degene die aan de beurt was om af te treden. Herverkiezing was mogelijk en meestal regel.
De instituteur had de dagelijkse leiding van het instituut. Tot zijn dood in 1828 bekleedde Henri Guyot deze functie, terwijl hij ook de hoofddirectie voorzat. Vanaf 1828 werden beide functies gescheiden: H.O. Feith, de provinciaal archivaris, werd voorzitter, terwijl Guyot's oudste zoon Charles instituteur werd. Rembt Tobie Guyot, de tweede zoon, was van 1829 tot 1854 tweede instituteur, waarin hij Charles opvolgde (zie bijlage 1). Vanaf 1868 werd de functie aangeduid met directeur-instituteur en vanaf 1883 met directeur. Na verloop van tijd namen allerlei administratieve bezigheden zoveel tijd van de instituteur in beslag, dat hij nauwelijks meer in staat was zich daadwerkelijk met het onderwijs te bemoeien. In 1854 werd daarom ter ontlasting van R.T. Guyot de post van commissaris-administrateur gecreëerd, bekleed door A.W. Alings. Toen laatstgenoemde in 1863 instituteur werd, verviel deze post weer. De instituteur behield zekere administratieve werkzaamheden, maar genoot hierbij de hulp van een ambtenaar ter administratie, een functie die waarschijnlijk al in het begin van de 19e eeuw bestond. * 
De functies van secretaris en rentmeester werden aanvankelijk gecombineerd. In 1790 werd daaromtrent bepaald dat het nieuw gekozen hoofddirectielid deze functies moest bekleden. In 1792 werd tot scheiding van de werkzaamheden van secretaris en rentmeester overgegaan, gelijk met de uitbreiding van de hoofddirectie tot 5 personen. Om het andere jaar zou een nieuwe secretaris danwel rentmeester gekozen worden, die zodoende twee jaar in functie bleef. In 1799 werd bepaald dat juist niet het nieuw gekozen hoofddirectielid, maar hoofddirecteuren met minimaal twee jaar ervaring met deze posten belast moesten worden. Ook het permanent overdragen van het secretariaat werd bezwaarlijk; in 1804 werd een vaste secretaris benoemd. Bij een wijziging van de statuten in 1825 werd bepaald dat zowel secretaris als rentmeester voor drie jaar werd benoemd door de hoofddirectie; na die drie jaar kon tot herbenoeming worden overgegaan, terwijl ook tussentijds ontslag mogelijk was. Bij voorkeur moesten de secretaris of rentmeester deel uitmaken van de hoofddirectie, maar dat was geen eis. In de praktijk kwam deze laatste bepaling erop neer dat het rentmeesterschap en het secretariaat nogal eens als voorportaal voor het lidmaatschap van de hoofddirectie fungeerden.
De echtgenotes van de hoofddirecteuren, de damesdirectrices, hadden een aantal huishoudelijke taken onder hun hoede, terwijl ze zich ook bezighielden met de meisjesleerlingen. Eens in de twee maanden vergaderden ze samen met de hoofddirectie.
De leden van het instituut, particulieren die jaarlijks minimaal fl. 5,25 aan het instituut schonken, waren, zoals hierboven gezegd, verenigd in departementen. Deze lokale organisaties van leden werden bestuurd door een directie, in grootte variërend van één persoon bij zeer kleine departementen van slechts enkele leden, tot vrij uitgebreide colleges bij grote departementen van enkele honderden leden zoals Amsterdam. Groningen was het hoofddepartement en werd bestuurd door de hoofddirectie. De departementsdirecteuren zorgden niet alleen voor de inning van de contributies en het overzenden van de totaalsommen naar Groningen, maar bemiddelden ook bij de aanmelding van nieuwe leerlingen uit hun ressort en via hen verliep veelal het contact tussen leerlingen en hun ouders. Het belang van goed georganiseerde departementen voor het landelijk opererende instituut was met name zeer groot in de eerste decennia van haar bestaan toen de verbindingen nog uiterst slecht waren.
Het archief
De inventarisatie
Bijlagen
Literatuur
Lijst van instituteurs/direkteuren
Lijst van secretarissen
Lijst van rentmeesters

Kenmerken

Beschrijving:
Inventaris van het archief van het Koninklijk Instituut voor Doven 'H.D. Guyot'
Bewerker:
J.C. van der Ploeg
Behoort tot collectie:
Gemeente Groningen
Laatste Publicatie:
1983
Omvang:
35,28 m standaardarchiefberging