Uw zoekacties: Hoge Justitiekamer en andere gewestelijke rechterlijke inste...

136 Hoge Justitiekamer en andere gewestelijke rechterlijke instellingen, 1444 - 1811 ( Groninger Archieven )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
1. De warven
2. De Hoofdmannenkamer en opvolgende rechterlijke instanties
3. Het archief
136 Hoge Justitiekamer en andere gewestelijke rechterlijke instellingen, 1444 - 1811
Inleiding
3.
Het archief
ead-typering:
custodhist
Organisatie: Groninger Archieven
Hoe de eerste archiefvorming van warven en hoofdmannenkamer heeft plaatsgevonden is moeilijk te zeggen. De warven vormden geen permanent college met een secretaris. Ze kwamen bijeen op het raadhuis en het ligt voor de hand te veronderstellen, dat de stadsschrijver hun oordelen en constituties aantekende. Later zal de secretaris van de hoofdmannenkamer dit hebben gedaan. Wanneer deze functionaris is aangesteld, is niet bekend. de oudst bekende is een zekere Bernardus, die kort voor 12 juni 1533 is overleden. Misschien is hij identiek met de Bernardus die in 1526/7 voorkomt *  . Toch vormden de hoofdmannen reeds eerder een college, afgescheiden van het stadsbestuur. In 1474 vinden wij voor het eerst *  , dat zij mandaten uitvaardigen zonder burgemeesters en raad, terwijl in 1458 *  voor het eerst een "Stad en Lande" secreet voorkomt.
Dit laatste jaar is dan ook als criterium genomen voor de toewijzing van dubieuze stukken aan respectievelijk stadsarchief en archieven van warven en hoofdmannenkamer. Aangezien de hoofdmannenkamer tot 1749 een stedelijk instrument was dat op het raadhuis vergaderde, ligt het voor de hand dat de scheiding tussen haar archief en dat van het eigenlijk stadsarchief, vooral in het begin, niet erg scherp was. Een uitwisseling van stukken heeft dan ook plaats gehad voor zover er geen redenen waren om ze op hun plaats te laten. Enige stukken bijvoorbeeld die men zou verwachten in de archieven van warven en hoofdmannenkamer werden bewaard in de schatkist, omdat ze het karakter van stedelijke privileges hadden gekregen. Ook het Ommelander archief bevat in zijn oudste gedeelte stukken die men in de archieven van warven en hoofdmannenkamer zou verwachten.
Van het archief en zijn bewaring en ordening is weinig bekend. Wanneer na de reductie van 1594 andere hoofdmannen en een nieuwe secretaris worden aangesteld, worden de protocollen van de afgezette secretarissen gevorderd. Dezen geven dan over een landrecht in 8? en een oud ordelboek van de landswarven in lange vorm en in leer gebonden (inv.nr. 1). Zij maken bezwaar tegen het overleveren van de protocollen aangezien zulks ook niet door hun voorgangers gedaan was. De stadhouder en de hoofdmannen bleven er echter bij dat de protocollen en verder alles wat tot het gericht behoorde niet bij hen 'als in privatorum aedibus', maar op de Kamer zelf bewaard moest blijven. De voormalige secretaris Popco Everardi beloofde daarop ze over te geven.
De opvatting dat protocollen particulier bezit waren, verklaart waarschijnlijk het ontbreken van oudere protocollen ook in het stadsarchief.
Op 18 november 1785 kregen de hoofdmannen De Sitter, Sickinghe en Keiser opdracht een register op te maken van alle charters, protocollen en stukken welke ter secrete en ordinaire secretarie van den Hove als ook elders voorhanden waren. Zeven jaar later, 23 oktober 1792, rapporteerden zij, dat zij in zoverre aan hun opdracht hadden voldaan, dat zij uit een menigte oude papieren en stukken een register hadden doen formeren en in verscheidene banden doen binden. Dit zijn de zogenaamde Charters van den Hove, welke thans, vanwege de slechte materiële toestand zijn gefotokopieerd. De fotokopieën zijn, geordend op inventarisnummer, in zelfbediening in de studiezaal raadpleegbaar. De originelen zijn niet meer te raadplegen.
Hoe eigenaardig met de archieven werd omgesprongen blijkt uit het resolutieboek van 1799. In dat jaar vorderden de raden van den Hove van de oud-hoofdman F.J.Guichart de papieren en stukken die nog onder hem berustten, maar tot de secretarie behoorden. De 20e mei 1799 rapporteerde de secretaris, dat Guichart geen bezwaar had gemaakt enige papieren die tot de secretarie behoorden te bezorgen, maar wat de registers en andere stukken betrof die op het schouwbare in de Ommelanden betrekking, was het wat anders. Deze waren niet afkomstig van de secretarie maar van zijn medeleden en gecommitteerden en hem overhandigd voor het samenstellen van de schouwregisters. Zo lang hem de kosten en jura daarvoor nog niet waren voldaan kon hij deze stukken slechts overgeven aan degenen van wie hij ze had ontvangen. De raden sommeerden hem evenwel binnen 14 dagen de stukken over te leveren, desgewenst onder recepis. Dit schijnt geschied te zijn, althans dit recepis is voorhanden en toont een indrukwekkende lijst archivalia.
In 1811 bij de opheffing van het Hof en de oprichting van een rechtbank in eerste aanleg werd het rechterlijk gedeelte van het archief overgedragen aan de griffier van de rechtbank, terwijl de stukken betreffende het toezicht op het waterschapswezen aan de prefect werden overgedragen. De daarbij opgemaakte inventaris is echter summier van inhoud.
Nadat in 1824 te Groningen een archiefkamer was ingesteld, moest ook de rechtbank in 1834 een aantal oude bescheiden afstaan; de grote massa delen en dossiers bleef evenwel onaangetast. Deze werden pas in 1875 naar het toen nog provinciaal archief overgebracht. In 1892 werd door mr. J.A. Feith een inventaris van de rechterlijke archieven in deze provincie opgemaakt. Daarin werden ook de archieven van warven en hoofdmannenkamer opgenomen. Deze inventaris bleek evenwel onvolledig te zijn. In het rijksarchief waren namelijk allerlei stukken gedeponeerd die uit het archief van de hoofdmannenkamer waren afgedwaald of daarin behoorde te zijn opgenomen. Het hierboven genoemde geval Guichart geeft hiervoor een voldoende verklaring. Zo bevatte de collectie Keizer, welke in 1861 was verworven, talrijke stukken uit het archief van de hoofdmannenkamer. In Keulen werden in 1908/9 charters aangekocht welke bijlagen bij de preferentieoordelen van de hoofdmannenkamer bleken te zijn. Soortgelijke stukken bevatte ook de collectie Meekhoff Doornbosch. Bovendien leek het mij juist het in 1811 aan de prefectuur overgedragen gedeelte, dat met de Statenarchieven van het provinciehuis was overgenomen, weer te herenigen met de rechterlijke bestanddelen.
Evenals bij de andere in het rijksarchief bewaarde bescheiden was ook hier de moeilijkheid met zekerheid de herkomst van allerlei stukken vast te stellen.
Bij de inventarisatie werden zoveel mogelijk de dossiers hersteld. De zogenoemde Charters van den Hove, als zodanig herhaaldelijk geciteerd, zijn naar herkomst beschreven. Een probleem was of de dossiers afzonderlijk beschreven in de inventaris opgenomen moesten worden. Zo ja, dan zou de inventaris zeer uitgebreid worden zo niet, dan bleef de raadpleging minder gemakkelijk. De eerste weg werd gekozen, al werd naar bekorting gestreefd evenals bij de bijlagen der preferentieoordelen.
De verandering in taak van het college maakten een splitsing van de inventaris in hoofdstukken, gescheiden door de jaren 1536, 1594 en 1749, wenselijk. Voor 1749 bleek dit niet mogelijk, aangezien de protocollen en registers gewoon doorlopen.
Van de vele benamingen waaronder de Kamer in de loop der tijden voorkomt is er kortheidshalve één als titel voor deze inventaris gekozen namelijk die van Hoge Justitiekamer als meest typerende.
De stukken van de warven zijn met die van de hoofdmannen in een doorlopende nummering opgenomen. De warven hadden geen eigen secretaris en de hoofdmannen fungeerden, ondanks de onderlinge tegenstellingen, als hun uitvoerend orgaan. Het protocol van de warven werd ook ter secretarie van de hoofdmannenkamer bewaard. Al de stukken op de warven betrekking hebbend zijn in het algemeen in hun archief opgenomen. Het zou voor de gebruiker van de inventaris te verwarrend zijn wanneer onderscheidingen werden gemaakt tussen archief van de warven, archief van de hoofdmannenkamer als uitvoerend orgaan van de warven, stukken betreffende de warven enz., gesteld nog dat het voor de samensteller van de inventaris mogelijk zou zijn steeds de aard vast te stellen. Gezien de oorsprong van de warven en de hoofdmannenkamer leek het logisch het archief van de warven voorop te zetten.
In een eerdere uitgave (z.j.) van deze inventaris waren ook beschrijvingen opgenomen van stukken uit het stadhouderlijk archief (voorheen afdeling C), Provinciaal Jachtgericht (voorheen D) en het Krijgsgerecht en de Krijgsraad (voorheen E). Deze beschrijvingen vormen nu afzonderlijke inventarissen, en wel respectievelijk de toegangnummers 137-139. De stukken behorende bij het oud-archief van het tuchthuis te Groningen zijn nu beschreven in de Inventaris van de archieven van de instellingen van het gevangeniswezen in de provincie Groningen (Publikaties van het Rijksarchief in Groningen 4).
De archieven van Gedeputeerde Staten als rechtsprekend college zijn hier niet opgenomen. Ze zijn beschreven in mijn inventaris der archieven van de Staten van Stad en Lande ('s-Gravenhage 1958).
De lijst van aanwezige zegels is samengesteld door A. Pathuis.
De Romeinse cijfers in de Nota Bene bij de beschrijvingen verwijzen naar de (vroegere) nummers van de inventaris der rechterlijke archieven door Feith. Ook zijn de oude nummers van het Reg. Feith vermeld. De afkorting PEJP geeft de warfconstituties en oordelen aan, zie literatuurlijst.
De Charters van den Hove, aangeduid met Ch.v.d.H., kunnen in kopievorm in de studiezaal worden geraadpleegd. Bij de betreffende inventarisnummers staat in de nota Bene een verwijzing naar het betreffende kopiedeel, dat daarvoor aanewzig is.
De eerdere versie-in druk verschenen-van deze toegang werd in 1994 herzien. Dit betrof met name enkele aanvullingen en specificaties van series.
Bijlagen
1. Literatuurlijst
2. Lijst van luitenants
3. Lijst van procureurs-generaal
4. Lijst van secretarissen
Regestenlijst
Geen regesten zijn gemaakt van de ordelen en constituties van de warven, (inv.nr. 1) aangezien deze zich niet alle leenden voor de regestvorm en bovendien tot 1601 in druk zijn uitgegeven in de Verhandelingen van Pro Excolendo Jure Patrio7e deel 1e stuk, Groningen 1863. Ook leek het niet nodig regesten op te nemen van dijkbrieven en soortgelijke stukken in kopie sinds 1750 verworven, aangezien deze alle in betere tekst voorkomen in de Catalogus der inventarissen in de provincie Groningen, door J.A. Feith (Groningen, Den Haag 1901).
Lijst van aanwezige zegels (door A. Pathuis)
1. Toelichting
2. Zegellijst
3. Zegels met letters of monogrammen
4. Zegels met onbekende wapens

Kenmerken

Beschrijving:
De archieven van de Hoge Justitiekamer te Groningen en andere gewestelijke rechterlijke instellingen
Bewerker:
W.J. Formsma
Behoort tot collectie:
Rijk
Laatste Publicatie:
2013 (herziene versie)
Omvang:
591 charters 68,5 m standaardarchiefberging
Bijzonderheden:
Betreft archief der warven en van de hoofdmannenkamer