Uw zoekacties: Familie Wesselman van Helmond, 1402-1969

12002 Familie Wesselman van Helmond, 1402-1969 ( Regionaal Historisch Centrum Eindhoven )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inventaris
INLEIDING
12002 Familie Wesselman van Helmond, 1402-1969
INLEIDING
Geschiedenis van de familie Wesselman van Helmond.

De protestantse familie Wesselman stamt uit het hertogendom Kleef. De stamvader van het geslacht vestigde zich rond het begin van de achttiende eeuw in het huidige Nederland. Daar ontstond waarschijnlijk een Amsterdamse, maar in elk geval een Gelderse tak van de familie. Bij Koninklijk Besluit van 1 mei 1841, nr. 10 werd C.F. (II) Wesselman verheven in de Nederlandse adel met de titel jonkheer. Zijn nakomelingen kregen recht op het voeren van dit predikaat. Bij het Koninklijk Besluit van 20 november 1881, nr. 35 kregen de leden van de familie vergunning de naam Wesselman van Helmond te dragen. Een uitgebreide stamreeks van de familie Wesselman van Helmond is achter deze inleiding gevoegd.

Hendrik Weisselman.

De stamvader van de familie. Hendrik Weisselman, werd voor 1680 geboren in Diersfort, een dorpje nabij Wesel (Dld.). In 1707 trouwde hij te Gennep met Geertruid Croon, afkomstig uit het molenaarsgeslacht Haack. In 1768 stierf zij op 87-jarige leeftijd in het his va haar zoon te Nijbroek (Gld.). Hendrik was waarschijnlijk al jaren eerder overleden. In 1736 wordt hij bij het huwelijk van zijn zoon Pieter voor het laatst vermeld. Over het door hem uitgeoefende beroep en zijn eventuele ambten is niets bekend. In de metaalbewerking vonden vele leden van de familie Weisselman werk, dus mogelijk dient zijn beroep in die nijverheid gezocht te worden.

Pieter Wesselman

Van Hendriks zoon Pieter Wesselman zijn meer gegevens beschikbaar, hoewel zijn leven betrekkelijk vaag blijft. In 1731 vestigde hij zich vanuit Culemborg in Voorst (Gld.), waar hij 8 juli 1736 voor de predikant A.F. Morses trouwde met Hendrina Pluym uit Apeldoorn. Haar vader Teunis Jansen Pluym, een kolenbrander, begon in 1732 in Clarenbeek te Beekbergen, onder Voorst, een kopermolen. Het is mogelijk dat Wesselman daarin in 1731 al belangen had.
In 1737 wordt zijn oudste dochter Alyda geboren op 'De Copermolen' van Clarenbeek, waar Wesselman na zijn huwelijk is gaan wonen. Wesselman was op dat moment zeker nog niet in het bezit ervan. Mogelijk heeft hij Pluym, die vrij plotseling over voldoende geld beschikte om een molen te kopen, een lening verschaft. Pas in 1764 kocht Wesselman samen met J. Hessels en J.R. Krepel de molen, om de financiele problemen waarin zijn schoonmoeder na de dood van Pluym verzeild was geraakt, op te lossen. In 1750 verliet hij 'De Copermolen' om zich in Nijbroek te vestigen. Dat hing samen met de verwerving van het ambt van vicerichter en secretaris van het ambt van Nijbroek, dat hij later wist uit te breiden met de functie van substituut-ontvanger van de verponding te Apeldoorn, het Loo en Nijbroek.
Wat Pieter Wesselman deed voordat hij in 1750 een ambt in Nijbroek verwierf is onduidelijk. De 'erfdeling en magescheid' die na zijn overlijden werd opgemaakt door zijn kinderen, toont dat hij in elk geval een aanzienlijk vermogen bezat. Wesselman behoorde met zijn bezit van 105 1/2 morgen land niet tot de onbemiddelsten in de Veluwe.
Van zijn kinderen treedt vooral Carel Frederik (I) Wesselman als archiefvormer op de voorgrond.

Carel Frederik (I) Wesselman.

Essayeur.
Carel Frederik werd in 1746 geboren op 'De Copermolen' van Clarenbeek te Beekbergen. Op die molen maakte hij kennis met de metaalbe- en -verwerking. Van 1762 tot 1766 was hij in de leer bij de essayeur Hendrik Vroom te Amsterdam. Daar leerde hij het vak, want Vroom had een groot wisselkantoor en laboratorium. Hij handelde tevens op grote schaal in munten. Reeds in 1767 werd Wesselman benoemd tot essayeur van de stad Amsterdam, waarbij hij de eed aflegt zich 'in het zelve ampt getrouwelijk te zullen gedragen'. Een essayeur was als keurmeester, als chemisch analist, belast met de kwaliteitscontrole van aangeleverd goud- en zilverwerk.

Na keuring kon edel metaal dan voor muntslag in aanmerking komen. Wesselmans chemische kennis blijkt uit diverse stukken in het familiearchief. Wesselman is als enige essayeur van de stad Amsterdam werkzaam geweest.
Naast zijn essayeurschap, dat hij tot 1777 bekleedde, hield hij zich met verschillende handels- en bedrijfs-activiteiten bezig. Hij financierde gedeelten in de vracht van westindievaarders. Na zijn huwelijk in 1770 met Anna Sebilla Wilhelmina Plencker, weduwe van Gerrit Haye van der Beeren, zette hij Haye's bedrijf, de 'steenmetserye' en 'steencoperye' te Amsterdam aan de Amstel voort. Als opvolger van Haye participeerde hij ook in de steenbakkerij op Delwijnen in de Bommelerwaard. In 1780 trok hij zich uit dat compagnonschap terug.
Wesselman was derhalve op verschillende fronten actief, maar vooral zijn activiteiten als essayeur heeft hij nauwkeurig te boek gesteld. Zijn andere activiteiten blijven enigszins in het vage. Door middel van verspreide verwijzingen en aantekeningen in de aanwezige registers worden deze activiteiten verduidelijkt. Na het overlijden van zijn vader in 1776 nam hij diens belang in de kopermolen van Clarenbeek over en in zijn functies bevoordeelde hij de molen zo sterk mogelijk.

Muntmeester.

In 1777 solliciteerde hij, reagerend op een anonieme tip, naar de vacante plaats van muntmeester-particulier te Utrecht, en werd daarin door de Staten van Utrecht benoemd. Een muntmeester-particulier was een functionaris in dienst van de Staten van Utrecht, maar voerde als zelfstandig ondernemer de bedrijfsvoering van de Munt. Binnen een aantal streng gecontroleerde regels, vastgesteld door het College van Raden en Generaal Meesters van de Munten te 's-Gravenhage, was hij vrij zijn eigen beslissingen te nemen. Zijn akte van benoeming en de instructie die hij voor zijn werkzaamheden van dat College kreeg zijn bewaard gebleven. Als muntmeester had hij recht op vrije woning in het gebouw van de Munt.
Wesselman heeft van deze woonruimte ook zeker gebruik gemaakt, al is bekend dat hij in Utrecht andere bezittingen had, te weten in de Kalverstraat en op het Vreeburg. Tot 1783 bekleedde hij deze functie, klaarblijkelijk met groot enthousiasme. Hij deed veel kennis op van het muntwezen van de Republiek, waarvoor hij ook na zijn vertrek grote belangstelling hield. Rond 1800 bracht hij aan de regering advies uit over de plannen tot het instellen van een Nationale Munt in de Bataafse Republiek. Zijn advies werd grotendeels gevolgd.
Zijn activiteiten administreerde hij nauwkeurig. Het archief van C.F. (I) Wesselman is, voor zover bekend, het enige archief van een muntmeester-particulier waarin uitgebreide informatie te vinden is over de bedrijfsvoering van een munt¬meester aan het eind van de achttiende eeuw. Het bedrijf legde hem geen windeieren. Zijn broer Daniel Cornelis trad op als tussenpersoon in de transporten van duiten en munten. En alleen al in de handel in gouden munten waarin de beide broers opereerden gingen honderdduizenden guldens om!

Heer van Helmond.
In 1781 kocht hij van Nicolaas Antoine, Graaf van Arberg, de bijna failliete heerlijkheid Helmond. De koopsom werd na lange onderhandelingen bepaald op 155.000 gulden.
Nadat hij zich in 1783 definitief in Helmond had gevestigd trachtte hij door een kiene exploitatie van de heerlijke rechten zijn inkomen op te voeren. Ondanks de problemen voortkomende uit de Franse inmengingen, de afschaffing van de heerlijkheden en de aantasting van de heerlijke rechten was hij daarin succesvol. Het grondbezit dat hij door de aankoop van de heerlijkheid verworven had breidde hij door aankoop van onroerend goed sterk uit. Door innovatieve landbouwmethoden wist hij zijn grondbezit tot ontwikkeling te brengen. Idealisme ging hierbij gepaard met eigenbelang: de stijgende graanprijzen maakten de ontginning van woeste gronden aantrekkelijk.
Zijn belangstelling voor en deskundigheid op landbouwkundig gebied brachten hem er waarschijnlijk ook toe lid te worden van de 'Oeconomischen tak van de Hollandsche Maatschappye der Wetenschappen, opgericht te Haarlem', waarvan hij in elk geval in 1782 lid was.
Rond 1801 participeerde hij in de papiermolen 'De Eendragt' te Nijbroek. Oorspronkelijk was dit een onderneming van zijn overleden zwager Jan Hessels. Door de financiele steun van Carel Frederik werd zijn zuster Alyda in staat gesteld de bedrijfsactiviteiten voort te zetten onder de naam 'Weduwe Hessels & Co'. In de kopermolen van Clarenbeek participeerde hij al vanaf de dood van zijn vader in 1779.

Carel Frederik (II) Wesselman (1780-1853).

Steunpilaar en fabrikant.
Carel Frederik werd in 1780 geboren te Utrecht. Hij kreeg vanaf 1798 een opleiding aan een exclusieve school in Duisburg (Dld.). In 1802 promoveerde hij tot meester in de rechten te Leiden. Na zijn opleiding ontwikkelde hij zich tot de belangrijkste steunpilaar van zijn vader bij het beheer van het uitgebreide onroerend goed. Ook hij ontwikkelde zich tot een erkend landbouwdeskundige. Tijdens zijn opleiding in Duisburg was daar ook sterk de nadruk op gelegd. Derhalve werd ook hij een vooraanstaand lid van de Commissie van Landbouw, waarvan hij van 1806-1850 het secretariaat voerde. Wesselman was een groot bewonderaar van de Duitse fysiocraat Albrecht Thaer (1752-1828), door landbouwkundigen aangeduid als de grondlegger van de moderne landbouwwetenschap. Die bewondering ging zo ver dat hij vertalingen publiceerde uit Thaer's 'Einleitung zur Kentnisse der englischen Landwirtschaft' en diens 'Annalen des Akkerbauers' in het 'Magazijn van vaderlandsche landbouw' van Jan Kops. Zijn grote belangstelling voor de landbouw blijkt ook uit de boeken die hij bij erkende boekhandelaren als A.J. Thieme in Zwolle aanschafte.
In tegenstelling tot zijn vader interesseerde de jonge Wesselman zich voor godsdienstige aangelegenheden.
Hij was van 1806 tot 1845 kerkmeester van de Helmondse Hervormde gemeente en nam in 1839 zitting in het 'Provinciaal College van Toezicht over de kerkelijke administratie van de hervormden in Noord-Brabant'. Zijn betrokkenheid kan ook blijken uit het lidmaatschap van het 'Nederlandsche Gods-dienstige Traktaat-Genootschap'.
In 1803 werd hij benoemd tot schout van Mierlo en Geldrop, maar weigerde deze benoeming te aanvaarden.
Met het geld van zijn vader, diens volle instemming en diens zakelijk instinct op de achtergrond werd de jonge Wesselman tot de bedrijfsleider van zijn vader toen deze zich op het industriele pad begaf. Vanaf 1802 exploiteerde hij een korenbranderij en jeneverstokerij, vanaf 1811 trad hij op als compagnon in de blekerij, weverij en damastweverij 'Wesselman, Bogaers en Sanders'. Als industrieel werd hij lid van de 'Nederlandsche Maatschappij ter bevordering van de nijverheid in het departement 's-Hertogenbosch' en de 'Nederlandsche Huishoudelijke Maatschappij'.

Ambtenaar.
In 1810 werd Carel Frederik (II) Wesselman benoemd tot maire van Helmond, een functie waarin hij voor de eerste keer ambtelijke ervaring op deed als voornaam ambtenaar. In 1814 zette hij zijn loopbaan voort als districtscommissaris, een functie die hij tot de opheffing daarvan in 1850 met grote autoriteit uitoefende. Een benoeming in het Gedeputeerd Bestuur van Brabant weigerde hij 'wijl zijn verblijf dan bestendig in 's Bosch zou moeten zijn, 8 uur van hier en het hem niet convenieert wegens mijn hoge jaren en groten omslag van landerijen om zig zo ver van huis te verwijderen'. Vanaf 1846 werd hij in zijn ambt gesteund door zijn zoon Carel Frederik (III), die aangesteld werd als plaatsvervangend districtscommissaris. De pogingen die hij aanwendde om zijn zoon als districtscommissaris op te laten volgen faalden tot zijn grote teleurstelling.

Carel Frederik (III), Willem Lodewijk Joost, Adriaan Pieter (I) en Adriaan Gilles Wesselman.

Het overlijden van Carel Frederik (II) Wesselman in 1853 betekende een verandering in de positie van de familie. Wesselman had als districtscommissaris veel politieke invloed gehad in Helmond. Zijn zonen hadden dat in mindere mate.

Carel Frederik (III) Wesselman was nog wethouder, zijn broers niet meer. Hij was in 1842 in Utrecht gepromoveerd in de rechten. Enige tijd oefende hij een juridische praktijk uit. Nadat hij in 1850 ontheven was uit het plaatsvervangend districtscommissariaat vervulde hij geen ambtelijke functie meer. Wel was hij als opvolger van zijn vader lid van het 'Provinciaal College van Toezicht op de kerkelijke administratie der hervormden in Noord-Brabant'. In 1860 werd hij voorzitter van de 'Nederlandse Maatschappij ter bevordering van de Nijverheid', afdeling Helmond.
Willem Lodewijk Joost volgde zijn vader in 1848 op als compagnon in 'Wesselman, Bogaers en Sanders'. In 1869 trok Wesselman zich volledig uit de compagnonschap terug, waarna het bedrijf verder ging onder de naam 'Bogaers en Sanders'. Sindsdien hield hij zich, naast waarschijnlijke activiteiten als bankier, voornamelijk bezig met zijn grootste hobby: het fokken van jachthonden. Als fokker had hij daarvoor al landelijke bekendheid gekregen. Als opvolger van zijn broer Carel Frederik (III) was hij van 1870 tot 1879 lid van de gemeenteraad.
Adriaan Pieter (I) was de enige van de broers die huwde en voor nageslacht zorgde. Ook hij promoveerde in de rechten; over zijn beroepsactiviteiten is niets bekend.
Over de activiteiten van Adriaan Gilles Wesselman is eveneens weinig bekend. Hij was na het overlijden van zijn broer Willem Lodewijk Joost lid van de gemeenteraad van Helmond, terwijl hij eveneens jarenlang voorzitter was van de Noord-Brabantse Maatschappij van Landbouw.
Carel Frederik (IV) en Emile Adriaan Pieter Wesselman van Helmond.

De oudste zoon van Adriaan Pieter (I) Wesselman, Carel Frederik (IV), volgde in 1895 zijn oom Adriaan Gilles op als eigenaar van het kasteel. Evenals zijn oom bekleedde hij een raadszetel. Al vanaf 1900 trachtte hij het kasteel te verkopen. Uiteindelijk toonde de gemeente Helmond belangstelling. Evenals zijn broer Emile Adriaan Pieter leefde hij het leven van een rentenier. Hij was een zeer actief voorvechter van het Rode Kruis.

Emile Adriaan was een gedreven jager, die er - volgens zijn 'jachtboeken' - bijna dagelijks op uit trok.
De huidige takken van de familie Wesselman van Helmond stammen van deze beide broers af.

Kenmerken

Gemeente:
Helmond
Type archief:
Particulier