Uw zoekacties: Gemeente Langerak, 1277 - 1945

796 Gemeente Langerak, 1277 - 1945 ( Regionaal Archief Dordrecht )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Aanwijzingen voor de gebruiker
Openbaarheidsbeperkingen
Beperkingen aan het gebruik
Andere toegangen
Aanvraaginstructie
Citeerinstructie
Inleiding
1. Geschiedenis
796 Gemeente Langerak, 1277 - 1945
Inleiding
1.
Geschiedenis
Ten zuiden van de rivier de Lek in de Alblasserwaard tussen de dwergstadjes Ameide en Nieuwpoort ligt langs een recht stuk rivier ("het lange rak") Langerak. De geografische situatie is hier sedert de ontginning van dit gebied in de 11e en 12e eeuw en de aanleg van de ringdijk rond de Alblasserwaard weinig veranderd *  . Alle bebouwing is geconcentreerd langs de Lekdijk. Vanaf het oosten op de grens met Tienhoven, waar het huis Langestein lag, tot in het westen tegen Nieuw-poorts wallen aan liggen de boerderijen in variërende dichtheid langs de dijk. In het westen is een duidelijk centrum: de kerk, de school, het raadhuis; vroeger ook het kasteel en het rechtshuis. Evenwijdig aan de Lekdijk loopt beneden in de polder de Tiendweg. Zijn naam verraadt zijn oorsprong en zijn zuiver agrarische functie. *  . De percelen ("weren") lopen van de Lek de polder in tot de grens met de polders Oud-Goudriaan en Noordzijde. * 
De bevolking bestond afgezien van wat vissers (smid, timmerman en andere ambachtslieden woonden te Nieuwpoort) uit boeren. Het belangrijkste product, geteeld op de "voorhoofden" (de hoogstgelegen delen der weren), was de hennip. Hiernaast verbouwde men natuurlijk granen en sedert het einde van de 18e eeuw ook aardappelen. In het lager gelegen gedeelte der polder lagen de weide- en hooilanden *  . De ligging aan een schoordijk (geen uiterwaarden) bracht veel ellende. Een aantal wielen getuigt hier nog van. Maar niet alleen dijkdoorbraken te Langerak zelf, ook doorbraken elders in de Alblasserwaard zetten de polder onder water (voor het laatst in 1820). De talloze aanvragen tot vermindering of kwijtschelding van belastingen brengen goed tot uitdrukking hoe zwaar de lasten van deze ellende op de bevolking drukten. *  De Lekdijk, een onderdeel van de ringdijk van de Alblasserwaard, beschermt de polder tegen het rivierwater. Langerak wordt mede aangeslagen in de kosten van dit hoogheemraadschap ("dijklasten"). Het onderhoud van de Lekdijk is thans bij het hoogheemraadschap, maar geschiedde tot in de vorige eeuw door de dijkgeslaagden (particulieren die verplicht waren een bepaald gedeelte dijk te onderhouden). Naast een aandeel in de dijklasten onderhield Langerak nog een slag (stuk dijk) op de Bazeldijk (Zouwedijk). De heer van Langerak benoemde een hoogheemraad in het college van dijkgraaf en hoogheemraden. Sedert 1856 (nieuw reglement van het hoogheemraadschap) benoemd door de koning op voordracht van de hoofdingelanden, die worden gekozen door de stemgerechtigde ingelanden *  .
In het oosten wordt de polder tegen het water uit de hoger gelegen polders Tienhoven, Ameide en Meerkerksbroek beschermd door de Langesteinse kade; in het westen loopt de Scheikade (ook wel Postkade) langs de Nieuwpoortse vliet. Dit is de grens met het oude Liesveld (polders Gelkenes, Ammers-Graveland, Achterland en Peulwijk). De oude afwatering van Langerak liep door het stadje Nieuwpoort naar de Lek. Sedert 1366 watert men af op de boezem van de Overwaard. *  De lasten van dit waterschap ("watergravegeld") worden door Langerak mede gedragen. Het onderhoud van de kaden langs de boezem was verdeeld over de afwaterende polders. Op vier plaatsen lagen de slagen door Langerak te onderhouden. In het begin van deze eeuw is het onderhoud overgegaan op het waterschap *  . In het college van watergraaf en waterheemraden benoemde de heer van Langerak tot 1851 (nieuw reglement) een waterheemraad. *  De drie molens waarmee Langerak op de boezem van de Overwaard afwaterde, lagen in de zuidwesthoek, het laagste deel van de polder. In 1939 werd er één vervangen door een electrisch gemaal, terwijl een tweede het jaar daarop door oorlogshandelingen in vlammen opging *  .
Zoals gewoonlijk in de Alblasserwaard vormt de polder één heerlijkheid. Echter met deze uitzondering dat in de noordwesthoek van de polder het stadje Nieuwpoort voor de helft in de polder ligt. De heren van Langerak en het aangrenzende Liesveld geven in 1283 een handvest aan de poorters van Nieuwpoort, dat voor de helft op Langeraks en voor de helft op Liesvelds gebied ligt *  . De heer van Langerak is dan ook heer van half-Nieuwpoort *  .
In de 13e eeuw is Langerak in het bezit van de heren van Langerak *  . Door het huwelijk van de erfdochter Elburg van Langerak met Rutger van den Boetzelaer komt Langerak in dit geslacht. (1457) *  . Tot 1598 blijft het in de hoofdtak van de Van den Boetzelaers die tevens heren van Asperen zijn. Dan gaat Langerak naar een jongere zoon, Gideon van den Boetzelaer. * 
De heerlijkheid is een stichts leen *  , maar in navolging van naburige heren verwerft de heer van Langerak zich de facto een zelfstandige positie. Hij is echter niet machtig genoeg om dit tegenover de Staten van Utrecht tot een goed einde te brengen. In de 16e eeuw zijn er eindeloze processen. In 1599 komt er een akkoord tot stand tussen de Staten en Rutger van den Boetzelaer, heer van Asperen en Langerak, optredende voor zijn zoon Gideon. *  De Staten geven Gideon de hoge jurisdictie van Langerak "gelegen in den lande van Utrecht op die zuydtsijde der riviere van der Lecke, daar die halve Nijpoort meede op staat ende onder begreepen is, in ende tot een onversterffelijk erfleen". Nadrukkelijk wordt bepaald, dat "die placcaten in den lande van Utrecht gepubliceert en noch te publiceeren meede tot Langeraeck voornoemt sullen werden gepubliceert en achtervolcht". Ook al noemen de heren van Langerak zich "vrijheer" en hun heerlijkheid een "vrije", de souvereiniteit berust bij de Staten van Utrecht. Slechts door het bezit van de hoge jurisdictie onderscheidt de heer van Langerak zich van de heren der lage heerlijkheden.
Sedert 1599 worden achtereenvolgens door de Staten van Utrecht *  met de hoge heerlijkheid beleend (de belening met de lage en middelbare jurisdictie vond meestal enige dagen eerder door de Staten plaats):
1599 juli 25 Gideon van den Boetzelaer, heer van Langerak. * 
1634 juni 6 Rutger Wessel van den Boetzelaer, heer van Langerak; zoon van Gideon. * 
1654 juni 8 Frederik Hendrik van den Boetzelaer, heer van Langerak; broer van Rutger Wessel. * 
1675 sept. 10 Frederik Gideon van den Boetzelaer, heer van Langerak; zoon van Frederik Gideon. * 
1711 nov. 14 Frederik Hendrik van den Boetzelaer, heer van Langerak; zoon van Frederik Gideon. * 
1721 aug. 30 Franco Pauw en Anna Constantia Schaep, heer en vrouwe van Langerak; door koop van Frederik Hendrik van den Boetzelaer, gehuwd met hun dochter Elisabeth. * 
1725 juni 5 Anna Constantia Schaep, vrouwe van Langerak; na de dood van haar man.
1728 febr. 11 Elisabeth, barones van den Boetzelaer, geboren Pauw; na de dood van haar moeder.
1736 mei 15 Mr. Cornelis Trip, heer van Oud- en Nieuw-Goudriaan, heer van Langerak; door koop.
1753 sept. 22 Maria le Seutre, vrouwe van Langerak; weduwe van mr, Cornelis Trip.
1775 nov. 11 Maria Trip, vrouwe van Langerak; na de dood van haar grootmoeder.
1775 nov. 11 Mr. Arnold Adriaan van Tets, heer van Goudriaan en Langerak; door koop van mr. Willem Boreel, echtgenoot van Maria Trip. * 
1793 juli 17 Mr. Lambertus Pieter van Tets, heer van Langerak; zoon van mr. Arnold Adriaan. * 
Na de franse tijd zijn de bezitters der heerlijkheid te vinden in de inventaris (inv. HL. nrs. 9-15). Op 1 augustus 1929 koopt ir. Hero Berend (Struivig) de Groot de heerlijkheid en op 1 november 1955 de Levensverzekerings-Bank te Rotterdam. * 
Het kasteel van Langerak met 12 morgen land is leenroerig aan de grafelijkheid van Holland. De bezitter wordt beschreven in de ridderschap van Utrecht. Tot 1707 zijn kasteel en heerlijkheid in één hand. Het wordt uit de boedel van Frederik Gideon toegewezen aan Helena Velters, weduwe van de heer van Kruiningen. *  Na in 1722 door Samson de l'Homme, heer van La Chevellière, gekocht te zijn komt het kasteel via testamentaire beschikking eerst in handen van de burggraven van Dohna en vervolgens door koop in het bezit van Philips Jacob, graaf van den Boetzelaer, heer van Asperen *  Het kasteel is nu (1737) teruggekeerd in de hoofdtak, die zich nu weer tooit met de titel "heer van Langerak". In 1773 erft een jongere zoon, Benjamin, het kasteel. *  . Hij laat nogal het een en ander afbreken rond het kasteel *  . Zijn dochter Elisabeth Henriette, de laatste telg uit deze tak, overlijdt in 1813 te Langerak. Zij was sedert de dood van haar vader (1807) eigenaresse. *  Haar moeder Agatha Maria Isabella Catharina Anna, barones Sulyard de Leefdael (overl. 1832) erft het kasteel (beter kunnen we nu spreken van het huis). Sedert 1832 komt het door koop in handen van plaatselijke families (De Ruiter, Rozendaal en Slob). Rond 1840 worden de overblijfselen van het oude kasteel afgebroken. Op het terrein staat sedertdien de boerderij "Het Slot". In 1929 koopt ir. Hero Berend (Struivig) de Groot de boerderij. De Nationale Levensverzekerings-Bank te Rotterdam is de huidige eigenaar. * 
Behalve een kasteel stond er te Langerak nog een ridderhofstad genaamd Langestein. Oorspronkelijk een arkels leen wordt Langestein met 24 morgen land na de arkelse oorlogen een leen van de grafelijkheid van Holland. Tot 1642 heeft het dezelfde eigenaren als het kasteel en de heerlijkheid. Het wordt uit financiële nood verkocht aan Willem Ploos van Amstel, raadsheer te Utrecht. *  Deze doet moeite om als bezitter van de ridderhofstad beschreven te worden in de ridderschap van Utrecht. *  Ook vroeger schijnen de heren van Langerak hier voor geijverd te hebben. *  In 1699 wordt de plaatselijke familie Maath eigenaar, in 1769 de plaatselijke predikant: ds. Willem van der Burgt. In 1800 koopt de rotterdamse familie Herrewijn Langestein. Het is nu een voorname boerenhofstede. De erven Herrewijn verkopen in 1873 het huis met het land aan de familie Van Zessen. *  De tienden te Langerak (behalve die van het kerkeblok) werden door de heren van Willige Langerak in leen gegeven. Sedert 1681 wordt de amsterdamse familie De Graeff van Zuid-Polsbroek hiermee beleend. *  In de jaren 1844-1849 werden de tienden door het polderbestuur van Langerak gekocht en door de ingelanden afgekocht. * 
De rechten, die de heren van Langerak naast het recht op overheidsgezag bezaten, (zogenaamde ambachtsgevolgen) worden in de verleibrieven niet gespecificeerd. Gegevens over een veerrecht, een visrecht en een jachtrecht vindt men in de archieven. *  In de franse tijd zijn de heerlijke rechten afgeschaft. Wel herstelde Willem I in 1814 de heerlijke rechten, maar in getemperde vorm. Bij de grondwet van 1848 verdween het laatste spoor van eigenlijk gezegd heerlijk recht (van overheidsgezag als zaak in de handel) *  . Heerlijke rechten als jacht- (tot 1923), veer- en visrecht bleven bestaan. Het polderbestuur van Langerak heeft van het bestaan van een heerlijk jacht- en visrecht nog moeilijkheden genoeg ondervonden. *  Hoe werkte nu het bestuur? Er is geen scheiding tussen dorps- en polderzaken. Een college van schout en zeven schepenen, ook wel waarsman en gerechten genaamd (oorspronkelijk heemraden), voert het bestuur geassisteerd door een secretaris onder de supervisie van de heer (of diens gecommitteerde/rentmeester). De schout (waarsman) is een belangrijk man. Hij wordt evenals de schepenen door de heer benoemd. Hij onderhoudt de contacten met de Staten van Utrecht, met de Alblasserwaard en de Overwaard. De schepenen (gerechten) assisteren hem. Samen oefenen zij ook de lage rechtspraak uit. De hoge vierschaar, samengesteld uit (een vertegenwoordiger van) de heer en leenmannen, spreekt recht in beroep en bij zware delicten. De inning der "ongelden" (dijk- en watergravegeld, binnenlandse lasten en belastingen van de provincie Utrecht) geschiedt ook door de schout en schepenen.
Door het systeem van de "overmorgens" (extra-inning) is dit lucratief. Een college van "achtmannen" (gekwalificeerde ingelanden) wordt gehoord bij belangrijke financiële zaken. *  Ook in Langerak zien wij de ontwikkeling dat de ambtenaren van de heer de belangrijkste posten in het dorpsbestuur aan zich trekken. Dat de rentmeester van Langerak tevens secretaris is, is niet zo verwonderlijk. Maar wanneer in plaats van een rentmeester een drossaard zijn intrede doet (midden 17e eeuw) en deze tegelijk schout wordt, dan verliest de bevolking de greep op het dorpsbestuur (althans dat deel van de bevolking dat er greep op had). Wel blijft er een waarsman (ook wel burgemeester) als hoofd van de schepenen fungeren, maar zijn invloed is gering. Ook de financiële administratie komt in handen van de drossaard. Sedert 1723 wordt hij tot gadermeester aangesteld ondanks hevig verzet van de bevolking. *  De zwakke financiële positie van de Van den Boetzelaers doet hen deze ambten te gelde maken. *  De bevolking toch al zwaar getroffen door de vele overstromingen ondervindt hier de nadelen van. Een triest voorbeeld is Carel van Belle: drossaard, schout, secretaris, gadermeester en stadhouder en griffier van de lenen. *  De door hem veroorzaakte chaos in de administratie, samenvallend met het vertrek van de Van den Boetzelaers, doet de Staten van Utrecht veel directer in het plaatselijk bestuur ingrijpen. Dit gaat ten koste van de heren (bv. het afhoren van de rekening geschiedt nu door de Staten).
De tweede helft van de 18e eeuw brengt rust. Het gaat de bevolking weer wat beter, maar zwaar blijft de hoge rentelast door de vele "negotien" (leningen) op de omslagen drukken. *  Zonder enig bloedvergieten wordt ook te Langerak de vrijheidsboom geplant, op 19 februari 1795. *  Onder leiding van de uit ballingschap teruggekeerde schoolmeester Andries Kooiman worden de oude bestuurders afgezet en een municipaliteit gevormd. De eerste president is Benjamin van den Boetzelaer. *  Gelaten ondergaat men de vele elkaar snel opvolgende veranderingen in het bestuur. In 1811 wordt Langerak samengevoegd met Ottoland en Goudriaan tot de gemeente Goudriaan. *  Bij K.B. van 7 maart 1816 wordt het hersteld als zelfstandige gemeente in de provincie Zuid-Holland. *  Langerak is nu via de indelingen in de franse tijd haast ongemerkt losgemaakt uit de provincie Utrecht, waarvan het een wel zeer afgelegen uithoek was, een enclave in de Alblasserwaard. * 
De gemeente Langerak (1.000 inwoners) heeft natuurlijk niet veel om het lijf. Het is een rustig boerendorp zonder enige andere bedrijvigheid. Een apart polderbestuur (wel met dezelfde personen bemand als het gemeentebestuur) behartigt de waterschapsbelangen. Een polderschout en drie heemraden bijgestaan door een secretaris en penningmeester oefenen het polderbestuur geheel volgens de richtlijnen van hogerhand uit. De rechtspraak is overgegaan naar de rechtbank van eerste aanleg te Gorinchem, later het kantongerecht te Sliedrecht. Tot 1848 draagt de heer van Langerak bij benoemingen nog personen voor aan de koning; dan is ook de laatste band tussen heerlijkheid en burgerlijk bestuur verdwenen. De burgemeester, tevens secretaris, is tegelijk burgemeester van Nieuwpoort en Groot-Ammers, Het raadhuis te Nieuwpoort is de zetel van het bestuur. Behalve een bode heeft de gemeente Langerak geen personeel. Pas na 1851 komen er meer ambtenaren, altijd tevens in dienst van Nieuwpoort en Groot-Ammers. De gemeenteraad bestaat tot 1851 uit vier leden; daarna uit zeven. Twee wethouders staan de burgemeester bij (voor 1851 assessoren). Het zijn rustige jaren: behoudens enige epidemiën onder het vee gaat het de boeren goed. Men bouwt een eigen gemeentehuis en na veel aandrang van hogerhand ook een nieuwe school. * 
Rond 1900 zal ook hier, zij het aarzelend, de moderne tijd zijn intree doen. De huidige nederlandse hervormde kerk van Langerak dateert grotendeels uit de 15e eeuw. Het tijdstip van stichting is evenals de patroonsheilige onbekend. *  De enige gegevens over het kerkelijk leven te Langerak voor de hervorming leren wij kennen uit het verslag, dat Matheus Ricaldi, pastoor van Langerak, doet over de toestand van zijn parochie in 1567. *  In dat jaar blijkt bijna de gehele bevolking, met de heer van Langerak en zijn zoons voorop, ketters. Na de roerige eerste jaren van de opstand is Petrus Valkius; (Valck) de eerste predikant die wij kennen (1600), Langerak behoort tot de synode van Zuid-Holland, classis Gouda. Lang duurt dit niet, want in 1612 valt het onder de synode van Utrecht, classis Utrecht. * 
Sedert 1816 (nieuwe kerkorde) behoort het weer tot de classis Gouda. De heren van Langerak oefenden het collatierecht uit tot het begin van deze eeuw. Het kerkelijk leven te Langerak onderscheidt zich niet van dat van andere dorpen tijdens de Republiek. Isaac Insen, een amsterdamse metselaar, laat ook de kerk van Langerak delen in zijn rijkdom. In 1756 schenkt hij fl. 5.000,-- voor de bouw van een nieuwe pastorie en aan de diaconie f 2.000,--. *  Na de invoering van de nieuwe kerkorde heeft men het maar moeilijk met het hoger kerkelijk gezag. Men houdt vrij beheer. Ook het diaconie-armbestuur ondervindt de inmenging van bovenaf. Sedert 1777 zorgde het samen met het burgerlijk armbestuur voor alle armen te Langerak. Dit wordt in 1852 verboden. *  De reden voor dit verbod is duidelijk: niet alle inwoners van Langerak behoren meer tot de nederlandse hervormde kerk. Er is een christelijk-afgescheiden gemeente en bij de doleantie zullen nog meer lidmaten de kerk verlaten. Rond 1900 is de toestand van het kerkgebouw zo slecht, dat men aan nieuwbouw denkt. Gelukkig besluit men tot restauratie. *  In 1969 is een nieuwe restauratie voltooid. De toren was in 1953 reeds door de gemeente gerestaureerd.
2. De archieven