570 Afdeling Dordrecht van de Koninklijke Maatschappij Tuinbouw en Plantkunde ( Regionaal Archief Dordrecht )
570
Afdeling Dordrecht van de Koninklijke Maatschappij Tuinbouw en Plantkunde
Aanwijzingen voor de gebruiker
laatste wijziging 06-02-2024
72 beschreven archiefstukken
Inleiding
1. Geschiedenis
570 Afdeling Dordrecht van de Koninklijke Maatschappij Tuinbouw en Plantkunde
Inleiding
1.
Geschiedenis
In de 19e eeuw was tuinbouw niet veel meer dan het kweken van groente, kasvruchten, champignons en tabak. Heesters werden zelden gekweekt en bloemen al helemaal niet. Er bestond nog geen tuinbouwonderwijs. Op de lokale markten verkochten tuinders hun teelt. Kennis over de teelt werd veelal persoonsgebonden. Gedurende de 19e eeuw gingen veel plantenverzamelaars in oerwouden en andere onherbergzame gebieden op zoek naar onbekende planten. De Nederlander Van Siebold verzamelde in Indië en Japan honderden tot dan onbekende planten en stuurde deze naar Nederland. Er ontstond veel interesse voor deze nieuwe plantensoorten.
Halverwege de 19e eeuw ontstond het idee dat mensen moesten samenwerken: niet zelf pionieren maar je verenigen en de kennis bundelen.
De Amsterdamse arts en apotheker D.J. Coster riep sympathisanten op om een vereniging te vormen. Zijn oproep vond gehoor en op 27 september 1873 werd in Den Haag de eerste algemene vergadering van de Maatschappij van Tuinbouw en Plantkunde gehouden. Er waren 123 leden, verdeeld over de afdelingen Amsterdam en Arnhem.
De meeste leden waren eigenaren van landgoederen en daarnaast waren er nog beroepskwekers en bloemenhandelaren. De gesprekken gingen over nieuwe bloemen en heesters. Er werden vaak lezingen gehouden en op tentoonstellingen werden de nieuwe gewassen gekeurd. Ook maakte men zich sterk voor het houden van goed georganiseerde veilingen, dit als tegenhanger van de vaak chaotische boerenmarkten.
Na enige tijd adviseerde de Maatschappij de regering over het oprichten van tuinbouwscholen en Nederlandse inzendingen op buitenlandse tentoonstellingen. Vaak werden lagere tuinbouwscholen opgericht op initiatief van een regionale afdeling. Aan het einde van de 19e eeuw werd de Maatschappij een erkende vertegenwoordiger van de tuinbouw in het algemeen. De Maatschappij had ook een eigen orgaan. Na enige naamswisselingen heet het tijdschrift vanaf 1960 tot heden ‘Groei en bloei’.
Halverwege de 19e eeuw ontstond het idee dat mensen moesten samenwerken: niet zelf pionieren maar je verenigen en de kennis bundelen.
De Amsterdamse arts en apotheker D.J. Coster riep sympathisanten op om een vereniging te vormen. Zijn oproep vond gehoor en op 27 september 1873 werd in Den Haag de eerste algemene vergadering van de Maatschappij van Tuinbouw en Plantkunde gehouden. Er waren 123 leden, verdeeld over de afdelingen Amsterdam en Arnhem.
De meeste leden waren eigenaren van landgoederen en daarnaast waren er nog beroepskwekers en bloemenhandelaren. De gesprekken gingen over nieuwe bloemen en heesters. Er werden vaak lezingen gehouden en op tentoonstellingen werden de nieuwe gewassen gekeurd. Ook maakte men zich sterk voor het houden van goed georganiseerde veilingen, dit als tegenhanger van de vaak chaotische boerenmarkten.
Na enige tijd adviseerde de Maatschappij de regering over het oprichten van tuinbouwscholen en Nederlandse inzendingen op buitenlandse tentoonstellingen. Vaak werden lagere tuinbouwscholen opgericht op initiatief van een regionale afdeling. Aan het einde van de 19e eeuw werd de Maatschappij een erkende vertegenwoordiger van de tuinbouw in het algemeen. De Maatschappij had ook een eigen orgaan. Na enige naamswisselingen heet het tijdschrift vanaf 1960 tot heden ‘Groei en bloei’.
Aan het begin van de 20e eeuw werd een aantal taken van de Maatschappij overgenomen door de overheid en vakorganisaties. Voortaan organiseerde de overheid het tuinbouwonderwijs en er ontstonden in allerlei gewassen gespecialiseerde vakorganisaties.
Uiteindelijk moest de Maatschappij het afleggen tegen de steeds groter wordende economische belangen en legde zich ten slotte toe op de sierteelt.
In 1923 kreeg de Maatschappij het predicaat ‘Koninklijk’ Naast de tentoonstellingen in sierteeltproducten stimuleerde de Maatschappij de aanleg van school- en werktuinen. In 1915 organiseerde zij voor de eerste keer een Boomplantdag, een sindsdien jaarlijks terugkerend landelijk evenement. Ook was de Maatschappij de initiatiefnemer, naar een Amerikaans idee, van Moederdag met het bijbehorende bloemetje.
Na de Tweede Wereldoorlog leek het gedaan met de Maatschapppij.De toenemende welvaart leidde echter tot een verbreding van de belangstelling van particulieren voor siertuinen. Gemeenten en provincies besteedden ook steeds meer aandacht aan het openbare groen.
De Maatschappij vormde een schakel tussen de beroepsbeoefenaren en de liefhebbers. Dit betekende een voortdurende heroriëntatie op doelgroepen en activiteiten.
De afdeling Dordrecht van de KMTP werd in januari 1882 opgericht. Uit de periode 1882-1929 zijn geen archiefbescheiden overgeleverd. Er schijnt een diploma te [hebben] bestaan, uitgereikt aan G.L. Weekhout te Dordrecht. Hij ontving het diploma omdat hij de eerste prijs had gewonnen bij een wedstrijd in het aanleggen en onderhouden van bloembakken op het Beverwijcksplein. Een gedeeltelijke verklaring voor het ontbreken van archief uit de eerste decennia van de vereniging is terug te voeren op een brand in 1938. Hierbij is een gedeelte van het archief verloren gegaan.[doorslag brief J.Tepas aan de KMTP te Den Haag d.d. 15 september 1978]. De eerste notulen van bestuursvergaderingen dateren van 1930.
Uiteindelijk moest de Maatschappij het afleggen tegen de steeds groter wordende economische belangen en legde zich ten slotte toe op de sierteelt.
In 1923 kreeg de Maatschappij het predicaat ‘Koninklijk’ Naast de tentoonstellingen in sierteeltproducten stimuleerde de Maatschappij de aanleg van school- en werktuinen. In 1915 organiseerde zij voor de eerste keer een Boomplantdag, een sindsdien jaarlijks terugkerend landelijk evenement. Ook was de Maatschappij de initiatiefnemer, naar een Amerikaans idee, van Moederdag met het bijbehorende bloemetje.
Na de Tweede Wereldoorlog leek het gedaan met de Maatschapppij.De toenemende welvaart leidde echter tot een verbreding van de belangstelling van particulieren voor siertuinen. Gemeenten en provincies besteedden ook steeds meer aandacht aan het openbare groen.
De Maatschappij vormde een schakel tussen de beroepsbeoefenaren en de liefhebbers. Dit betekende een voortdurende heroriëntatie op doelgroepen en activiteiten.
De afdeling Dordrecht van de KMTP werd in januari 1882 opgericht. Uit de periode 1882-1929 zijn geen archiefbescheiden overgeleverd. Er schijnt een diploma te [hebben] bestaan, uitgereikt aan G.L. Weekhout te Dordrecht. Hij ontving het diploma omdat hij de eerste prijs had gewonnen bij een wedstrijd in het aanleggen en onderhouden van bloembakken op het Beverwijcksplein. Een gedeeltelijke verklaring voor het ontbreken van archief uit de eerste decennia van de vereniging is terug te voeren op een brand in 1938. Hierbij is een gedeelte van het archief verloren gegaan.[doorslag brief J.Tepas aan de KMTP te Den Haag d.d. 15 september 1978]. De eerste notulen van bestuursvergaderingen dateren van 1930.
laatste wijziging 06-02-2024
72 beschreven archiefstukken
Inventaris
laatste wijziging 06-02-2024
72 beschreven archiefstukken
Kenmerken
Datering:
1916 - 2011
Auteur:
T. Baas (2008) en T.J. de Bruijn (2020)
Omvang:
1,75 meter
Licentie:
Titel inventaris:
Afdeling Dordrecht van de Koninklijke Maatschappij Tuinbouw en Plantkunde
Categorie:
laatste wijziging 06-02-2024
72 beschreven archiefstukken