Uw zoekacties: Gemeentelijk Elektriciteitsbedrijf en zijn rechtsopvolgers

210 Gemeentelijk Elektriciteitsbedrijf en zijn rechtsopvolgers ( Regionaal Archief Dordrecht )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Aanwijzingen voor de gebruiker
Openbaarheidsbeperkingen
Beperkingen aan het gebruik
Andere toegangen
Aanvraaginstructie
Citeerinstructie
Inleiding
1. Geschiedenis
210 Gemeentelijk Elektriciteitsbedrijf en zijn rechtsopvolgers
Inleiding
1.
Geschiedenis
In 1886 stichtte Willem Smit te Kinderdijk onder de naam Electrische Verlichting Kinderdijk de eerste electrische centrale in Nederland. Rotterdam was in 1895 de eerste gemeente met een gemeentecentrale. Ook andere gemeenten in Zuid-Holland richtten tussen 1895 en 1910 eigen centrales op: Den Haag, Leiden, Delft, Gouda en Dordrecht. In Dordrecht waren in 1905 de eerste discussies over de bouw van een gemeentecentrale gevoerd. Op 14 april 1908 nam de Raad het besluit tot instelling van een electrisch bedrijf en oprichting van een centrale.

Het bedrijf, een gemeentebedrijf ex art 252 der Gemeentewet, stond onder leiding van een directeur, die verantwoording was verschuldigd aan het gemeentebestuur. Het gemeentebestuur werd in het beleid ten aanzien van het nieuwe bedrijf bijgestaan door een Commissie van Bijstand bestaande uit een wethouder-voorzitter, sekretaris en vier leden. Deze commissie verleende advies en steun bij de exploitatie van de electriciteitsfabriek, en bij het andere gemeentelijke nutsbedrijf, de reeds bestaande gemeentelijke gasfabriek en hogedrukwaterleiding. De centrale werd gebouwd aan de Noordendijk. Op 28 juli 1910 vond de eerste geregelde stroomlevering plaats aan ca. 250 ingezetenen van Dordrecht.
Het GEB zag direct in dat er efficiënter gewerkt kon worden wanneer men de stroomlevering niet beperkte tot de eigen gemeente, maar ook omliggende gemeenten daarin betrok. Zo werd al in 1912 begonnen met stroomlevering aan de gemeente Zwijndrecht. Vele andere gemeenten zouden volgen. De centrale van W. Smit in Kinderdijk werd overgenomen in 1915. Het verzorgingsgebied zou zich steeds verder uitbreiden, tot het zich tenslotte uitstrekte over bijna één derde deel van de provincie Zuid-Holland.

In de jaren 1912 – 1925 werden vooral de grotere industriële gemeenten op het intercommunale net aangesloten. In de periode daarna tot 1935 waren het vooral plattelandsgemeenten die werden aangesloten. Daarmee kwam het totale aantal concessiegemeenten op 75 en was het verzorgingsgebied voor 93% geëlectrificeerd. Vijf gemeenten op Oost-Flakkee werden pas in 1949-1950 aangesloten.

Het streven van het GEB was om geheel in eigen beheer de aanleg en exploitatie van de electriciteitsvoorziening te verzorgen: het gehele proces van opwekking tot en met aflevering bij de verbruikers thuis. Alleen aan gemeenten met meer dan 10.000 inwoners was het GEB bereid “en gros” te leveren aan hun eigen distributiebedrijf. In de loop der tijd waren dit: Ridderkerk (1914), Sliedrecht (1916), Capelle aan den IJssel en Krimpen aan den IJssel (1920), Gorinchem (1920), Leerdam (1929), Oud-Beijerland (1930) en de NV EMGO op Goeree-Overflakkee (1930).
Vanaf de oprichting tot begin jaren '70 ontwikkelde het bedrijf zich voorspoedig en maakte een gestage, soms zelfs onstuimige groei door, slechts onderbroken of afgeremd door de Eerste Wereldoorlog, de crisisjaren, Tweede Wereldoorlog en de gevolgen van de overstromingen in 1953 en 1954.Electriciteit verwierf zich een positie als belangrijke energiebron: huishoudelijk gebruik, industrieel gebruik, poldergemalen, straatverlichting, openbare tijdsaanduiding. Voor al deze doelen leverde de Dordtse centrale de stroom, verzorgde het bedrijf de aanleg en onderhoud. Het bedrijf propageerde sterk het huishoudelijk gebruik. Plannen voor een tram in Dordrecht kwamen niet van de grond.

Voor deze groei waren uitbreidingen van de Noordendijkcentrale nodig. In 1915 en 1927 werd besloten tot de bouw van een tweede, resp. derde productie eenheid. De maximale capaciteit van de centrale bedroeg 32 Megawatt. In de jaren '30 werd onder dwang van de provincie van verdere uitbreiding afgezien, en met de gemeente Rotterdam onderhandeld over koppeling van de centrales. Dit was uitvloeisel van het provinciale plan tot bouw van een koppelnet waarin de 6 gemeentelijke Zuidhollandse centrales met elkaar verbonden zouden worden. Hierdoor zou men met minder reserve-capaciteit toekunnen, omdat die immers via het net op verschillende plaatsen kon worden ingezet. Ook zou men crisissituaties sneller de baas zijn, en zou men zoals in WO-II en de watersnoodramp van 1953, toen de centrale uitviel, stroom van elders in de provincie kunnen aanvoeren.

In juli 1942 werd hiervoor de NV Electriciteitsbedrijf Zuid-Holland opgericht: de zes samenwerkende gemeentelijke electriciteitsopwekkingsbedrijven verkopen alle opgewekte stroom aan de EZH, die de stroom tegen zo laag mogelijke kosten terugverkoopt aan de deelnemende gemeenten. Voor Dordrecht betekende dit voorlopig geen verdere capaciteitsuitbreiding, maar de bouw van een koppellijn naar Rotterdam. Deze kwam in november 1942 gereed.
In 1944 waren alle zes gemeenten aangesloten op het koppelnet. Na WO II ontstond toch behoefte aan meer capaciteit in Zuid-Holland en in 1949 startte de bouw van een nieuwe centrale die vanaf 1956 de stroomproductie zou overnemen van de Noordendijkcentrale.

De nieuwe centrale lag geheel buitendijks, ver buiten de bebouwde kom, aan groot vaar- en koelwater: aan de Merwedehaven. De centrale had aanvankelijk één, later twee kolenloshavens/-kades, met kolentransportsystemen om de kolen van de haven naar de centrale te vervoeren. Het gebouw van de centrale bestond uit een machinezaal (met de generatoren), een ketelhuis (met de stoomketels) en een schakelhuis (met de transformatoren) en vier schoorstenen. In het gebouw was plaats voor 3 eenheden van ca. 100 MW, waarvan er tot 1955 twee werden geplaatst: CM 1 en CM 2. In totaal kreeg de centrale een totaal vermogen van 216 MW.
Deze installaties zijn aan het eind van de jaren '70 uit bedrijf genomen en in 1984 gesloopt.
In de periode 1966 – 1968 werd de Merwedecentrale uitgebreid als gevolg van almaar toenemende vraag met de CM 3 en CM 4 installaties, elk met een vermogen van 158 MW. In 1968 had de centrale haar grootste productiecapaciteit van 532 MW.
Het GEB kende in de loop van de tijd enkele neventaken. Het bedrijf kreeg de leiding over het radiobedrijf en had taken op gebied van de luchtbescherming, zowel in Dordrecht zelf als in de buitengemeenten. Overeenkomstig het Raadsbesluit van 14 januari 1930 was een Radiodistributiebedrijf opgericht. In de jaren 1930-1931 werd onder dagelijkse leiding van het GEB een radiocentrale gebouwd aan het Beverwijckseplein en werd een kabelnet aangelegd. Per 1-12-1931 kwam de hoofdleiding van dit bedrijf in handen van de Directeur van het GEB. Enkele duizenden abonnee´s hadden de keuze uit 4 via het kabelnet doorgegeven stations.

Bij verordening 232/1940 van de Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandse gebied ging de eigendom en exploitatie van alle gemeentelijke en particuliere radiocentrales over naar het Staatsbedrijf der PTT. Na de bevrijding stelde het tijdelijk Telegraaf-, Telefoon- en Radiobesluit de verordening waarbij de naasting was geregeld buiten werking, doch van rechtsherstel van de vroegere exploitanten kwam niets. Ook in Dordrecht werd de exploitatie door de gemeente niet hersteld.

Ter uitvoering van bepalingen der Luchtbeschermingswet werd ook in Dordrecht een gemeentelijke Luchtbeschermingsdienst in het leven geroepen. Hoofd van deze dienst was de commissaris van Politie. De Directeur van het GEB vormde samen met andere hoofden van gemeentediensten en –bedrijven zijn staf. Het GEB had in deze adviserende en uitvoerende taken ten einde voorbereid te zijn op een luchtaanval, zoals het plaatsen van sirenes, snel kunnen doven van de straatverlichting, verduisteringsmaatregelen, en herstel van de stroomvoorziening. In 1945, na de bevrijding, werd de gemeentelijke Luchtbeschermingsdienst geliquideerd, en kwam een einde aan deze werkzaamheden.
Op 23 maart 1965 besloot de Raad van Dordrecht tot het samenvoegen van het Electriciteitsbedrijf en het Gas- en Waterleidingbedrijf per 1 januari 1966 tot het Energiebedrijf. Het nieuwe bedrijf zou de productie en distributie van electriciteit en drinkwater combineren met de distributie van aardgas, door de Nederlandse Gasunie aangevoerd uit Slochteren.

Reden van de fusie was vooral de aanstaande overgang op aardgas, waarbij het gasbedrijf geen productie meer zou hebben, doch een zuiver distributiebedrijf zou worden, en het gegeven dat het gasverzorgingsgebied zich sterk zou uitbreiden en voor een belangrijk deel zou samenvallen met het electriciteitsverzorgingsgebied. Door beide distributienetwerken in één bedrijf onder te brengen hoopte men efficiënter te kunnen werken bij de realisatie van nieuwe leidingen en installaties en het onderhoud daarvan. Waterleidingbedrijven werden normaal niet betrokken in fusie van energiebedrijven. Hier was dat echter wel het geval vanwege de historisch gegroeide verbondenheid van het gas- en waterleidingbedrijf te Dordrecht.

De verhouding tot het gemeentebestuur bleef ongewijzigd. Het bedrijf bleef gemeentebedrijf ex art. 252 der Gemeentewet. De Commissie van Bedrijven bleef het College van B&W terzijde staan met adviezen in verband met de exploitatie van het nieuwe Gemeentelijke Energiebedrijf.
Het gemeentebestuur werd tav het Energiebedrijf in zijn beleid ook ter zijde gestaan door de de Energieraad. Deze werd op 26 april 1965 geïnstalleerd door Burgemeester van Dordrecht en hierin zijn onder Dordrechts voorzitterschap alle concessiegemeenten vertegenwoordigd. De invloed van de concessiegemeenten was echter beperkt.
De nieuwe taakgebieden van het bedrijf, productie en distributie van water, en de inkoop en distributie van aardgas, zien we terug in de organisatiestructuur. In de wijze van groepering van de distributietaken in één sector, werd tevens weerspiegeld dat men efficiencyverbetering wenste te halen uit het in één hand samen brengen van het aanleggen, beheren en onderhouden van de distributienetwerken voor electriciteit, gas en water. Dito op administratief gebied door het creëren van één sector financiële en economische zaken.
Aan het hoofd van het bedrijf stond een Directeur met daaronder een onderdirecteur Distributie van electriciteit, gas en water, een onderdirecteur Productie van electriciteit en water, en een onderdirecteur Financiële en Economische zaken. In dit model zal in de periode tot 1986 geen wezenlijke verandering komen.

In 1973 werd het bedrijf door gemeentebestuur van Dordrecht belast met de aanleg en exploitatie van een kabel-TV net in de gemeente Dordrecht. Hiervoor werd een aparte afdeling Centrale Antenne Inrichting (CAI) opgezet. Eigenaar van het kabelnet werd de NV De Sterrenberg, met als enig aandeelhouder de gemeente Dordrecht. Directie en exploitatie geschiedden door de afdeling CAI van het GEB.
Electriciteit: productie en distributie
Vierde men in 1968 nog het heuglijke feit van de 100.000ste electriciteitsaansluiting, voor de komende jaren was economisch zwaar weer op komst. Het jaar 1973 bracht de oliecrisis en er kwam een einde aan een periode van stijgende vraag naar energie. Moeilijke tijden braken aan voor het bedrijf. Een reorganisatie werd noodzakelijk. Stagnerende omzetten, stijgende kosten voor nieuwe innovatieve voorzieningen.

In 1979 leek het tij ten goede te keren met de voor Dordrecht gunstige Planologische KernBeslissing (PKB): de productiecapaciteit in de Merwedehavencentrale mocht worden uitgebreid tot 1000 MW. In juni 1980 besloot de Gemeenteraad tot de bouw van een 600 MW kolengestookte centrale aan Merwedehaven (CM- 5). Echter in 1982 herriep het nationale Electriciteitsplan het CM-5 project vanwege tegenvallende economische groei, waardoor een overcapaciteit in de electriciteitsproductie was ontstaan.
Toen -mede in verband hiermee- in deze periode ook het stadsverwarmingsproject Stadspolders schipbreuk leed, kreeg het bedrijf te maken met versneld vertrek van personeel met kennis en ervaring.

Vanaf mei 1984 voerde men strijd voor het behoud van productiecapaciteit in Dordrecht met als resultaat dat de NV Samenwerkende Electriciteits Productiebedrijven in 1985 toch toestemming gaf voor de 'Repowering': verlenging levensduur van de CM 4 eenheid door voorschakeling van een nieuwe gasturbine waardoor de continuïteit van de Merwedehavencentrale (en daarmee van werkgelegenheid) tot 1997 was gegarandeerd.
Gas: inkoop en distributie
Wat het gasbedrijf betreft stond men bij de overname in 1966 voor de taak om het oude gasbedrijf met de productie van stadsgas in de gasfabriek aan de Merwekade en de distributie ervan, te vervangen door een nieuw gasbedrijf. Dit zou bestaan uit de inkoop en ontvangst van aardgas uit de gasbel van Slochteren van de Gasunie en de distributie daarvan.

Het bestaande distributienetwerk en vele huishoudelijke apparaten waren niet zonder meer geschikt voor het nieuwe aardgas. Het jaar 1965-1966 stond dan ook geheel in het teken van ombouw op aardgas: apparaten en gasaanvoerleidingen in 43.000 huizen werden geschikt gemaakt voor aardgas. Daarnaast moesten voorzieningen worden getroffen voor de ontvangst en distributie van het aardgas uit het Noorden. Er werden vele nieuwe gasontvangst- en gasregulateurstations gebouwd, en vele duizenden meters transport- en distributieleiding aangelegd. In de volgende jaren werd dit nieuwe distributienet verder over het verzorgingsgebied uitgebouwd.

Op 19 december 1966 kon de productie van stadsgas geheel worden gestaakt. De toename van gebruik van aardgas ten opzichte van het gasgebruik in de “stadsgastijd” bleek enorm! Het gasverzorgingsgebied zou uiteindelijk vrijwel samenvallen met het electriciteitsverzorgingsgebied.

Water: productie en distributie
Bij de fusie voorzag het waterleidingbedrijf reeds het overgrote deel van het Eiland van Dordrecht van water. Begin jaren ´70 werd het enig andere waterbedrijf op het Eiland, dat van de gemeente Dubbeldam, overgenomen en werd ook Dubbeldam op het Dordtse net aangesloten. Voor het waterbedrijf betekende de fusie vooral bestuurlijke en administratieve wijzigingen want in technische zijn bleef het vrij onafhankelijk werken.

Het bedrijf kende twee poten: grond- en oppervlaktewaterwinning. Grondwater werd opgepompt in verschillende putten in de diverse waterwingebieden, gezuiverd aan de Oranjelaan en vandaar gedistribueerd. Oppervlaktewater (Rijnwater) werd vanuit de Merwede ingelaten in een spaarbekken voor een eerste natuurlijke zuivering, verder gezuiverd in het station aan de Baanhoekweg, en vandaar het distributienet ingepompt.

Eind jaren ’60 vormden de stijgende vraag naar drinkwater en het almaar vuiler wordende Rijnwater, waardoor de zuivering technisch steeds gecompliceerder werd, en de onmogelijkheid de grondwaterwinning op te voeren, een probleem. Toch was opvoering van de capaciteit van de waterproductie nodig. Dit lukte door ondermeer modernisering en concentratie van de bedrijfsactiviteiten op het terrein aan de Baanhoekweg. In 1968 kwam een nieuw filterstation voor rivierwater in gebruik, in 1969 gevolgd door het tweede spaarbekken ‘de Grote Rug’. In 1975 volgde een hogedrukpompstation met een nieuw reinwaterreservoir. Deze reinwateropslag was bestemd voor de berging van het water dat aan de Baanhoekweg werd geproduceerd uit oppervlaktewater, nadat het was vermengd met het gezuiverde grondwater van de Oranjelaan. Vanaf nu werd alle gezuiverde grond- en oppervlaktewater vanuit dit ene punt gedistribueerd, waarmee de kwaliteit van de watervoorziening aanzienlijk werd verbeterd.
Omdat de kwaliteit van het Rijnwater verder achteruit bleef gaan, maakte men in 1981 een begin met de omschakeling op Maaswater als 'grondstof'. Dit water werd geleverd door de NV Waterwiningbedrijf Brabantse Biesbosch. Hiervoor werd oppervlaktewaterzuiveringsstation Baanhoek gerenoveerd en werd hier een bufferbekken voor dit Maaswater aangelegd.
Een ander probleem in deze tijd was de steeds slechtere kwaliteit van het grondwater. Men zocht de oplossing sinds 1975 in het boren van diepere putten. Zowel voor de zuivering van oppervlaktewater als grondwater voerde men ook zuiveringstechnische verbeteringen door.

Kabel-TV, Centrale Antenne Inrichting
In 1973 startte het bedrijf deze nieuwe taak met de aanleg en exploitatie van een kabel-TV net in de gemeente Dordrecht. Centrum van dit nieuwe project werd wegens optimale ontvangstmogelijkheden de oude watertoren van Dubbeldam. Hierop werd de antennemast geplaatst. Van hieruit werd het netwerk voor distributie van het signaal aangelegd. De eerste televisiebeelden werden geleverd op 15 jan 1974. Op 9 september 1974 verwelkomde men de 10.000ste abonnee.

Vanaf 1975 verzorgde het GEB ook buiten de eigen gemeente aanleg en exploitatie van kabelnetten, als eerste in de gemeente Zwijndrecht, waar de CAI in 1976 in bedrijf kwam. Vele gemeenten zouden volgen.
Op 15 oktober 1985 nam de Raad van Dordrecht het besluit om het GEB Dordrecht om te zetten in de NV Regionaal Energie Bedrijf Dordrecht. Op 18 december 1985 volgde de feitelijke oprichting van de NV RED door loskoppeling van het energiebedrijf van de gemeente als tak van dienst ex art 252 der Gemeentewet, en overheveling van de activa en passiva naar de nieuwe NV RED. Met deze herstructurering kwam een einde aan 125 jaar gas-, 100 jaar drinkwater- en 75 jaar electriciteitsvoorziening als gemeentelijke tak van openbare dienstverlening.

Er waren meerdere redenen voor deze herstructuering. Ten eerste was er de gewenste splitsing van productie en distributie van electriciteit met oog op de nagestreefde nog nauwere samenwerking van het productiebedrijf in de NV EZH. Ten tweede wilde men door plaatsing van het bedrijf op afstand van de overheid ruimte creëren voor een meer zelfstandige bedrijfsvoering: efficiënter en met grotere slagvaardigheid en dus goedkoper. En ten derde leefde bij de concessiegemeenten de wens tot meer zeggenschap. Hieraan kon in een NV-structuur tegemoet worden gekomen door het openstellen van het aandeelhouderschap voor deze gemeenten en door vervanging van de Energieraad (orgaan van de gemeente Dordrecht) door een Adviesraad waarin de regio ruimschoots was vertegenwoordigd. Tevens werd de toetreding van de zelfdistribuerende gemeentelijke energiebedrijven en enclaves in het verzorgingsgebied vergemakkelijkt.
De relatie tot de gemeente Dordrecht was hiermee wezenlijk veranderd. Men was van gemeentebedrijf van de gemeente Dordrecht tot zelfstandige NV geworden met als aandeelhouders de deelnemende gemeenten.

Het bedrijf was organisatorisch als volgt opgebouwd. De algemeen directeur, had onder zich de sectordirecteuren van de Sector Productie (van electriciteit en drinkwater), Sector Distributie (van electriciteit, gas en water), Sector Financieel-economische zaken (waaronder oa. het Rekencentrum) en de Sector Sociale Zaken (waaronder Personeel en Organisatie). Onder de sector Distributie vielen ook de decentraal, dichtbij de klant opererende rayon-vestigingen voor service en voorlichting.

De Raad van Commissarissen zag toe op de Directie. De invloed van de deelnemende gemeenten was vergroot door hun aanwezigheid in de Raad van Commissarissen en de Algemene Vergadering van Aandeelhouders. Daarnaast funcioneerde binnen de NV het statutair Adviesorgaan voor Kleinverbruikers en Openbare Verlichting (K.L.O.V.), benoemd door Raad van Commissarissen, met als taak de advisering van Raad van Commissarissen tav besluiten van de Directie omtrent tarieven en algemene voorwaarden voor levering aan kleinverbruikers en levering tbv openbare verlichting. De invloed van het personeel op de gang van zaken binnen het bedrijf werd nu geregeld via de Ondernemingsraad, in plaats van de tot dan toe functionerende medezeggenschapscommissie.

Het bedrijf bleef in deze vorm bestaan tot 1995. Per 1 januari van dat jaar fuseerde het RED met het GEB Rotterdam en het Gemeenschappelijk Energiebedrijf Zuid-Holland West tot Eneco NV. Het RED was voortaan één van de regio-bedrijven NV Eneco RED.
Electriciteit en gas
In de periode 1987 tot begin jaren '90 zou het bedrijf dat zowel de productie van electriciteit en water als de distributie van de diverse nutsvoorzieningen (electriciteit, gas, water en radio- en TV-signalen) verzorgde, een nagenoeg louter distributiebedrijf worden.
Als gevolg van het streven van de landelijke overheid naar een beperkt aantal grote electriciteits productiebedrijven ging per 1 april 1987 de productie van electriciteit over naar de NV EZH. De centrale Merwedehaven werd ingebracht in de EZH ´nieuwe stijl´, waarmee zo´n 200 man personeel overging naar dit bedrijf.

Nu de NV RED geen eigen centrale meer had, verlegde men de aandacht naar alternatieve, decentrale en milieuvriendelijker vormen van opwekking van electriciteit. Zo streefde men naar de aanleg van een windmolenpark binnen het verzorgingsgebied. Tevens plaatste het bedrijf warmte-kracht-koppeling installaties bij verzorgingstehuizen, tuinderijen, zwembaden en ziekenhuizen.

In deze periode nam het bedrijf diverse nog zelfstandige bedrijven binnen het voorzieningsgebied over. Dit zou ertoe leiden dat het RED een de gehele regio omvattend distributiebedrijf voor electriciteit en gas werd. Het betrof oa. Oud-Beyerland, Ridderkerk, Leerdam, Vianen en de NV EMGO (Goerree-Overflakkee).
Water
Het waterleidingbedrijf werd verder gemoderniseerd en geconcentreerd. In 1990 werd een nieuw grondwaterzuiveringsstation aan de Baanhoekweg in gebruik genomen zodat zuivering van oppervlakte- en grondwater nu op één terrein plaatsvonden. Het terrein aan de Oranjelaan werd verlaten.

Per 1 januari 1992 vond de overdracht plaats van het waterleidingbedrijf aan de NV Waterleidingbedrijf Zuid-Holland-Zuid. De medewerkers van het waterproductiebedrijf en het laboratorium traden per die datum in dienst van de NV WZHZ.
De distributie van het drinkwater op het Eiland van Dordrecht zou, op basis van een dienstverleningscontract in elk geval tot 2000 verzorgd worden door NV RED onder eindverantwoordelijkheid van de NV WZHZ.

Kabel-TV, Centrale Antenne Inrichting
De NV RED wist meer en meer gemeenten in het voorzieningsgebied te bewegen hun kabel-TV door de RED te laten verzorgen. Het CAI-bedrijf had zich voor de RED ontwikkeld tot een kernactiviteit: het voeren van de directie en exploitatie voor een aantal CAI-bedrijven waarvan de NV De Sterrenberg de grootste was en die ruim 110.000 aangeslotenen hadden. In juli 1994 nam de NV RED de NV Sterrenberg van de gemeente Dordrecht over.
2. Het archief

Kenmerken

Datering:
1910 - 1999
Auteur:
H. H. Huitsing (2006)
Omvang:
82,5 meter
Titel inventaris:
Gemeentelijk Elektriciteitsbedrijf en zijn rechtsopvolgers