208 Gemeentelijke Accountantsdienst ( Regionaal Archief Dordrecht )
208
Gemeentelijke Accountantsdienst
Aanwijzingen voor de gebruiker
laatste wijziging 06-02-2024
94 beschreven archiefstukken
Inleiding
1. Geschiedenis
208 Gemeentelijke Accountantsdienst
Inleiding
1.
Geschiedenis
Het archief van de bezuinigingsinspecteur en Gemeentelijke accountantsdienst begint na het onderzoek van J.A. Vis, controleur bij Gemeentefinanciën, tijdens een periode van moeilijke financiële omstandigheden in opdracht van het College van burgemeester en wethouders. Naar aanleiding hiervan verzocht het College in 1922 de Gemeenteraad om Vis tot bezuinigingsinspecteur aan te stellen. In zijn nieuwe functie was hij dienstonafhankelijk en zonder instructie. In 1932 werd de bezuinigingsinspecteur ook het hoofd van de Gemeentelijke accountantsdienst. Met enkele medewerkers verrichtte hij de financiële controle bij de gemeentelijke diensten en bedrijven, de woningbouwverenigingen en gesubsidieerde instellingen.
De bezuinigingsinspecteur overlegde over het resultaat van zijn onderzoeken allereerst met de wethouder van Financiën en vervolgens met de betrokken wethouder (eventueel met de wethouder van Publieke Werken) en de betrokken directeur. Indien nodig werd de zaak in het College gebracht maar meestal werd slechts mondeling gerapporteerd. In een zaak waarvoor een raadsbesluit was vereist, werd natuurlijk een schriftelijk rapport uitgebracht. Elke wethouder kon de bezuinigingsinspecteur om een onderzoek verzoeken. Deze bracht dan eerst aan hem verslag uit alvorens het College te informeren. Het merendeel van het onderzoek gebeurde echter op initiatief van de bezuinigingsinspecteur zelf. In 1940 kende de dienst drie accountants en twee assistenten. De accountants hadden het onderzoek bij de diensten en bedrijven verdeeld. Een van de assistenten deed onderzoek naar salarissen en pensioenbeschikkingen en hield dit zelf bij. In 1946 telde de dienst negen personeelsleden. In 1948 was er een hoofdcommies, een commies 2e klasse en 4 adjunct-commiezen.
De bezuinigingsinspecteur overlegde over het resultaat van zijn onderzoeken allereerst met de wethouder van Financiën en vervolgens met de betrokken wethouder (eventueel met de wethouder van Publieke Werken) en de betrokken directeur. Indien nodig werd de zaak in het College gebracht maar meestal werd slechts mondeling gerapporteerd. In een zaak waarvoor een raadsbesluit was vereist, werd natuurlijk een schriftelijk rapport uitgebracht. Elke wethouder kon de bezuinigingsinspecteur om een onderzoek verzoeken. Deze bracht dan eerst aan hem verslag uit alvorens het College te informeren. Het merendeel van het onderzoek gebeurde echter op initiatief van de bezuinigingsinspecteur zelf. In 1940 kende de dienst drie accountants en twee assistenten. De accountants hadden het onderzoek bij de diensten en bedrijven verdeeld. Een van de assistenten deed onderzoek naar salarissen en pensioenbeschikkingen en hield dit zelf bij. In 1946 telde de dienst negen personeelsleden. In 1948 was er een hoofdcommies, een commies 2e klasse en 4 adjunct-commiezen.
laatste wijziging 06-02-2024
94 beschreven archiefstukken
Inventaris
laatste wijziging 06-02-2024
94 beschreven archiefstukken
Kenmerken
Datering:
1920 - 1967
Auteur:
H.H. Huitsing (2006)
Omvang:
3,38 meter
Licentie:
Titel inventaris:
Gemeentelijke Accountantsdienst
Categorie:
laatste wijziging 06-02-2024
94 beschreven archiefstukken