In de inventaris moet onderscheid worden gemaakt tussen de periode 1813-1925, de jaren 1925–1948 en de periode 1948-1970. De bescheiden uit eerstgenoemde periode zijn grotendeels ondergebracht in hoofdstuk I, aangezien dit stukken van algemene aard betreft. Opvallend is dat de tot 1925 bij het gemeentebestuur ingekomen stukken een nummer dragen. Dit heeft kennelijk als registratiekenmerk gediend, maar postinschrijfregisters zijn niet aangetroffen.
De bescheiden uit de periode 1925-1948 zijn geordend volgens het Bloemendaalse stelsel, waarbij de stukken in algemene dossiers, in deze inventaris meestal aangeduid met ‘Stukken betreffende’, dan wel in detailmappen werden geborgen. Sommige mappen zijn voorzien van een chronologische lijst van in die map horende stukken. Als inschrijvingsnummer fungeerde niet een volgnummer doch het codenummer van het dossier of het betreffende onderwerp. Indicateurs treft men echter niet aan.
In 1948 ging men over op het gebruik van het registratuurstelsel van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten met de daarbij horende decimale codering.

Inventariseren van het archief tot en met 1948 vond plaats in 1973 door B.M. Weetink. In de jaren negentig startte een herinvetarisatie door H. van der Hert die in 2010 door Jan Alleblas werd afgerond.
De bijlagen bij de rekeningen van inkomsten en uitgaven van de gemeente alsmede dubbelde exemplaren zijn bij de inventarisatie vernietigd. Verdere selectie heeft echter niet plaatsgevonden. Hoewel dit archief dus redelijk volledig lijkt, worden bepaalde stukken, zoals bijvoorbeeld de gemeentelijke jaarverslagen, toch node gemist.

Het archiefgedeelte over de periode 1948-1970 bevond zich tijdens de inventarisatie nog op de Secretarie van de gemeente Dordrecht. In de jaren tachtig is dit naar het Gemeentearchief overgebracht en in 2006 is het geïnventariseerd. Bij de overbrenging is bepaald dat persoonsdossiers jonger dan 100 jaar niet openbaar zijn.