191 Evangelisch-Lutherse Gemeente van Dordrecht ( Regionaal Archief Dordrecht )
191
Evangelisch-Lutherse Gemeente van Dordrecht
Aanwijzingen voor de gebruiker
laatste wijziging 06-02-2024
491 beschreven archiefstukken
2 gedigitaliseerd
totaal 96 bestanden
Inleiding
1. Geschiedenis en organisatie
191 Evangelisch-Lutherse Gemeente van Dordrecht
Inleiding
1.
Geschiedenis en organisatie
In de eerste helft van de 16e eeuw heeft het Lutheranisme in Dordrecht evenals elders incidenteel enige aanhang gekregen. Eerst tegen het einde van dezelfde eeuw is er sprake van een aantal Lutheranen, die als een kleine groepering zich onder de hoede van de Amsterdamse Kerkeraad probeert staande te houden. In 1615 blijkt het aantal 'Martinisten' 10 tot 15 personen te bedragen, die gezamenlijk een huisgemeente vormden * . Pogingen de godsdienstige gemeenschap een meer kerkelijk karakter te geven, stuitten voorlopig af op de onwil van de stedelijke overheid.
Eerst in 1689 kwam men tot het inzicht, dat een dergelijke houding Duitse 'industrilen', veelal Lutheranen naar andere steden verdreef. De aanhangers van de Augsburgse Confessie kregen toen vergunning voor het houden van kerkdiensten in een speciaal daartoe bestemd gebouw, de voormalige kapel van het in 1629 afgebroken Blindeliedengasthuis, die als kistenmakerswerkplaats dienst deed. Na een verbouwing werd het kerkgebouw op 5 maart 1690 ingewijd voor de nieuwe gemeente van circa 250 lidmaten. In 1852 bedroeg het aantal lidmaten ruim 600, terwijl in 1972 777 personen als Luthers te boek stonden.
Tot op heden hebben de Dordtse Lutheranen gekerkt in de in 1689 / 1690 tot kerk verbouwde kistenmakerij. Het kerkgebouw is na 1945 grondig gerestaureerd. In 1856 is het kerk gebouw vergroot met een consistoriekamer en een kosterswoning.
De organisatie van de Evangelisch-Lutherse Gemeente van Dordrecht vertoont een structuur, die in grote trekken overeenkomt met die van andere gemeenten. Het bestuur berust bij een Kerkeraad, die is samengesteld uit de predikant (de voorzitter), ouderlingen en diakenen. Hoewel tussen ouderlingen en diakenen duidelijk een taakverdeling bestond, waarbij aan eerstgenoemden naast het financieel beheer het toezicht op leer en leven was toebedeeld, terwijl de diakenen zich met armenzorg bezighielden, vormden zij toch te zamen één college. Dienstdoende ouderlingen en diakenen waren als Kleine Kerkeraad voor hun dagelijks bestuur verantwoording schuldig aan de Grote Kerkeraad, waarin allen, die eens ouderling of diaken waren geweest, zitting hadden. In deze grote vergadering werd in april en oktober beslist over vermeerdering of vermindering aan de kerkelijke bijstand. Deze vergaderingen droegen de naam van augmentatie- en reductievergaderingen.
Het financieel beheer, dat door ouderlingen-rentmeesters werd waargenomen, is door de instelling van een aantal afzonderlijk beheerde fondsen met bijzondere bestemming niet gemakkelijk te overzien. Tot een beter begrip mag een bespreking ervan dan ook niet ontbreken. De beide Negotiatiefondsen zijn respectievelijk in 1803 en 1809 opgericht ten behoeve van het beheer van twee leningen, die in de Franse tijd bij gemeenteleden werden afgesloten teneinde het hoofd boven water te kunnen houden. Voor het beheer was men verantwoording schuldig aan de Grote Kerkeraad. Verder zijn in de loop van de 19e eeuw de zogenaamde Noodfondsen A, B, C en D opgericht, respectievelijk in 1800 (A en B), 1819 en 1822 / 1824. De inkomsten hieruit zijn bij wijze van subsidie aan de diakenen overgemaakt, in het geval van Fonds D als een renteloos voorschot. Het beheer van de Fondsen A, B en D werd gevoerd vanwege en onder verantwoordelijkheid van de Grote Kerkeraad. Fonds C is onder toezicht van dezelfde vergadering tot 1853 door de diakenen beheerd, waarna het Fonds aan de Grote Kerkeraad is overgedragen.
Het Noodfonds E, opgericht in 1860 had een zuiver kerkelijke bestemming evenals het veel jongere Kerkelijke propagandafonds. Het Plaatselijk predikantenfonds (1804), het Fonds ter verhoging van het predikantentraktement en het School- of studiefonds (1911) brengen in hun benaming het doel reeds tot uitdrukking. Het enige fonds, dat door en ten behoeve van de Diaconie werd beheerd, was het Woningfonds (1907), dat woningen aan het Geldelozepad, gebouwd door architect E.A. Reus, exploiteerde. De directie berustte bij drie regenten, die aan de diakenen rekenplichtig waren. De huisjes werden kosteloos of tegen betaling van een geringe huur ter beschikking gesteld aan minvermogenden, die toch niet armlastig mochten zijn.
laatste wijziging 06-02-2024
491 beschreven archiefstukken
2 gedigitaliseerd
totaal 96 bestanden
Inventaris
laatste wijziging 06-02-2024
491 beschreven archiefstukken
2 gedigitaliseerd
totaal 96 bestanden
Kenmerken
Datering:
1603 - 1989
Auteur:
T.W. Jensma (1973)
Omvang:
10,25 meter
Licentie:
Titel inventaris:
Evangelisch-Lutherse Gemeente van Dordrecht
Categorie:
laatste wijziging 06-02-2024
491 beschreven archiefstukken
2 gedigitaliseerd
totaal 96 bestanden