Uw zoekacties: Watergerecht te Dordrecht

14 Watergerecht te Dordrecht ( Regionaal Archief Dordrecht )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Aanwijzingen voor de gebruiker
Openbaarheidsbeperkingen
Beperkingen aan het gebruik
Nadere toegangen
Aanvraaginstructie
Citeerinstructie
Inleiding
1. Organisatie
14 Watergerecht te Dordrecht
Inleiding
1.
Organisatie
De bewering van Lips dat Dordrecht de enige stad in Holland was, die een college van waterschepenen had (1), is enigszins ongenuanceerd, maar zeker was ze de eerste stad met een dergelijk, gespecialiseerd gerecht. Voor het eerst is sprake van waterschepenen in een keur van 31 augustus 1439, die bepaalt dat hun vonnissen volledige rechtskracht hebben.(2) Mogelijk was het college toen nog maar kort in functie; het keurboek van 1401 maakt in een keur, die duidelijk tot het waterrecht behoort, geen melding van waterschepenen, maar geeft de ‘gewone’ schepenen de bevoegdheid inzake de betreffende bepaling vonnis te wijzen.(3) Balen stelt inderdaad dat het college toen is ingesteld, maar Van de Wall meent dat het ouder was, verwijzend naar een akte in het stadboek van 1427.(4) Of de daarin genoemde gezworen watermeesters echter al dezelfde rechten hadden als de (latere?) waterschepenen, is echter twijfelachtig. Het geregistreerde vonnis is in elk geval nog gewezen door de gewone schepenbank.

(1) Lips, Wandelingen, 21.
(2) Fruin, Oudste rechten, I, 277. Van 1451 dateert een keur op het niet verschijnen voor het watergerecht. Fruin, Oudste rechten I, 293. Ook deze keur duidt op een betrekkelijk recente instelling.
(3) Fruin, Oudste rechten I, 74.
(4) Balen., Beschrijvinge, 655; Van de Wall, Handvesten, 1340; Fruin, Oudste rechten, II, 53-54.
In tegenstelling tot de negen schepenen die met de schout het gerecht van Dordrecht vormden, werden de zeven waterschepenen niet gekozen door de veertigen, maar tot in de zeventiende eeuw benoemd door het gerecht. (5) Lips schrijft, waarschijnlijk op gezag van Van de Wall (zie noot 7), dat het de oudraad was die aanstelde. Dat is juist vanaf de tweede helft van de zeventiende eeuw. De zittingsduur was– ook dat in tegenstelling tot de schepenen – in beginsel levenslang, quo ad vitam. Bij overlijden, vertrek of ontslag op verzoek van een waterschepen, werd ad-hoc de ontstane vacature ad-hoc opgevuld. Op drie-koningen van het volgend jaar werd deze dan bekrachtigd en de benoeming in het offitieboek ingeschreven. (6) Na de Bataafse omwenteling, in 1795, werden de waterschepenen door het stadsbestuur benoemd.

(5) Bijvoorbeeld resoluties van het gerecht van 25 januari 1642 (SA3, invnr 46), 25 september 1646 (SA3, invnr 47) en 21 oktober 1655 (SA3, invnr 48).
(6) SA3, invnrs 1901-1910.
Wat het Dordtse watergerecht onderscheidde van dat van Amsterdam, Rotterdam, of Middelburg, was zijn hoge mate van zelfstandigheid. Het was niet, zoals in genoemde steden, een onderdeel van het gerecht. De waterschepenen waren geen schepen-commissarissen, dat wil zeggen: ze waren geen leden van de schepenbank, maar vormden een eigen, rechtsprekend college. Op vonnissen was beroep mogelijk op het Dordtse gerecht, maar indien partijen dat beide wensten, kon ook direct bij een hogere rechtbank, zoals het Hof van Holland appèl worden aangetekend. Wel is duidelijk dat het gerecht de formele bevoegdheden bepaalde. De instructie van 1775, waarover hieronder meer, stelt expliciet dat de waterschepenen door het gerecht werden ‘geordonneert’.

Het watergerecht vergaderde in de Wijnkoperskapel (Ijzerwaag), zo dikwijls als hij dat nodig achtte. De reorganisatie van de rechtelijke macht, die met de inlijving van het koninkrijk Holland in Frankrijk in 1811 van kracht werd, betekende ook het einde van het watergerecht, al verkeerden de waterschepenen in maart nog in onzekerheid: het Tribunal de commerce, dat in zekere zin het watergerecht moest gaan vervangen, was nog niet opgericht en zolang de maire de leden nog niet van hun eed had ontslagen, bleven deze in functie. De laatste bladzijden zijn uit het resolutieboek gesneden, waardoor het preciese tijdstip van opheffing onzeker is; waarschijnlijk was de vergadering van 20 maart 1811 de laatste. (7)

(7) Archief Watergerecht, invnr 2.
2. Taken
3. Waterschout
4. Archief
5. Literatuur

Kenmerken

Datering:
1627 - 1811 (1812)
Auteur:
P.J. Horsman (2012)
Omvang:
2,38 meter
Titel inventaris:
Watergerecht te Dordrecht