Uw zoekacties: Anti-revolutionaire kiesverenigingen te Utrecht

846-2 Anti-revolutionaire kiesverenigingen te Utrecht ( Het Utrechts Archief )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Geschiedenis
846-2 Anti-revolutionaire kiesverenigingen te Utrecht
Inleiding
Geschiedenis
Organisatie: Het Utrechts Archief
Negentig jaar na de Franse Revolutie, in 1879, werd de landelijke Anti-Revolutionaire Partij (ARP) opgericht. Antirevolutionaire denkbeelden leefden echter al aan het begin van de negentiende eeuw. Oorspronkelijk deed dit gedachtengoed vooral opgang in kerkelijke discussies; rond 1850 werd ook de landelijke politiek erdoor beïnvloed. * 
In de stad Utrecht waren antirevolutionairen vanaf 1848 actief op politiek gebied. In 1851 werd de eerste Utrechtse kiesvereniging op christelijke antirevolutionaire grondslag opgericht: "Bijbel, Vaderland en Oranje". Deze vereniging was met name na de Aprilbeweging van 1853 succesvol. Het jaar daarop stortte de vereniging als een kaartenhuis in. Dit was vooral het gevolg van een verkiezingsnederlaag op landelijk niveau, waarbij de vooraanstaande antirevolutionaire Utrechter jhr. mr. H.A.M. van Asch van Wijck niet in de Kamer werd gekozen *  . Hoewel er in de jaren die volgden wel pogingen werden gedaan om een antirevolutionaire kiesvereniging van de grond te krijgen (bijvoorbeeld "Vreest God, eert den Koning" in 1866), lukte dit pas in 1868. In dat jaar werd de kiesvereniging "Nederland en Oranje" opgericht door een groep van 21 vooraanstaande kiezers. De naam was overgenomen van andere antirevolutionaire kiesverenigingen in het land. Hoewel "Nederland en Oranje" vol vuur aan de taak begon met het verspreiden van strooibiljetten, sloten niet veel kiezers zich bij de kiesvereniging aan. * 
Pas na de wijziging van de Kieswet in 1896 begon het ledenaantal echt te stijgen. In dat jaar werd "Nederland en Oranje" gesplitst in twee kiesverenigingen, "Nederland en Oranje I en II", met als grens de Oudegracht en de Kromme Rijn. Al vlug voelde men echter behoefte aan meer homogeniteit. Om die reden werden de twee kiesverenigingen in 1900 alweer bijeengevoegd. Dit was echter niet voor lang, want in 1914 werd de kiesvereniging opgedeeld in "Nederland en Oranje I t/m IV"; een "Centrale A.R. Kiesvereeniging" bleef wel bestaan. Zo bleef het een tijd lang zoeken naar de juiste organisatievorm. In de jaren dertig waren er zes kiesverenigingen, met als "paraplu" het Centraal Bestuur. In 1934 werd aan het reglement toegevoegd dat er grenswijzigingen tussen de kiesverenigingen mogelijk waren, teneinde de grenzen te doen samenvallen met die der stemdistricten. Meteen daarna vond er een wijziging plaats. In 1948 was er opnieuw een kleine grenswijziging tussen de kiesverenigingen. Na de annexatie van de gebieden Maartensdijk-Tuindorp, Oudenrijn, Jutphaas (II) en Zuilen was een grotere reorganisatie noodzakelijk. In 1955 werden de zes oude kiesverenigingen en de kiesverenigingen die in de geannexeerde gebieden opereerden opgeheven; 12 nieuwe verenigingen ("Nederland en Oranje I t/m XII") zagen het levenslicht. In 1960 tenslotte, werd wederom een grootscheepse reorganisatie doorgevoerd. Hoewel na 1960 de naam "Nederland en Oranje" door de meeste kiesverenigingen niet meer werd gevoerd, verdween deze pas bij de inwerkingtreding van een nieuw huishoudelijk reglement in 1968.
Een exacte beschrijving van de grenzen van de opeenvolgende kiesverenigingen is in de reglementen van de Centrale Kiesvereniging terug te vinden. * 
Het stelsel van antirevolutionaire kiesverenigingen in de stad Utrecht functioneerde als een federatie. De kiesverenigingen hadden een hoge mate van autonomie, maar gedurende de gehele periode van hun bestaan werden de verenigingen overkoepeld door het Centraal Bureau van de AR-kiesverenigingen "Nederland en Oranje". Het bestuur hiervan droeg de naam "Centraal Bestuur". Hierin hadden afgevaardigden van de besturen van de kiesverenigingen zitting. In de kiesverenigingen werden de antirevolutionaire beginselen en de lands- en gemeentepolitiek besproken, het gemeenteprogram werd er vastgesteld en er werden kandidaten gesteld voor de Tweede Kamer, de Provinciale Staten en de gemeenteraad. Voorts was het propageren van de ARP natuurlijk een belangrijke taak van de kiesvereniging.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog was het voor de antirevolutionaire kiesverenigingen niet mogelijk om deze taken voort te zetten. De kiesverenigingen "Nederland en Oranje" functioneerden na augustus 1940 niet meer op de oude voet, hoewel men probeerde om ondergronds het contact te behouden *  Vanaf 30 juni 1941 waren de politieke partijen verboden. Na de oorlog werd er op landelijk niveau veel gesproken over samenwerking tussen de ARP en de CHU. Ook in Utrecht gingen de christelijk-historischen en antirevolutionairen in gesprek. *  Voor een samenwerking tussen de kiesverenigingen bleek het nog te vroeg, maar in de gemeenteraad kwam het in 1946 tot een Protestants Christelijke Raadsfractie. Deze fractie hield stand tot 1954.
Hoewel de antirevolutionairen bij de verkiezingen van 1946 goed uit de bus kwamen, ging het vanaf 1949 steeds slechter met de partij. Het aantal ARP-zetels in de Utrechtse raad steeg weliswaar na de verkiezingen van december 1953, maar dit was met name een gevolg van de uitbreiding van de raad van 39 naar 45 zetels. * 
De ARP stelde zich nog één keer zeer fel op, toen zij stelling nam tegen de beoogde onafhankelijkheid van Nederlands Indië. De Indië-kwestie zorgde niet alleen in de nationale politiek voor veel beroering. Voor de antirevolutionairen was het loslaten van deze kolonie in 1949 zo'n heikel punt, dat het zelfs de thematiek van de gemeenteraadsverkiezingen enigszins bepaalde. * 
Hierna brak een tijdperk van verstarring aan bij de ARP en was er in een periode van ruim tien jaar nauwelijks ruimte voor vernieuwing. Pas in 1961 werd de koers gewijzigd. Nieuwe denkbeelden kregen voet aan de grond, vaak verwoord door antirevolutionaire jongeren (verenigd in Arjos). De ARP moest kerkelijk oecumenisch worden, politiek mondiaal en sociaal-radicaal. De ARP kreeg als ondertitel: Evangelische Volkspartij. Behalve de radicaal-evangelische vleugel waren in deze periode eveneens een modern-pragmatische en een traditionele antirevolutionaire stroming te herkennen. Maar ook na deze verbreding bleef de ARP in de jaren zestig aan stemmenverlies lijden. Soms werd geopperd dat juist de nieuwe koers de oorzaak was van het feit dat de groep antirevolutionairen steeds kleiner werd. Deze nieuwe weg werd dan gezien als "ondogmatiserend" *  : mensen die vasthielden aan de oude antirevolutionaire principes voelden zich daardoor niet meer helemaal thuis bij de ARP.
De naoorlogse samenwerking tussen de AR-kiesverenigingen en CH-kiesverenigingen kreeg in de jaren zestig een vervolg. In 1967 vond voor het eerst voorzichtig overleg plaats, waarbij ook de KVP (Katholieke Volkspartij) was uitgenodigd. In 1970 namen de drie partijen gezamenlijk deel aan de gemeenteraadsverkiezingen. In de jaren die volgden, nam deze samenwerking steeds vastere vormen aan. In 1977 werd door de drie confessionele partijen het CDA-verband Utrecht opgericht. Uiteindelijk vond in 1980 de fusie tussen de drie partijen plaats, zowel landelijk als provinciaal en plaatselijk *  . In dat jaar werden de antirevolutionaire kiesverenigingen opgeheven.
Archieven
Literatuur