Nadat apostolisch vicaris Philippus Rovenius in 1643 de organisatie der geestelijkheid in de stad Utrecht opnieuw had hersteld, vormden de pastoors der parochies een college, dat geregeld bijeenkwam en besluiten nam. In 1646 werd dit Collegium Pastorum Ultrajectensium door Rovenius officieel opgericht onder de naam "Presbyterium SS. Willibrordi et Bonifacii" *  . Van dit college zou de aartspriester deken zijn, terwijl de aartsdiaken aan het hoofd van het college zou staan. De leden van het college hadden het recht in het gehele gebied van de aartspriester te prediken en de sacramenten te bedienen. Ook stonden zij de aartspriester bij in het houden van toezicht op de onder zijn verantwoordelijkheid vallende staties *  . Op 29 juli 1652 werd de oprichtingsakte door apostolisch vicaris Jacobus de la Torre bevestigd *  . Het Collegium Pastorum Ultrajectensium, dat na 1723 werd voortgezet door de pastoors van de clerezie, bestaat nog steeds. De in deze inventaris beschreven stukken zijn voor een deel afkomstig uit de pastorie aan het Willemsplantsoen; een ander deel werd in bewaring gegeven door het Rijksarchief in Utrecht. Van het archief is 0,10 m vernietigd. De uiteindelijke omvang bedraagt 0,60 m.
Archiefstukken jonger dan 50 jaar mogen slechts worden geraadpleegd na schriftelijke toestemming van het college.