Uw zoekacties: Instituut voor Medische Psychotherapie te Utrecht

839-1 Instituut voor Medische Psychotherapie te Utrecht ( Het Utrechts Archief )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Geschiedenis van het IMP
839-1 Instituut voor Medische Psychotherapie te Utrecht
Inleiding
Geschiedenis van het IMP
Organisatie: Het Utrechts Archief
Het Instituut voor Medische Psychotherapie (IMP) Utrecht werd opgericht vanuit de psychotherapeutische situatie in de provicie Utrecht in de eerste jaren na 1950. De Medisch Opvoedkundige Bureaus (MOB's) konden de problemen van en met kinderen enigszins opvangen. De Bureaus voor Levens- en Gezinsmoeilijkheden (LGM's) stonden voor de gigantische taak volwassenen hulp te bieden. Het leek derhalve noodzakelijk vooral voor volwassen patiënten, in het bijzonder de minvermogenden onder hen, ambulante curatieve zorg te bieden in de vorm van een of andere psychotherapie.
In december 1953 werd het IMP Utrecht als stichting opgericht, met medewerking van de Rijksuniversiteit Utrecht. De stichting stelde zich statutair ten doel 'de bevordering van de medische psychotherapie in de ruimste zin des woords'.
De Stichting IMP Utrecht heeft dus geen rechtsvoorganger. De Medisch Opvoedkundige Bureaus en de Bureaus voor Levens- en Gezinsvragen (voortzetting van LGM's) bleven naast het IMP voortbestaan, totdat omstreeks 1983 de diverse instellingen op het terrein van de ambulante geestelijke gezondheidszorg in RIAGG-verband gingen samenwerken.
De leiding van het IMP berustte bij het curatorium (vanaf 1979 bestuur). Voorzitter, secretaris en penningmeester van dit curatorium vormden samen het bureau (dagelijks bestuur). Onder toezicht van het bureau werd de dagelijkse leiding van het instituut opgedragen aan het directorium (directie). De hoogleraar A. Poslavsky werd in 1954 directeur van het nieuwe instituut.
Het IMP kreeg een onderkomen in het toenmalige pand van het MOB in de Lange Nieuwstraat. De officiële opening vond plaats in 1956. De medewerkers waren therapeuten die uit sociale motieven naast hun praktijk een aantal uren beschikbaar stelden. Ze deden dat gratis of tegen een geringe vergoeding.
Het instituut kreeg inmiddels enkele subsidies, namelijk van de provincie Utrecht, de gemeente Utrecht en vele kleinere gemeenten uit de provincie.
In 1958 bleken een hardere organisatievorm en een nieuwe taakverdeling noodzakelijk. Inmiddels kregen de therapeuten al hogere vergoedingen en werd er aan patiënten een bijdrage gevraagd ter dekking van de kosten. Toch ontstond er een tekort aan therapeuten en financiën in verhouding tot de behoefte aan psychotherapeutische hulp. Daarom werd in 1958 bij het aftreden van de directeur besloten tot de benoeming van een directorium bestaande uit drie personen om het instituut een definitieve koers te kunnen geven.
Het IMP betrok in 1962 het pand Maliebaan 94. Het instituut was inmiddels ingeschakeld bij de opleiding van aanstaande psychiaters: zij kregen bij het IMP de gelegenheid naast hun klinische patiënten ook ambulante patiënten te onderzoeken en te behandelen. Zo ontstond er binnen het curatieve kader van het IMP ook een opleidingstaak.
Op basis hiervan kwam een contract tot stand tussen de Rijksuniversiteit Utrecht en het IMP. De Rijksuniversiteit bood het IMP financiële ondersteuning en ging daarmee nog door, nadat het contract in 1964 vervallen was. De bijdrage van de patiënt voor psychotherapeutische behandeling werd geleidelijk opgevoerd. Daartegenover stond dat sociale verzekeringswetten de kosten van psychotherapeutische behandeling in de loop van de jaren zestig gingen vergoeden. Het aantal cliënten begon snel toe te nemen.
De enorme toeloop van cliënten vanaf 1970 vereiste een aanpassing en uitbouw van de organisatie. Het aantal medewerkers bij het IMP groeide sterk. Vanaf 1974 werd in hoog tempo een nieuwe organisatiestructuur ingevuld.
In 1975 werden secties gevormd met aan het hoofd coördinatoren. De financiële administratie en het secretariaat werden sterk uitgebreid en van elkaar gescheiden. De snel groeiende organisatie kreeg eind 1974 de beschikking over meer huisvestingsruimte. Eind 1978 had het IMP vijf panden in gebruik in de stad Utrecht.
De toename van het aantal cliënten deed ook de behoefte aan gekwalificeerde psychotherapeuten sterk toenemen. Uit verschillende disciplines werden therapeuten aangesteld, waaronder veel psychologen. De sinds 1968 bestaande eigen IMP-basisopleiding in de psychotherapie was één van de belangrijkste kanalen waarlangs psychotherapeuten geworven konden worden.
De toename van het aantal behandelingsuren, van het aantal therapeuten en van het administratieve personeel verhoogden de complexiteit van de organisatie aanzienlijk. Er ontstond een grote behoefte aan overleg, coördinatie, planning en algemeen management.
De samenstelling en de werkzaamheden van het directorium veranderden. Als driemanschap functioneerde het tot omstreeks 1975. In 1977 had het IMP een directeur en een adjunct-directeur.
Een aantal taken van de directie werd vanaf 1975 gedelegeerd aan de coördinatoren, die in april 1982 'sectiehoofden' gingen heten. Vanaf 1979 werd de adjunct-directeur terzijde gestaan door een staf bestaande uit het hoofd van de financiële afdeling en het hoofd van het secretariaat.
Het IMP bleef een stichting (een niet-winstgevende organisatie) onder leiding van een bestuur en dagelijks bestuur en met een directie handelend onder toezicht van het dagelijks bestuur.
Het statutaire doel bleef 'de bevordering van de medische psychotherapie in de ruimste zin des woords'. In de praktijk werd ambulante psychotherapeutische hulp verleend aan mensen met emotionele en relationele problemen. De meeste therapieën vonden plaats in één van de IMP-gebouwen.
Eind 1977 werkten er 166 psychotherapeuten bij het IMP, waarvan 20 in vaste dienst. Een aantal therapeuten werkte thuis in dienst van het IMP. Tot de taak van de coördinatoren behoorde onder meer de toewijzing van cliënten aan de verschillende psychotherapeuten.
Bij het IMP werd in 1979 volgens verschillende methoden psychotherapie gegeven:
1. Ontdekkende therapieën
a. psychoanalyse en individuele gesprekstherapie
b. groepspsychotherapie
2. Gedragstherapie
3. Partner-relatie-therapie en gezinstherapie
4. Adolescenten-therapieën
a. individuele therapie
b. groepspsychotherapie
c. gezinstherapie
In 1979 werd ook begonnen met het geven van kinderpsychotherapie. Crisisinterventie werd niet gerekend tot het takenpakket van het IMP. Het instituut was niet 24 uur per dag bereikbaar.
Naast het geven van psychotherapeutische behandelingen behoorden tot de taken van het IMP:
1. het verzorgen van opleidingen in de psychotherapie
2. het verrichten van wetenschappelijk onderzoek
Met betrekking tot onderwijs en research bleef het IMP aanvankelijk gericht op samenwerking met de faculteit geneeskunde en de faculteit sociale wetenschappen van de Rijksuniversiteit. In 1975 werd de financieel-organisatorische band met de Rijksuniversiteit vrijwel geheel doorgesneden.
Het IMP Utrecht ging door met de ontwikkeling van een eigen sectie Opleiding in de psychotherapie. Daarnaast ontwikkelde het IMP een sectie Onderzoek. Met deze beide non-curatieve activiteiten was het instituut vrij uniek in de ambulante geestelijke gezondheidszorg. Het IMP Utrecht onderhield tevens contact met andere IMP's in Nederland.
Per 1 januari 1982-met een overgangsperiode van 1 à 2 jaar-werd de psychotherapie door de IMP's onderdeel van de AWBZ-verstrekking 'hulp door of vanwege een Regionale Instelling voor Ambulante Geestelijke Gezondheidszorg (RIAGG)'.
Dat betekende dat de IMP's als zelfstandige rechtspersoonlijkheden werden opgeheven en onderdeel gingen vormen van een RIAGG in een zogenaamde 'Organisatorische Eenheid voor Psychotherapie' (OEP). Tot omstreeks 1983 waren de meeste IMP's in Nederland zelfstandige rechtspersoonlijkheid bezittende instellingen.
In het kader van deze landelijke ontwikkeling is ook het IMP Utrecht in 1983 opgeheven. De formatie werd op 1 juli 1983 opgedeeld naar vijf organisaties: de RIAGG Stad Utrecht, de RIAGG Westelijk Utrecht, de RIAGG Oostelijk Utrecht, het Psychoanalytisch Instituut Utrecht en het Regionaal Opleidingscentrum. Er zijn dus vijf rechtsopvolgers van de organisatie.
De gezamenlijke IMP's hebben in 1981 de nodige bezwaren aangetekend tegen de wijze waarop de psychotherapeutische hulpverlening in RIAGG-verband zou worden georganiseerd.
Het IMP Utrecht heeft in juli 1982 nog een statutenwijziging doorgevoerd. Tot het doel van het instituut werd toen tevens gerekend: de inrichting en instandhouding van een Psychoanalytisch Centrum in samenwerking met het Nederlands Psychoanalytisch Genootschap en andere psychoanalytische verenigingen.
Ook werden in juli 1982 verkiezingen gehouden voor een ondernemingsraad die gefunctioneerd heeft van augustus 1982 tot november 1983.
Archief

Kenmerken

Datering:
1953-1983
Toegangstitel:
Inventaris van het archief van het Instituut voor Medische Psychotherapie te Utrecht 1953-1983 (1985)
Auteur:
G.P. Pouwels
Datering toegang:
1995
Openbaarheid:
Stukken jonger dan 30 jaar slechts ter inzage na toestemming inbewaargever
Rechtstitel:
Opneming in beheer van een particulier, niet in eigendom verkregen
Omvang:
1 m
Categorie: