Uw zoekacties: Stichting Het Utrechts Symfonie Orkest te Utrecht

801 Stichting Het Utrechts Symfonie Orkest te Utrecht ( Het Utrechts Archief )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
De geschiedenis van het U.S.O
801 Stichting Het Utrechts Symfonie Orkest te Utrecht
Inleiding
De geschiedenis van het U.S.O
Organisatie: Het Utrechts Archief
De oorsprong van het Utrechtsch Stedelijk Orchest is in het muziekkorps van de Schutterij gelegen *  . Dit korps trad vanaf 1847 ook op als symfonieorkest. Het begon de kern van het orkest te worden dat voor het Collegium Musicum Ultrajectinum de zogeheten "stadsconcerten" gaf *  . De samenwerking met het C.M.U. veranderde na 1871. Toen namelijk werd de nieuwe concertzaal van de sociëteit Tivoli aan de Kruisstraat geopend. Ter gelegenheid daarvan vormde Cornelis Coenen, dirigent van het muziekkorps van de Schutterij een symfonieorkest, dat al snel "Tivoli-orkest" genoemd werd *  .
In 1895 werd de vereniging "Het Utrechtsch Stedelijk Orchest" opgericht dat de activiteiten van dat symfonieorkest voortzette *  . Het bleef gebruik maken van de zaal van Tivoli, behalve gedurende het seizoen 1920/1921, toen al eerder opgetreden wrijvingen tussen orkestleiding en Tivoli-bestuur een voorlopig hoogtepunt bereikten.
Het concertgebouw Tivoli aan de Kruisstraat werd gesloopt en in 1955 door een houten noodgebouw op het Lepelenburg vervangen, in afwachting van de bouw van wat meer dan twintig jaar later Muziekcentrum Vredenburg zou worden. Het "zich behelpen" in een noodgebouw en het (mee-)denken over hoe een goede ruimte zou dienen te zijn, werden onverbrekelijk met het U.S.O. verbonden zaken *  .
In 1957 werd de bestuursvorm gewijzigd: het U.S.O. werd de Stichting Utrechts Symfonie Orkest (en verloor ook de verouderde "ch"). Het zeven leden tellende stichtingsbestuur, dat door de gemeenteraad benoemd werd, koos uit zijn midden een voorzitter, secretaris en penningmeester. Het bestuur benoemde, in vaste of in tijdelijke dienst, de dirigent en de directeur, alsmede de orkestleden en het administratief en technisch personeel. Dit onder voorafgaande goedkeuring van burgemeester en wethouders, die tevens bezoldiging, rechtspositie en arbeidsvoorwaarden vaststelden. De medezeggenschap kwam via de stichtingsraad tot uiting; deze werd in de loop der tijd aangepast aan de gewijzigde wetgeving op het gebied van de ondernemingsraden.
Het U.S.O. voerde in 1958 een programmeringssysteem in, zodanig dat de verschillende concertseries op een bepaalde interessesfeer werden afgestemd. Zo droegen de maandagavondconcerten (die 's woensdags voor de leden der vakbonden herhaald werden) een bevattelijk, populair-klassiek karakter, terwijl ook een serie werd ingesteld onder de naam "Muziek van onze tijd", gericht op de kennismaking met de nieuwste stromingen in de hedendaagse compositiekunst.
In 1966 vond opnieuw een naamsverandering plaats: Utrechts Symfonie Orkest. Voor deze verandering werd gekozen om een reeds bestaande toestand ook in naam te erkennen: al geruime tijd beperkten de werkzaamheden zich niet tot de stad. Behalve incidenteel in het buitenland en in Amsterdam (sinds 1951 voor de kunstkring Kunst voor Allen), werden vooral ook concerten gegeven in de andere gemeenten van de provincie. Deze "buitengemeenten" hoorden, naast Rijk en provincie, bij de subsidiërende instanties.
Vanaf 1968 bogen, in opdracht van het ministerie van CRM (WVC), verscheidene commissies zich over het dure Nederlandse orkestenbestel. Zo werd in 1970 samenwerking van het U.S.O. met het Gelders Orkest, en in 1971 samenwerking van het U.S.O. met de Hilversumse Omroeporkesten overwogen. Voor een regionaal orkest - de bevoorrechte status "grootstedelijk orkest" verkreeg het U.S.O. niet - werd het aantal vaste orkestleden van ca. achtentachtig te groot geacht.
In februari 1984 nam minister Brinkman van WVC de voorstellen over van de commissie-Sutherland, en op 1 september 1985 ging het Utrechts Symfonie Orkest, met het Amsterdams Philharmonisch Orkest en het Nederlands Kamerorkest, op in een nieuw ensemble: het Nederlands Philharmonisch Orkest.
De inventarisatie van het archief
Literatuur
Inventaris

Kenmerken

Datering:
1895-1986
Toegangstitel:
Inventaris van het archief van de vereeniging het Utrechtsch stedelijk orchest, na 1966 stichting het Utrechts symfonie orkest (1867) 1895-1986
Auteur:
G. Boer
Datering toegang:
1989
Notabene:
Vanwege ruimtegebrek bewaren wij dit archief niet in ons eigen depot. U kunt dit archief inzien door het aan te vragen via ons aanvraagformulier: https://hetutrechtsarchief.nl/aanvragen
Openbaarheid:
Volledig openbaar
Rechtstitel:
Schenking (van een niet overheidsarchief)
Omvang:
39,72 m zuurvrije dozen
Bijzonderheden:
Vanwege ruimtegebrek bewaren wij dit archief niet in ons eigen depot. U kunt dit archief inzien door het aan te vragen via ons aanvraagformulier: https://hetutrechtsarchief.nl/aanvragen
Rubrieken:
Thema trefwoorden: