Het archief van brouwerij "De Boog" is bij de opheffing in 1897 naar het Parochiaal Armbestuur overgebracht. Het omvat 0,5 meter vooral boekhoudkundige stukken. De vanouds vermaarde brouwerij aan de Oudegracht, speciaal hier gevestigd vanwege het heldere grachtwater dat als grondstof voor het bier werd gebruikt, werd in de eerste helft van de achttiende eeuw door Willem de Kock gekocht van de familie Bijlevelt. Toen Willem de Kock in 1761 overleed bleek hij praktisch zijn gehele nalatenschap aan de Armenkamer te hebben vermaakt. Brouwerij "De Boog" vormde het hoofdbestanddeel van deze nalatenschap. Zij zou gedurende vele jaren een bron van inkomsten vormen voor de katholieke armenzorg. Na 1800 was het rendement niet altijd even groot. Vele malen kwamen de regenten voor de vraag te staan: vernieuwen dan wel verkopen. Er zijn altijd regenten geweest die speciaal het toezicht hielden op het wel en wee van het bedrijf. De bedrijfsleider was, zo blijkt uit de rapportage van deze regenten aan het bestuur van de Armenkamer en het Parochiaal Armbestuur, vrij autonoom.

Voor de door de regenten opgemaakte stukken betreffende de brouwerij kan verwezen worden naar het archief van de Armenkamer en het Armbestuur *  . In 1896/1897 bleken vernieuwingen te lang uitgebleven: een algehele reorganisatie van de technische apparatuur was onontkoombaar. Het Parochiaal Armbestuur besloot geen investeringen meer te doen, en sloot zowel het depot van de brouwerij in Amsterdam als "De Boog" zelf. Een van de laatste Utrechtse brouwerijen werd historie.
De archieven van het Parochiaal Armbestuur (v/h R.K. Armenkamer) en van de bierbrouwerij "De Boog" hebben, voor zover thans geïnventariseerd, een lengte van 21,5 strekkende meter.

Rest mij nog te zeggen dat ik van harte hoop dat een volledige inventaris binnen korte tijd zal kunnen verschijnen. Mijn mentor mevrouw J.G. Riphaagen en mijn kamergenote Jellie van der Meulen wil ik hierbij mijn hartelijke dank zeggen voor hun steun en waardevolle adviezen, maar ook alle andere medewerkers van de Gemeentelijke Archiefdienst die mij op de een of andere manier hielpen, ben ik zeer dankbaar.

september 1981.
Ida Kemperman-Wilke