Uw zoekacties: Vereniging 'Voor de kunst' te Utrecht

777-2 Vereniging 'Voor de kunst' te Utrecht ( Het Utrechts Archief )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Vereniging voor de Kunst te utrecht
777-2 Vereniging 'Voor de kunst' te Utrecht
Inleiding
Vereniging voor de Kunst te utrecht
Organisatie: Het Utrechts Archief
Op 1 september 1895 werd op initiatief van de actieve kunstenares Etha Fles in het door haar gehuurde lokaal van de vereniging Jong Leven, Domplein 15, de vereniging Voor de Kunst opgericht. Het doel van Etha Fles en haar groep sympathisanten was de belangstelling voor beeldende kunsten op te wekken en de bloei van het kunsthandwerk krachtdadig te bevorderen. Men was van mening dat de andere kunstminnende verenigingen in Utrecht, met name het genootschap Kunstliefde, te weinig aandacht besteedden aan vertegenwoordigers van nieuwe stromingen in de schilderkunst, zoals het luminisme, het neo-impressionisme, het symbolisme en de monumentale schilderkunst, aan beeldhouwers en etsers, en aan schilders zoals Vincent van Gogh en Thorn Prikker.
Het merendeel van de aanwezige sympathisanten was lid van Kunstliefde; mede daarom wilde men een goede verstandhouding tussen beide verenigingen handhaven.
Het bestuur bestond uit een voorzitter, een secretaresse (later bijgestaan door een tweede secretaresse), een penningmeester en een variabel aantal gewone leden. Eén lid van het bestuur was meestal ook lid van het Kunstliefde-bestuur.
Voor elke expositie werd uit het bestuur een tentoonstellingscommissie gevormd, vaak bestaande uit drie personen. Zij legden de contacten met de kunstenaars, de kunstbezitters en de verenigingen; tevens waren zij voor de inrichting van de tentoonstellingen verantwoordelijk. Het grootste probleem voor de nieuwe vereniging was het vinden van een geschikte ruimte, die als tentoonstellingszaal zou kunnen dienen. Vanaf 1 februari 1896 tot 1 september 1899 was men gehuisvest in het bovenhuis van Munsterkerkhof 22 (sinds 23 januari 1912: Domplein 22). De vooruitstrevende tentoonstellingen die daar gehouden werden, trokken uit het gehele land veel bezoekers, met name de tentoonstellingen van Vincent van Gogh, Thorn Prikker, Jan Toorop, Segantini en Rosa Bonheur.
Ook de lezingen die Etha Fles e.a. aan arbeiders gaven, sloegen erg aan; in het Utrechts Dagblad werden deze later als socialistisch getint voorgesteld, hetgeen Etha Fles in de bestuursvergadering hardnekkig bestreed.
De inkomsten van de vereniging kwamen uit de entreegelden, de jaarlijkse verloting van enkele werken, 10% van de verkochte werken en de contributies en bijdragen van leden en donateurs. Ook werden er zogenaamde zondagskaarten verkocht, die het recht gaven de tentoonstellingen op de daarvoor vastgestelde zondagen te bezoeken. Het waarborgfonds dat in 1896 werd opgericht en waarvoor verschillende leden gelden hadden toegezegd, diende ter dekking van een eventueel tekort aan het einde van elk seizoen. Het verenigingsjaar liep van 1 oktober tot en met 30 september.
Op 26 augustus 1899 werd besloten te verhuizen naar een ander gebouw, omdat de huur van de oude behuizing veel te hoog werd. Etha Fles kocht toen de twee aaneengrenzende panden Nobel straat 12 en Jufferstraat 2 aan, en stelde deze voor onbepaalde tijd beschikbaar aan Voor de Kunst. Elk jaar zou Voor de Kunst de renten betalen van de hypotheek die Etha Fles op de percelen had genomen. Op 4 april 1900 was de feestelijke opening van de geheel verbouwde ruimten. In 1900 was het ledental tot 650 gestegen, een ongekend hoog aantal voor Utrecht.
Begin 1906 werd het hoogste ledental bereikt van 800. Daarna ging langzaam de curve omlaag. De publieke belangstelling liep terug, de charme van het nieuwe was eraf. De Algemene Ledenvergadering van 1910 bijvoorbeeld werd door geen van de leden bezocht. In 1911 werd een circulaire aan de leden verstuurd met het doel nieuwe leden te werven en het tentoonstel l ingsbezoek weer wat op te vijzelen. Het resultaat was teleurstellend: slechts 18 nieuwe leden meldden zich aan. Het genootschap Architectura et Amicitia, dat in een zelfde situatie verkeerde als Voor de Kunst, stelde een fusie voor. Dit werd kordaat afgeslagen, want men had toch nog goede hoop voor de toekomst. Deze hoop werd versterkt door het grote aantal bezoekers aan de in het voorjaar van 1912 gehouden tentoonstelling van Jan Toorop. Ook de sterke bezuinigingen op het drukwerk, advertenties en verzekeringen gaven een duidelijke financiële verbetering te zien. Toch was het allemaal maar van korte duur. In 1913 waren er zelfs plannen voor een fusie met Kunstliefde. Men had een achterstand in het betalen van de renten der hypotheek op de gebouwen aan Etha Fles, die inmiddels verhuisd was naar Haarlem. Dit leidde ertoe dat zij de gebouwen op een openbare veiling afzonderlijk verkocht. De beide nieuwe eigenaren waren bereid de gebouwen aan Voor de Kunst te verhuren.
Als voornaamste oorzaak van het teruglopen van de aantallen bezoekers en leden en de verkoop van werken zag men de opkomst van de vele kunsthandelaren in Utrecht.
In het begin van de jaren twintig stond de vereniging er financieel redelijk voor, mede door het uitstekende penningmeesterschap van mejuffrouw Reiger. Zij bezuinigde op alle mogelijke posten.
De Fantin-Latour-tentoonstelling rond de jaarwisseling 1927/28, die werd georganiseerd door het bestuurslid J.Scherjon, was na jaren weer een groot tentoonstellingssucces. Met een batig saldo van fl. 1.200,- was dit een kleine financiële prikkel.
Het vertrek van J.Scherjon uit het bestuur in december 1929 werd gezien als een "onherstelbaar verlies". Er gingen moeilijke tijden aanbreken, ook voor andere kunstkringen. De crisisjaren sloegen hard toe. In januari 1930 was het ledental gedaald tot 152.
Sinds 1931 kreeg de vereniging geldelijke steun van Kunstliefde (fl. 400,- per jaar) onder voorwaarde, dat Voor de Kunst één van haar zaaltjes inrichtte tot leeskamer voor de Kunstliefde-leden, dat dezen vrije toegang kregen tot de tentoonstellingen en dat Kunstliefde twee maal per jaar in het gebouw van Voor de Kunst mocht exposeren. Dit laatste gebeurde vanaf 1933.
In oktober 1932 nam de penningmeester van Kunstliefde, M.R. Radermacher Schorer, het voorzitterschap over van J.Smit, die deze functie 10 jaar lang "tijdelijk" had uitgeoefend. Als voorwaarden voor aanvaarding van deze functie stelde M.R.Rademacher Schorer, dat er gestreeft moest worden naar een verregaande samenwerking met Kunstliefde en dat men geen gemeentesubsidie zou aanvaarden. Het uitblijven van deze subsidie had al lang grote ergernis gewekt in het bestuur. M.R. Rademacher wilde het zonder subsidie doen, omdat men dan onafhankelijk bleef van de gemeente. Tot eind 1937 wist men met veel kunst en vliegwerk financieel het hoofd boven water te houden, maar toen de geldelijke steun van Kunstliefde wegviel omdat dit genootschap vrij wilde zijn om geheel niet of elders te exposeren, was de financiële draagkracht te klein. Op 12 mei 1938 besloot men het voorstel van Kunstliefde om tot een fusie te komen, te accepteren. Kunstliefde nam de huur van het gebouw over, samen met alles wat Voor de Kunst nog bezat.
De bestuursleden van Voor de Kunst namen, aangevuld met enkele leden van Kunstliefde, zitting in de tentoonstellingscommissie en konden daardoor, al ging de naam te niet, de geest van de vereniging doen voortleven.
Archief en inventarisatie
Literatuur
Inventaris
Bijlage
Lijst van gehouden tentoonstellingen en lezingen
N.B. De gegevens voor dit overzicht zijn voornamelijk ontleend aan inv.nrs. 3-6, 9, 71-96.

Kenmerken

Datering:
1895-1938
Toegangstitel:
Inventaris van het archief van de vereniging 'Voor de kunst' te Utrecht 1895-1938
Auteur:
F.A.M. Hennekam
Datering toegang:
1980
Openbaarheid:
Volledig openbaar
Rechtstitel:
Opneming in beheer van een particulier, niet in eigendom verkregen
Omvang:
1,96 m zuurvrije dozen
Rubrieken:
Archiefvormer(s):