Uw zoekacties: Schilder- en tekenkundig genootschap Kunstliefde te Utrecht

777-1 Schilder- en tekenkundig genootschap Kunstliefde te Utrecht ( Het Utrechts Archief )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Historisch overzicht
Leden
Bestuur
Tekenoefeningen
Kunstbeschouwingen - Circulerende portefeuille
Tentoonstellingen
777-1 Schilder- en tekenkundig genootschap Kunstliefde te Utrecht
Inleiding
Tentoonstellingen
Organisatie: Het Utrechts Archief
De tentoonstellingen die Kunstliefde heeft georganiseerd - sommige in samenwerking met andere instellingen of verenigingen -, kunnen worden onderscheiden in algemene tentoonstellingen, ledententoonstellingen en overige tentoonstellingen, zoals exposities van het werk van één kunstenaar of combinaties van kunstenaars.
De algemene tentoonstellingen, waarop het werk van nog levende, voor het merendeel Nederlandse en Belgische kunstenaars werd bijeengebracht, werden in samenwerking met de stedelijke overheid georganiseerd. De eerste algemene tentoonstelling, waarvan in het archief stukken worden bewaard, werd in 1848 in het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen gehouden op initiatief van het bestuur van dit gebouw. Kunstliefde was met enkele leden in de voorbereidingscommissie vertegenwoordigd.
De volgende algemene tentoonstellingen werden steeds op initiatief van Kunstliefde georganiseerd. De tentoonstellingscommissies bestonden uit het bestuur van het genootschap, aangevuld met enkele door het stadsbestuur aangewezen personen. De gemeente verleende subsidie en stelde enkele ere-medailles als prijzen beschikbaar.
Op deze wijze kwamen algemene tentoonstellingen tot stand in 1861, 1866, 1884, 1886 en 1894. Ook in 1895 en 1896 werd geprobeerd enkele "voorname" kunstenaars over te halen in Utrecht te exposeren, maar de animo bleek toen niet meer zo groot. Hoewel toch nog wel enkele niet-Utrechtse kunstenaars werk inzonden, konden de in deze jaren gehouden tentoonstellingen nauwelijks meer "algemene" tentoonstellingen worden genoemd.
Sinds 1857 organiseerde Kunstliefde jaarlijks in het voorjaar een ledententoonstelling. Op enkele uitzonderingen na is deze traditie tot op heden voortgezet. Vanaf 1914 werden daarnaast ook in het najaar ledententoonstellingen gehouden.
Voor zover na te gaan, werd in 1896 voor het eerst naast de ledententoonstelling nog een andere expositie gepresenteerd. Deze was samengesteld uit aquarellen van de Haagse kunstenaars W.E. Roelofs en F.A.E.L. Smissaert.
Tot 1938, het jaar waarin de fusie met "Voor de Kunst" een feit werd, zouden dergelijke tentoonstellingen echter tot de uitzonderingen blijven behoren. Daarna ging Kunstliefde een actief tentoonstellingsbeleid voeren en introduceerde zij naast het werk van de eigen leden dat van vele andere kunstenaars uit binnen- en buitenland.
De organisatie van de tentoonstellingen - afgezien van de algemene tentoonstellingen - was in de 19de en begin 20ste eeuw in handen van een tentoonstellingscommissie, bestaande uit het bestuur van Kunstliefde en twee werkende leden. Na 1930 werd de voorbereiding van de ledententoonstellingen opgedragen aan de z.g. Plaatsings- of Ballotagecommissie, die besliste over de toelating van de ingezonden werken tot deze tentoonstellingen. Alle andere tentoonstellingen werden voorbereid door de Commissie van de kunstzaken, later de Tentoonstellingscommissie genoemd. Deze commissie bestond uit twee werkende en drie kunstlievende leden. In 1968 werd de ballotage voor de ledententoonstellingen afgeschaft en daarmee ook de Plaatsings- of Ballotagecommissie. Daarvoor in de plaats werd de Hang-Commissie ingesteld, waarin de werkende leden verplicht waren bij toerbeurt zitting te nemen. Deze commissie was belast met de inrichting van de expositiezaal.
De uiteenlopende belangen van de werkende en kunstlievende leden konden vooral ten opzichte van het tentoonstellingsbeleid tot conflicten aanleiding geven. In 1916 ontstond er binnen de tentoonstellingscommissie, toen dus nog samengesteld uit het bestuur plus twee werkende leden, verschil van mening over de toelatingsnormen voor de ledententoonstellingen. De twee werkende leden, onder wie de directeur J.Gabriëlse, wilden strengere eisen aan de toelating stellen dan de bestuursleden. Terwijl de laatsten de dilettanten onder de inzenders niet voor het hoofd wilden stoten uit angst hierdoor veel kunstlievende leden te verliezen, maakten de eersten zich vooral zorgen over het artistieke peil van de exposities. Gabriëlse wilde van geen compromis weten en trad als directeur af. De najaarstentoonstelling van 1916 ging niet door *  .
In de jaren 1960 tot 1962 deed zich opnieuw een conflict voor. Het beleid van de tentoonstellingscommissie, die onder voorzitterschap van Jan Engelman stond, werd door een grote groep werkende leden afgekeurd. Zij wilden meer exposities van de eigen leden en minder exposities van kunstenaars die noch Utrechter noch lid van Kunstliefde waren. De kunstlievende leden, ver in de meerderheid, waren juist meer voor de laatste categorie exposities geporteerd. De werkende leden vroegen om een statutenwijziging, waarbij bepaald zou worden dat de tentoonstellingscommissie voortaan zou bestaan uit drie werkende en twee kunstlievende leden. Dit voorstel werd afgestemd. Het conflict groeide uit tot een heftige rel, zodat in de kranten al werd gesproken van "scheuring" binnen het genootschap. Zo ver kwam het niet, maar wel trad in 1962 de voltallige tentoonstellingscommissie af. Een commissie van goede diensten kreeg in november van dat jaar de opdracht om na te gaan welke fouten door het bestuur waren gemaakt en hoe tegemoet kon worden gekomen aan de wensen van beide groeperingen. Dank zij het werk van deze commissie werden de verhoudingen weer hersteld *  .
Premies - Prijzen
Verlotingen - Ruilcirculatie
Vriendschappelijke vereeniging - De Hanekam
Fondsen
Archief
Addendum
Geraadpleegde literatuur
N.B. G.A.U. = Gemeentelijke Archiefdienst Utrecht
HUA = Het Utrechts Archief
Bijlagen
1. Lijst van ere-voorzitters, voorzitters, secretarissen, penningmeesters en directeuren over 1807-1977
N.B. De jaartallen geven het benoemingsjaar weer
2. Lijst van gehouden tentoonstellingen over 1807-1977
N.B. De gegevens voor deze lijst zijn voornamelijk ontleend aan inv.nrs. 36, 241-246, 250-253 en 257-278
3. Specificatie van de verzameling tekeningen in inv.nrs. 460-469
Erfgoedstuk

Kenmerken

Datering:
1807-1977
Toegangstitel:
Inventaris van het archief van het genootschap Kunstliefde te Utrecht 1807-1977
Auteur:
J.G. Riphaagen
Datering toegang:
1983
Openbaarheid:
Volledig openbaar
Rechtstitel:
Opneming in beheer van een particulier, niet in eigendom verkregen
Omvang:
11,2 m zuurvrije dozen
Rubrieken:
Thema trefwoorden: