Uw zoekacties: Schilder- en tekenkundig genootschap Kunstliefde te Utrecht

777-1 Schilder- en tekenkundig genootschap Kunstliefde te Utrecht ( Het Utrechts Archief )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Historisch overzicht
Leden
Bestuur
Tekenoefeningen
777-1 Schilder- en tekenkundig genootschap Kunstliefde te Utrecht
Inleiding
Tekenoefeningen
Organisatie: Het Utrechts Archief
In het begin van de 19de eeuw konden de leden van Kunstliefde zich één avond per week oefenen in het tekenen naar gekleed model. De tekenoefeningen stonden onder leiding van een der directeuren, die het model "stelde", d.w.z. in de gewenste stand plaatste. Reeds in 1814 werd besloten twee avonden per week te tekenen, zowel naar gekleed als mannelijk ongekleed model . In 1816 werd bovendien het tekenen naar "pleister" ingevoerd. Ook besloot men in dat jaar op de tekenavonden een half uur uit te trekken voor theoretisch onderwijs. Dit onderwijs werd aanvankelijk tegen een kleine vergoeding door twee leden, onder toezicht van de directeur, gegeven. Later werd slechts één lid met deze taak belast. De onderwijzer werd elk jaar door het bestuur aangewezen. Omstreeks 1850 werd "al wat betrekking (had) tot de keus en de bezorging der modellen, het kleden en stellen derzelve" opgedragen aan zg. stellers. Deze stellers werden jaarlijks uit de kring der deelnemers gekozen (8 voor het geklede en 6 voor 't ongeklede model). De steller moest het model een zodanige stand geven dat het door alle deelnemers goed was te zien. Aanvankelijk mochten alleen leden van het bestuur bij het stellen aanwezig zijn. De deelnemers moesten in een ander vertrek wachten. Wanneer de steller met zijn werk klaar was, werden de deelnemers door de bode uitgenodigd binnen te komen. De steller had het recht om als eerste de beste plaats uit te zoeken, vervolgens kwamen de leden aan de beurt en pas daarna mochten de niet-leden de overgebleven plaatsen bezetten. Tijdens de rust van het model (tenminste tweemaal een kwartier) moesten de deelnemers de tekenzaal verlaten.
Een gekleed model werd voor twee, een ongekleed model voor drie achtereenvolgende tekenavonden geëngageerd. Elke avond diende het model in dezelfde stand te worden gesteld.
Uit het reglement van 1858 blijkt dat toentertijd het toezicht op de tekenoefeningen was opgedragen aan de "commissarissen van de tekenzaal", t.w. de directeur en twee stellers. Zij moesten waken voor de "welvoegelijkheid en doelmatigheid van de standen" die door de modellen werden aangenomen. Ook het aanschaffen en het onderhouden van de kledingstukken der modellen behoorden tot hun taak.
In de tweede helft van de 19de eeuw nam de belangstelling voor het tekenen naar gekleed model af. De tekenoefeningen werden slecht bezocht. In 1882 stelden enige jonge werkende leden, onder wie A.G.A. van Rappard en L.W.R. Wenckebach, voor om het aantal tekenavonden per week op te voeren tot vier en daarvan drie avonden te wijden aan het tekenen naar naakt model *  . Sinds jaren werd er wekelijks twee avonden naar gekleed en een avond naar naakt model getekend. Het voorstel ondervond op de ledenvergadering algemene bijval en werd aangenomen. De nieuwe regeling schijnt echter niet lang van kracht te zijn geweest. In 1886 waren er tenminste al weer twee van de vier avonden voor het gekleed model gereserveerd. In dat jaar opperden A.G.A. van Rappard, L.W.R. Wenckebach en G.J. Bos het plan om het tekenen naar vrouwelijk naakt in te voeren *  . In de algemene vergadering van 27 januari werd dit voorstel aanvaard. Drie maanden later echter, op de vergadering van 8 mei, stelde een twaalftal kunstlievende ieden het onderwerp opnieuw aan de orde en wist het de meerderheid van de aanwezige leden tot herroeping van het besluit over te halen. Men wees het tekenen naar vrouwelijk naakt als onzedelijk van de hand. Van Rappard en Wenckebach zeiden uit protest hun lidmaatschap op.
In 1898 deed zich een soortgelijk conflict voor *  . Een voorstel om het tekenen naar vrouwelijk naakt op de tekenavonden in te voeren, werd in eerste instantie door de ledenvergadering van 12 november aanvaard.
Tegen dit besluit protesteerden 42 werkende leden, die niet op de vergadering aanwezig waren geweest. Zij eisten heropening van de zaak op de algemene vergadering van 26 november en betoogden daar, dat Kunstliefde zich niet hoefde te voegen naar de wensen van slechts enkele leden, die behoefte hadden aan een beroepsopleiding. Deze moesten hun opleiding maar elders halen. Weer ging de vergadering overstag: het besluit van 12 november werd ingetrokken.
Hoewel de deelnemers aan de tekenoefeningen dus verstoken bleven van de mogelijkheid om studie te maken van het vrouwelijk naakt, schijnt daartoe in deze jaren officieus toch wel gelegenheid te hebben bestaan, niet alleen in de particul iere ateliers, maar ook in clubverband. Men krijgt de indruk dat zich aan het eind van de 19de en het begin van de 20ste eeuw zo nu en dan binnen het genootschap clubjes hebben gevormd, die min of meer zelfstandig tekenoefeningen organiseerden. Een club die enkele sporen in het archief heeft nagelaten, is de Veveeniging "De Teekenclub", die in 1897 werd opgericht en waarvan alleen leden van Kunstliefde lid konden worden. De bedoeling was om in de zomermaanden juni, juli en augustus, wanneer de tekenoefeningen van Kunstliefde stillagen, te tekenen naar levend model. De bijeenkomsten werden gehouden in Café "De Vriendschap" in de Keistraat. Voorzitter en secretaris waren resp. J.M. Faddegon en W.A. van den Heuvel. Het is mogelijk dat op deze club ook naar vrouwelijk naakt is getekend. Het archief van de Vereeniging "De Teekenclub" bevat behalve de statuten, goedgekeurd 23 oktober 1897, enkele brieven en convocaties uit de jaren 1897 en 1898 *  . Het tekenen naar vrouwelijk naakt werd bij Kunstliefde pas officieel ingevoerd na 1930.
Kunstbeschouwingen - Circulerende portefeuille
Tentoonstellingen
Premies - Prijzen
Verlotingen - Ruilcirculatie
Vriendschappelijke vereeniging - De Hanekam
Fondsen
Archief
Addendum
Geraadpleegde literatuur
N.B. G.A.U. = Gemeentelijke Archiefdienst Utrecht
HUA = Het Utrechts Archief
Bijlagen
1. Lijst van ere-voorzitters, voorzitters, secretarissen, penningmeesters en directeuren over 1807-1977
N.B. De jaartallen geven het benoemingsjaar weer
2. Lijst van gehouden tentoonstellingen over 1807-1977
N.B. De gegevens voor deze lijst zijn voornamelijk ontleend aan inv.nrs. 36, 241-246, 250-253 en 257-278
3. Specificatie van de verzameling tekeningen in inv.nrs. 460-469
Erfgoedstuk

Kenmerken

Datering:
1807-1977
Toegangstitel:
Inventaris van het archief van het genootschap Kunstliefde te Utrecht 1807-1977
Auteur:
J.G. Riphaagen
Datering toegang:
1983
Openbaarheid:
Volledig openbaar
Rechtstitel:
Opneming in beheer van een particulier, niet in eigendom verkregen
Omvang:
11,2 m zuurvrije dozen
Rubrieken:
Thema trefwoorden: