Uw zoekacties: Stichting Nederlands volksherstel, plaatselijke afdeling Utrecht

756 Stichting Nederlands volksherstel, plaatselijke afdeling Utrecht ( Het Utrechts Archief )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Geschiedenis
756 Stichting Nederlands volksherstel, plaatselijke afdeling Utrecht
Inleiding
Geschiedenis
Organisatie: Het Utrechts Archief
Al ruim vóór de bevrijding van Utrecht op 7 mei 1945 werd ondergronds hard gewerkt aan het plaatselijke comité van een organisatie die bekend zou worden onder de naam Nederlands Volksherstel. Doelstelling van deze organisatie, waarin particulier initiatief gesteund werd door de overheid, was de vele duizenden oorlogsslachtoffers te helpen door in de eerste plaats op te treden als een overkoepelend orgaan van alle bestaande en nieuwe sociale instellingen en in de tweede plaats door zelf daadwerkelijk hulp te bieden, voor zover gevestigde organisaties dit niet konden.
Toen het plaatselijke comité Utrecht van Nederlands Volksherstel na de bevrijding openlijk kon gaan functioneren, werd de hulpverlening meteen ter hand genomen. Voordat op 17 mei 1945 de officiële oprichting plaatsvond, werden reeds vele mensen geholpen.
Het spreekt voor zich dat de taak van het plaatselijke comité Utrecht van tijdelijke aard was. Van tijd tot tijd werden bepaalde afdelingen bij gebrek aan werk geliquideerd of zij gingen over in een oude of nieuwe onafhankelijke instelling. Op 1 januari 1947 ging de gehele overgebleven organisatie in liquidatie en op 1 december 1947 vond de slotvergadering van het dagelijks bestuur, plaats. De administratie werd overgenomen door de Dienst voor Sociale Zaken van de gemeente Utrecht die tevens de nog in te komen stukken ging behandelen.
Toen in oktober 1944 door de regering in Londen een regeringscommissaris voor Nederlands Volksherstel werd benoemd, was het al de bedoeling dat deze organisatie na de bevrijding in het gehele land werkzaam zou zijn. Eerst werden plaatselijke en provinciale comité's opgericht en uiteindelijk kwam er een landelijk hoofdbureau in Den Haag. Op 9 juli 1945 werd de stichtingsakte gepasseerd en was de stichting Nederlands Volksherstel officieel een feit. De grote lijnen werden vastgesteld door de Bestuursraad (eerst Landelijke Leiding genoemd), de dagelijkse leiding was in handen van de Raad van Beheer en het Landelijk Bureau vertegenwoordigde de bestuursorganen tegenover de provinciale en plaatselijke comité's in de dagelijkse werkzaamheden. De landelijke stichting ging op 1 januari 1948 in liquidatie waarvan het einde was vastgesteld op 1 mei van dat jaar.
Het plaatselijke comité Utrecht kende een algemeen bestuur, dat enkele keren per jaar bijeenkwam en voornamelijk een representatief karakter had. Belangrijker was het uitvoerend lichaam dat te zamen met de chefs, van de diverse afdelingen het dagelijks bestuur vormde. Door de vele werkzaamheden kwam dit één maal per week bijeen, afgezien van de vele besprekingen op de overige dagen van de week. Elke afdeling had een aantal personeelsleden in dienst die gratis 'uitgeleend' waren door de gemeente, bedrijven etc., vrijwillig werkzaam waren, of een salaris van het plaatselijke comité Utrecht ontvingen.
Er was veel geld nodig om elke afdeling te kunnen laten draaien en cm iedereen te kunnen helpen. Vanaf het begin van de werkzaamheden stroomde het geld binnen dankzij giften van particulieren en bedrijven, collectes, opbrengsten van toneeluitvoeringen, straatfeesten, wedstrijden etc. Bovendien vergoedde de Rijksoverheid 75% van de beheerskosten.
Diverse afdelingen hadden hun specifieke taak binnen het plaatselijke comité Utrecht, maar van tijd tot tijd werd ook medewerking verleend aan incidentele acties, zoals bijvoorbeeld het organiseren van filmvoorstellingen waarvan de opbrengst bestemd was voor het comité Nederland helpt Indië.
De afdeling Culturele en Geestelijke Zorg hield zich in de eerste plaats bezig met het (laten) organiseren van evenementen op cultureel gebied, zoals bijvoorbeeld toneel- en muziekuitvoeringen. Samen met het Comité Hulp aan de in nood verkerende Jeugd werd het Provinciaal Congres voor Geestelijk Herstel voorbereid, dat gehouden werd op 21 en 28 juli 1945 te Utrecht. Naar aanleiding van het aldaar besprokene werd een subcommissie Van Staveren ingesteld (zo genoemd naar haar voorzitter) die zich speciaal met de geestelijke zorg ging bezighouden.
De afdeling Hulpverlening (in het begin Steunverlening genoemd) verstrekte oorlogsslachtoffers financiële en materiële hulp. Er werden wekelijkse en eenmalige uitkeringen, alsmede voorschotten en giften verstrekt en tevens, al dan niet tegen betaling, kleding, schoenen, beddegoed etc. uitgereikt. De Jeugdcommissie hield zich bezig met de opvang van de jeugd en al snel ontstond hieruit het Comité Hulp aan de in nood verkerende Jeugd, waarvan de naam al aangeeft waar deze zijn aandacht op richtte.
De afdeling Joodse Zaken behartigde de belangen van weer opgedoken Joden en stond hen met raad en daad bij. De opvang van oorlogspleegkinderen, wier ouders vermist waren, was ook een deel van haar taak.
In het Passantenhuis konden degenen die op doortocht waren, overnachten en eten; er werd, wanneer nodig ook op andere wijze hulp geboden (kleding, schoeisel, medische verzorging, vervoer etc.).
Het Sociaal Adviesbureau (eerder Centraal Inlichtingen- en Registratiebureau, vervolgens Inlichtingenbureau genoemd) ving in eerste instantie alle personen op, die om hulp kwamen vragen. Wanneer zij niet werden afgewezen of doorgestuurd naar andere organisaties, werd hun aanvraag doorgegeven aan de afdeling Hulpverlening. Nauwkeurig werd bijgehouden wie wat aanvroeg en op welke wijze hulp werd verleend. Vergunningen voor het kopen van kleding en schoenen werden verstrekt, informatie over alle mogelijke zaken werd gegeven en repatrianten werden geregistreerd en zo nodig ter keuring gezonden.
De afdeling Landelijke Organisatie bood hulp aan voormalige illegale werkers en principiële onderduikers.
De Hulp Actie Roode Kruis (H.A.R.K.) bewoog zich wat het inzamelen en uitdelen van kleding, schoeisel e.d. betrof ongeveer op hetzelfde terrein als Nederlands Volksherstel. Omdat de H.A.R.K. in de bevrijde gebieden in het zuiden van het land al kort na september 1944 activiteiten was gaan ontplooien, gestimuleerd door de militaire autoriteiten (het Militair Gezag), terwijl Nederlands Volksherstel daar niet van de grond kwam, ontstond al spoedig de situatie dat in de rest van Nederland na de algehele bevrijding beide organisaties optraden. In Utrecht werd een nauwe vorm van samenwerking gevonden om dubbele verstrekkingen te voorkomen; de voorzitter van het H.A.R.K.-comité zat in het dagelijks bestuur van het plaatselijke comité Nederlands Volksherstel en de officiële naam werd op een gegeven moment zelfs Volksherstel-H.A.R.K.-comité. Toch bleven het twee zelfstandige organisaties, hoewel de rekeningen van het H.A.R.K.-comité in het begin door het plaatselijke comité van Nederlands Volksherstel betaald werden.
Archief

Kenmerken

Datering:
1945-1948
Toegangstitel:
Inventaris van het archief van de stichting Nederlands volksherstel, plaatselijk comité Utrecht 1945-1948
Auteur:
G.H. Maassen
Datering toegang:
1980
Openbaarheid:
Volledig openbaar
Rechtstitel:
Schenking (van een niet overheidsarchief)
Omvang:
2,12 m zuurvrije dozen
Bijzonderheden:
Vanwege digitaliserering is dit archief tijdelijk niet raadpleegbaar.
Thema trefwoorden: