Uw zoekacties: Deputaatschap kerkelijke arbeid opvarenden binnenvaart van d...

65-3 Deputaatschap kerkelijke arbeid opvarenden binnenvaart van de Gereformeerde Kerken in Nederland ( Het Utrechts Archief )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Geschiedenis en organisatie
65-3 Deputaatschap kerkelijke arbeid opvarenden binnenvaart van de Gereformeerde Kerken in Nederland
Inleiding
Geschiedenis en organisatie
Organisatie: Het Utrechts Archief
De generale synode van Amsterdam besluit op 2 september 1936 deputaten te benoemen om in overleg met andere organisaties de arbeid onder de schippers vorm te geven en in stand te houden, waarbij "deze deputaten de mogelijkheid, dit werk geheel in kerkelijke banen te leiden, onder de oogen hebben te zien" *  . Tevens wordt aan deputaten Douma, Booy en Dijkstra opgedragen met de comité's voor evangelisatie te Groningen en Rotterdam te overleggen over de beste wijze waarop de arbeid onder de schippers verder kan worden georganiseerd.
Op diverse plaatsen in ons land wordt in deze tijd al speciale aandacht besteed aan de geestelijke verzorging van schippers en hun gezinnen. En ook buiten de synode om waren er organisaties actief. Op 30 november 1936 besloten de ‘Gereformeerden Evangelisatiearbeid onder schippers (G.E.O.S.)’ en ‘vereeniging ’t Anker’ tot het fuseren in een stichting en uitgave van een gezamenlijk maandblad dat zal gaan verschijnen onder de naam ‘Het toplicht’. In Rotterdam wordt een regeling samengesteld voor de "samenwerking voor de geestelijke arbeid onder de schippers die tijdelijk vertoeven in de havens van Rotterdam en/of elders in de provincie Zuid-Holland". De generale synode van Sneek 1939 besluit deze regeling goed te keuren *  .
Deze synode besluit dan ook drie deputaten te benoemen met als opdracht:
a. de kerken op te wekken tot zonodig de vorming van afzonderlijke plaatselijke commissies;
b. het bevorderen van beroeping van een schipperspredikant;
c. de aan het vaarwater gelegen kerken op te wekken hun schippersleden ieder jaar een lidmaatschapbewijs te geven en elk jaar een ambtelijk bezoek te brengen;
d. er bij deze kerken op aan te dringen zoveel mogelijk op dezelfde data heilig avondmaal te vieren;
e. jaarlijks het rooster voor catechisatie vast te stellen en te verzenden.
De synode van Utrecht 1943-1945 voegt hier nog aan toe, dat de voortgang van het werk bevorderd dient te worden door contact te leggen en te bewaren tussen de verschillende werkers in de geestelijke arbeid onder de schippers * 
Deputaten delen mee dat in deze jaren te Rotterdam de eerste predikant voor de geestelijke arbeid onder schippers (n.l. ds. M. de Wit) is beroepen.
Ook worden er in deze jaren enkele bijeenkomsten gehouden met de werkers.
In 1949 zijn er al meer mensen voor dit werk in dienst, n.l. ds. M. de Wit in Rotterdam, ds. G.J. van Kamp in Amsterdam, de heer G. Mannak in Lobith en ds. C. Maan in Limburg en Noord-Brabant. Verder wordt er ook regelmatig aandacht besteed aan Groningen, Zeeland, Leeuwarden, Zwolle en Antwerpen.
In het rapport van deputaten aan de generale synode van Rotterdam 1952-1953 delen ze mede dat n.a.v. een ingestelde enquête bij de aan het vaarwater gelegen kerken omtrent de omvang en de uitvoering van de geestelijke verzorging veel nalatigheid moet worden geconstateerd, met name waar het catechisaties en bezoeken betreft *  . Tevens stellen ze voor uit elk ressort een deputaat te benoemen om zodoende een soort contact-orgaan te creëeren. De synode besluit dan ook negen deputaten te benoemen uit de ressorten Noord-Holland en Utrecht, Zuid-Holland, Noord-Brabant en Limburg, Gelderland, Groningen (incl. classis Assen), Friesland, Overijssel en Drenthe, Zeeland en Duisburg-Ruhrort.
Ook wordt besloten van de kerken die niet zijn betrokken bij de geestelijke verzorging van schippers een jaarlijkse bijdrage te vragen.
Per 1 januari 1957 wordt de heer Jak. Valkenier aangesteld als directeur (= administrateur) van het bureau van deputaten *  . De synode van Utrecht merkt hierover op dat het wenselijk is "dat de aangelegenheid van de nodig geachte administratie en van het ingestelde bureau op eenvoudige en sobere wijze behartigd wordt". Ook wordt nog opgemerkt dat er bij deputaten meer behoefte ontstaat naar internationale samenwerking.
Dit vindt zijn oorzaak in het grootschaliger worden van de binnenscheepvaart: er wordt verder gevaren, men heeft betere schepen. De synode doet ook nog een uitspraak over de zondagsrust in de binnenscheepvaart, n.l. "dat zij alle pogingen, welke door de bevoegde organen worden ondernomen om tot een wettelijke regeling van de zondagsrust in de Westeuropese binnenscheepvaart te komen, van harte wil aanbevelen en waar mogelijk ondersteunen".
Intussen zijn er de volgende werkers, waar regelmatig mee vergaderd wordt:
Noord-Holland en Utrecht: ds. G.J. van Kamp te Amsterdam; Zuid-Holland en België: ds. M. de Wit te Rotterdam-Delfshaven, G. Bokslag (schipper van de kerkboot de Adelaar) en ds. D.W. Dondorp te Antwerpen; Gelderland en Overijssel; ds. J.E.F. Dresselhuis te Lobith en G. Mannak;
Groningen (incl. Assen): J. Scholten te Groningen, R. Ubels te Groningen en ds. H. Bade voor de classis Stadskanaal;
Noord-Brabant: ds. C. Maan voor de schipperskerk te Maasbracht;
Zeeland: ds. C. de Ruijter te Wemeldinge;
Friesland: ds. K. Hoogsteen te Stavoren;
Duisburg-Ruhrort: ds. J. Wiepkema en O.J. Baumann.
Wat betreft de radio-catechisaties in die tijd: met ingang van 7 januari 1962 werd om de veertien dagen een schipperscatechisatie van 20 minuten gehouden, beurtelings via het Convent van Kerken (na een gereformeerde kerkdienst) en via het IKOR (na een hervormde kerkdienst of andere gelijksoortige dienst).
Vanaf 1964 wordt de administratie en de overige bureauwerkzaamheden overgenomen door het Algemeen Kerkelijk Bureau. Ook de ledenadministratie wordt in het vervolg door het AKB bijgehouden. En dit alles tegen een tarief van fl. 3.000,- per jaar.
Ondertussen gaat het werk gewoon door. Deputaten rapporteren aan de synode van Amsterdam 1967-1968 dat er elk kwartaal een vergadering van werkers en deputaten wordt gehouden en elk jaar wordt er een landelijke medewerkersvergadering gehouden.
Tevens geven deputaten iets van de uitkomst weer van de enquêtes van 1963 en 1965, gehouden door het Gereformeerd Sociologisch Instituut. Hieruit blijkt dat er relatief vrij weinig bezoeken worden gebracht (respectievelijk 440 en 550 gezinnen van de in totaal 1000 gezinnen).
Deputaten wijzen op de verantwoordelijkheid van de domiciliekerken, de organisatie van het werk onder de schippers en de financiële kanten van het werk.
Deputaten rapporteren aan de generale synode van Sneek omtrent de organisatie van het werk. Ook het deputaatschap Financiën en Organisatie doet aanbevelingen. De synode besluit als volgt: 1. "over te gaan tot een reorganisatie van de kerkelijke arbeid onder schippers in dezer voege, dat
a. de beleidvoering en de financiering over het gehele land centraal wordt toevertrouwd aan generale deputaten voor deze arbeid;
b. de pastorale arbeid regionaal geschiedt door in te stellen sectieraden en schipperswijkraden;
c. werkers, die door of vanwege generale deputaten worden gesalarieëerd, in beginsel alleen worden geplaatst in de concentratie-gebieden, waar een wijkraad nodig is" *  .
Financieel wordt de arbeid onder de schippers per 1 januari 1971 gefinancierd uit de geldmiddelen voor de Algemene Kerkelijke Arbeid.
Op 3 maart 1972 wordt de naam van het deputaatschap gewijzigd in: generale deputaten voor de arbeid onder de opvarenden bij de binnenvaart *  .
In de loop van de jaren zeventig leggen deputaten veel contacten met bijvoorbeeld deputaten voor de geestelijke verzorging in het buitenland (voor de standplaats Mannheim), het Algemeen Diakonaal Bureau (voor wat betreft het diakonaat onder de varenden), het Gereformeerd Maatschappelijk Werk (speciaal voor de gezinszorg) en gemeentelijke maatschappelijke bureaus. De samenwerking met de hervormde Commissie Varende Gemeente wordt zoveel mogelijk uitgebouwd. Ook speelt in deze tijd de vraag of moet worden deelgenomen aan de Protestants-Christelijke Stichting voor sociaal-cultureel werk voor varenden op de Rijn- en binnenvaart. Op 6 december 1978 wordt de naam van deputaten weer gewijzigd, namelijk in deputaten voor de Kerkelijke arbeid onder de opvarenden bij de binnenvaart *  . Ook wordt hierbij een nieuwe instructie opgesteld, die er als volgt uitziet.
Algemene opdracht: "Het behartigen en doen verzorgen van de kerkelijke arbeid onder opvarenden bij de binnenvaart in Nederland en, voor zover hun opgedragen, andere Europese landen, zowel ten aanzien van leden van een der gereformeerde kerken, als t.a.v. andere opvarenden, met inachtneming van de Algemene instructie voor deputaatschappen en waar mogelijk in samenwerking met de desbetreffende organen van de Nederlandse Hervormde Kerk en met andere kerken of kerkelijke organisaties in Nederland en Europa".
Taken:
1. het begeleiden van predikanten en werkers;
2. het volgen van ontwikkelingen in de Nederlandse binnenvaart;
3. het bevorderen van een betere opzet van het pastoraat;
4. de behartiging van het diaconaat;
5. het stimuleren van de sociaal-culturele arbeid, in het bijzonder het jeugdwerk, participatie in de Stichting Christelijk Schipperswelzijnswerk;
6. het uitgeven van een blad en het organiseren van jaarlijkse samenkomsten;
7. het verstrekken van algemene informatie;
8. contact onderhouden met deputaten geestelijke verzorging buitenland;
9. het deelnemen aan internationale conferenties.
Later wordt daar nog aan toegevoegd, dat er meer aandacht aan het werk in de internaten voor schipperskinderen moet worden besteed. In de rapportage aan de synode van Delft 1979-1980 wordt nog speciale aandacht gevraagd voor een probleem vanuit de schippers zelf. In de ene plaats is het namelijk wel mogelijk dat de kinderen aan het avondmaal gaan (gezinscommunie) en in de andere plaats niet. Dit geeft nogal eens aanleiding tot vragen van de zijde van de varenden. Dan is nog vermeldenswaard dat de contacten tussen deputaten en de Stichting Christelijk Schipperswelzijnswerk verbroken werden. De synode van Dokkum 1983 keurt deze beslissing van deputaten goed. De synode van Gouda 1985 besluit op 10 oktober 1985 de vorming voorlopig goed te keuren van een hervormd-gereformeerd "Samenwerkingsorgaan voor kerkelijke arbeid onder opvarenden in de Rijn- en binnenvaart".
Tot slot merk ik nog op dat, wil men ook inhoudelijk een goede indruk krijgen van het werk onder de schippers, het verhaal van ds. G.J. van Kamp over 50 jaar schipperswerk *  , de moeite van het lezen zeker waard is.
Archief en inventaris
Bewerkingsgeschiedenis
Bijlage
Lijst van leden van het Deputaatschap over 1937-1985
N.B. Afkomstig uit: Jaarboeken ten dienste van de Gereformeerde Kerken in Nederland
Erfgoedstuk

Kenmerken

Datering:
1936-1985
Toegangstitel:
Inventaris van het archief van het deputaatschap voor de kerkelijke arbeid onder de opvarenden bij de binnenvaart van de Gereformeerde Kerken in Nederland (1934) 1936-1985
Auteur:
P. van Beek
Datering toegang:
1987
Datering bewerking:
2012
Openbaarheid:
Stukken jonger dan 50 jaar slechts ter inzage na toestemming inbewaargever
Rechtstitel:
Opneming in beheer van een particulier, niet in eigendom verkregen
Omvang:
5 m zuurvrije dozen