Uw zoekacties: Utrechts landbouwgenootschap (U.L.G.)

640 Utrechts landbouwgenootschap (U.L.G.) ( Het Utrechts Archief )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
De geschiedenis van het Genootschap voor Landbouw en Kruidkunde is uitstekend beschreven en fraai gedocumenteerd door Hans Siemes in zijn boek Anderhalve eeuw aanwakkeren. De inleiding is daarom sober gehouden met een accent op de organisatie.
Voorgeschiedenis
640 Utrechts landbouwgenootschap (U.L.G.)
Inleiding
Voorgeschiedenis
Organisatie: Het Utrechts Archief
De landbouw was in de Republiek der Verenigde Nederlanden niet in tel. Scheepvaart, handel en nijverheid overschaduwden de agrarische bedrijfstakken. In het laatste gedeelte van de 18e eeuw komt-bij een stagnerende economie-meer waardering voor de landbouw. Pogingen tot verbetering door ontwikkeling van nieuwe en verbeterde landbouwmethodes kwamen uit de kring van de grootgrondbezitters. Het geheel speelde zich af buiten de gezichtskring van de gewone boeren.
De belangstelling uitte zich ook in de oprichting van genootschappen die zich met de landbouw gingen bezighouden: de Maatschappij ter bevordering van den Landbouw te Amsterdam (1776) en de Oeconomische Tak van de Hollandsche Maatschappij van Wetenschappen te Haarlem (1777).
Activiteiten van de Groninger boer Geert Reinders leidden tot maatregelen tot voorkoming en afwending van de runderpest. Wanneer de ziekte weer zou uitbreken, moesten alle aangetaste runderen direct worden afgemaakt om verdere uitbreiding te voorkomen. De eigenaren zouden schadeloos worden gesteld door een uitkering uit een fonds dat bijeenbracht zou worden door eenmaal een belasting te heffen op het rundvee.
Ten tijde van de Bataafse republiek en het Franse bestuur ging de overheid zich nadrukkelijker bemoeien met het economisch leven, waaronder de landbouw. In 1800 werd Jan Kops aangesteld als commissaris tot de zaken van de landbouw, direct onder de agent van Nationale Oeconomie Johannes Goldberg. Hij legde de grondslag voor een ambtelijk apparaat tot regeling van alle landbouwaangelegenheden. De kosten werden bestreden uit het Veefonds, dat in 1799 was opgericht ter bestrijding van de runderpest en nu werd verruimd tot Landbouwfonds, waaruit ook andere uitgaven ten gunste van de landbouw werden gefinancierd. Dankzij het Landbouwfonds kon in 1805 worden overgaan tot instelling van een commissie van landbouw in ieder gewest. Deze commissies kregen onder meer tot taak Kops te informeren en te adviseren over de landbouw in hun ambtsgebied. Eens per jaar werd in Den Haag een algemene vergadering van afgevaardigden gehouden. De leden van de commissies werden voor het overgrote deel gerecruteerd uit de kringen van notabelen.
De inlijving bij Frankrijk in 1810 had voor het werk fatale gevolgen. Op de toch al geringe financiële middelen van de commissies werd drastisch bezuinigd, verschillende voorbereide maatregelen werden niet uitgevoerd, de algemene vergadering van afgevaardigden kwam niet meer bijeen en Kops' functie van commissaris van de landbouw werd opgeheven. Na de bevrijding werd Kops weliswaar weer in zijn oude functie hersteld en werd de commissies nieuw leven ingeblazen, maar toen hij in 1815 werd benoemd tot hoogleraar in de landhuishoudkunde te Utrecht vervielen zij vrijwel tot inactiviteit.
Met de benoeming van Kops in 1815 tot hoogleraar werd de eerste periode van staatszorg voor de landbouw afgesloten. De functie van commissaris tot de zaken van de landbouw bleef onvervuld. Het centrale landbouwbeleid werd daardoor ontijdig afgebroken. De commissies van landbouw bleven weliswaar gehandhaafd, maar werden meer als provinciale organen beschouwd. De landbouw werd voortaan weer aan zijn lot overgelaten. Van tijd tot tijd werden maatregelen genomen, die de landbouwbelangen bevorderden, zoals na de desastreuze prijsdalingen van granen in 1818, toen de overheid ingreep en de boeren steunde door middel van beschermende rechten.
Commissie van Landbouw
Landbouworganisatie in het algemeen
Organisatie van het ULG
Het bestuur
Afdelingen
Leden
Jongeren
Vrouwen
Huisvesting
Orgaan
Stalverbeteringscommissie
Zuivelcommissie
Verkoopbureau
Boekhoudbureau
ULG-Verzekeringen
Verantwoording van de inventarisatie

Kenmerken

Datering:
1841-1993
Toegangstitel:
Inventaris van het archief van het Utrechts landbouwgenootschap (voorheen het genootschap voor landbouw en kruidkunde te Utrecht) 1841-1993
Auteur:
W.B. Heins
Datering toegang:
1997
Openbaarheid:
Stukken jonger dan 30 jaar slechts ter inzage na toestemming van de secretaris van de Gewestelijke Land- en Tuinbouw Organisatie
Rechtstitel:
Opneming in beheer van een particulier, niet in eigendom verkregen
Omvang:
22,92 m zuurvrije dozen
Archiefvormer(s):