Uw zoekacties: Zeister Zendingsgenootschap van de Evangelische Broedergemee...

48-1 Zeister Zendingsgenootschap van de Evangelische Broedergemeente 1793-1962 ( Het Utrechts Archief )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Geschiedenis
Organisatie
Het archief
48-1 Zeister Zendingsgenootschap van de Evangelische Broedergemeente 1793-1962
Inleiding
Het archief
Organisatie: Het Utrechts Archief
Het na de brand in de gebouwen aan het Broederplein te Zeist naar het rijksarchief in Utrecht overgebrachte archief van de Evangelische Broedergemeente te Zeist bevatte ook de oudste stukken van het Zeister Zendingsgenootschap. Samen met de archivalia, die gedeeltelijk al naar het rijksarchief in Utrecht waren overgebracht, gedeeltelijk nog bij het Zeister Zendingsgenootschap berustten, vormen zij het archief van het Genootschap gedurende de periode dat het als hulpgenootschap fungeerde en als zelfstandige zendingsorganisatie optrad. De inventaris is afgesloten op 1963, toen Suriname een zelfstandige kerkprovincie werd.
Bij de inventarisatie bleek dat het archief niet volgens bepaalde beginselen was geordend. Met name geldt dit voor het gedeelte van vóór 1928. Waar voor een groep bescheiden als de correspondentie nog een zeker ordeningsbeginsel bestond, was dit niet consequent volgehouden. Een groot deel van het archief bestond uit losse mappen waarvan de inhoud lang niet altijd overeenkwam met het opschrift op de map. Hierbij was het pertinentiebeginsel gehanteerd, hetgeen inhield dat stukken die naar de mening van degene die de map onder zich had, betrekking hadden op een bepaalde zaak of onderwerp, bij elkaar werden bewaard. Bij het invoeren van een nieuw ordeningssysteem kwam het er op neer dat al deze losse mappen moesten worden doorgewerkt.
Een punt waarop speciaal de aandacht gevestigd moet worden is de correspondentie. Tot de gebruiken bij de hernhutters hoorde dat men zeer veel schreef en rapporteerde: dagboeken, reisverslagen, rapporten, periodieke brieven en veel afschriften aan derden van ontvangen brieven. Correspondentie neemt dan ook een zeer belangrijke plaats in het archief in. Tot na ca. 1900 zijn de ingekomen brieven chronologisch bewaard, met dien verstande echter dat voor enkele belangrijke groepen brieven een uitzondering op de regel gold: de brieve van het Missions Departement, en de briefwisseling met de praeses van het bestuur van de Evangelische Broedergemeente in Suriname werden als een serie bewaard. Van de uitgegane stukken zijn uit de 19e eeuwse periode weinig afschriften of concepten aanwezig. Van 1908 tot 1920 echter heeft men de uitgaande brieven - voorzover bekend praktisch alle - in brievenboeken geschreven, ook die waarvan de inkomende brieven een aparte serie vormden. Na 1920 heeft men dit systeem weer verlaten en werden de ingekomen en minuten van uitgegane stukken bij elkaar chronologisch, rubrieks- of onderwerpsgewijs opgeborgen, met uitzondering van de genoemde series. Het is waarschijnlijk dat deze veranderingen het gevolg zijn geweest van personele veranderingen binnen het bestuur.
Later zijn door Herman Steinberg dertien van de veertien brievenboeken uit elkaar gehaald, en werd elke brief van een correspondentienummer voorzien. Aangezien de bladzijden doorlopend genummerd waren, kon de oude orde weer - zij het met veel moeite en herstel van gemaakte fouten - hersteld worden. Hierbij bleek overigens dat de secretaris in 1916 toch weer een apart brievenboek naast het reeds gebruikte is begonnen dat bestemd was voor de uitgaande brieven naar allerlei instanties in Herrnhut. Ook dit principe is echter niet consequent volgehouden. De penningmeester heeft vanaf de 19e eeuw een eigen correspondentie gevoerd met verschillende besturen en instanties. Deze is zoveel mogelijk intact gelaten. Hij hield ook eigen brievenboeken die over een langere periode bewaard zijn gebleven.
Bij het opnieuw ordenen van het archief is uitgegaan van de taken van het Zeister Zendingsgenootschap en van de voor die taakvervulling ontwikkelde activiteiten. Deze ordening stemt in grote trekken overeen met de na 1940 toegepaste berging der stukken. Over enkele rubrieken zij daarbij het volgende opgemerkt.
De van de aanvang af gevormde series, de correspondentie van na 1920 en de in de loop van de inventarisatie aangetroffen losse stukken van vóór die tijd zijn onder de rubrieken gebracht waar zij krachtens de indeling van de inventaris thuishoren. De reeds genoemde chronologische bewaarde ingekomen brieven tot ca. 1900, de brievenboeken van 1908-1920 en de niet te rubriceren correspondentie na 1920 vormen de rubriek “algemene correspondentie”. Bij de 19e eeuwse ingekomen stukken bevindt zich een relatief grote groep bescheiden die illustratief zijn voor de relatie van het Z.Z.G. met kerkelijke kringen in Nederland: brieven van predikanten, waaraan een honorair lidmaatschap was aangeboden of die met Zeist correspondeerden naar aanleiding van de zendingsfeesten of over de afname en verspreiding van de Berichten uit de Heidenwereld.
In de jaren ’50 kwam bij het Z.ZG. de gewoonte in zwang om belangrijke brieven - vooral van de zendingsterreinen in Suriname - welke vóór die tijd ter vergadering door de secretaris werden voorgelezen, af te schrijven en in gestencilde vorm aan de bestuursleden rond te sturen. Waar deze stencils zijn aangetroffen zijn deze per jaar chronologisch geordend en beschreven als ‘stukken die gediend hebben bij veranderingen van het bestuur’.
Daar, zeker in de beginjaren, de organisatie van het genootschap nauw verweven was met die van de Zeister broedergemeente, en de bestuursfunctie veelal werden bekleed door broeders die reeds anderszins ervaring bezaten op het bestuurlijke vlak, moet de gebruiker van de inventaris er op bedacht zijn dat voor de eerste helft van de 19e eeuw geldt, dat ook in andere archieven van de broedergemeente in Zeist stukken kunnen worden aangetroffen die betrekking hebben op of de neerslag vormen van de activiteiten van het Z.Z.G. Dit is zonder meer het geval met de archieven van de predikant en de voorstander van de Zeister gemeente, die in die periode min of meer ambtshalve als voorzitter, resp. secretaris van het Z.Z.G. optraden. Maar veel van dergelijke stukken zal men ook aantreffen in het archief van het koor de ongehuwde broeders. Immers de voorstander van het broederkoor was in de beginjaren tevens penningmeester van het Z.Z.G., en vanuit het broederhuid werd ook de verzending van goederen naar de missiegebieden verzorgd en zakelijke contacten met de firma C. Kersten & Co in Paramaribo en andere zendingsfirma’s onderhouden. De vermenging van beide functies heeft sterk doorgewerkt in de wijze van administratie en archivering van de voorstander van het broederhuis. Hele pakken brieven werden aangetroffen in het broederkoorarchief, die feitelijk zijn gericht aan de penningmeester van het Z.Z.G., maar kennelijk door de voorstander werden bewaard in zijn kantoor in het broederhuis. Deze zijn alsnog ondergebracht in de correspondentierubrieken van het Z.Z.G.-archief. Bij andere archivalia is dit onderscheid niet geheel duidelijk, komen beide functies in de stukken tot uiting of bleek overbrenging fysiek niet mogelijk. Wie de hernhutter zending vanuit Nederland wenst te bestuderen, dient derhalve voor de 18e en 19e eeuw op zijn minst de bovengenoemde archieven bij zijn onderzoek te betrekken.
De indeling van de stukken welke betrekking hebben op Suriname is dezelfde als wordt aangehouden in de jaarverslagen van het Provinciaal Bestuur van de Evangelische Broedergemeente in Suriname. Deze weerspiegelt in grote trekken de geschiedenis van de hernhutter zending in Suriname. De vroegste zending was die onder de Indianen en in de stad Paramaribo. Toen de Indianenzending in het begin van de 19e eeuw moest worden opgegeven, werd de missionering van de plantageslaven systematissch ter hand genomen. Na de Emancipatie in 1863 volgde de zending in de districten, de dorpen aan de benedenloop van de rivieren. Alles tezamen wordt dit aangeduid als de “oude zending”. De hernieuwde zending in het buitenland, de boslandzending, aan het eind van de vorige eeuw, de zending ondeer de Brits-Indiërs (Hindoestanen), Javanen en Chinezen, en de medische zending vallen onder de omschrijving “nieuwe zending”.
Gedeponeerde archieven
Literatuur
Bewerkingsgeschiedenis
Bijlagen
Lijst van leden van het dagelijks bestuur
Lijst van zendelingen die opgenomen zijn in de persoonskaarten in inv.nr. 1400
Erfgoedstuk

Kenmerken

Datering:
1793-1962
Toegangstitel:
Inventaris van het archief van het zendingsgenootschap van de Evangelische Broedergemeente te Zeist (Zeister Zendingsgenootschap) 1793-1962
Auteur:
C.G.W.M. van Hoogstraten
Datering toegang:
1985
Datering bewerking:
2010
Openbaarheid:
Stukken jonger dan 50 jaar slechts ter inzage na toestemming inbewaargever
Rechtstitel:
Opneming in beheer van een particulier, niet in eigendom verkregen
Omvang:
21,79 m