Uw zoekacties: Zeister Zendingsgenootschap van de Evangelische Broedergemee...

48-1 Zeister Zendingsgenootschap van de Evangelische Broedergemeente 1793-1962 ( Het Utrechts Archief )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Geschiedenis
48-1 Zeister Zendingsgenootschap van de Evangelische Broedergemeente 1793-1962
Inleiding
Geschiedenis
Organisatie: Het Utrechts Archief
Het Zendingsgenootschap der Evangelische Broedergemeente, bekend als het Zeister Zendingsgenootschap (Z.Z.G.), is in 1793 opgericht als hulpgenootschap ter ondersteuning van de zending die door de Evangelische Broedergemeente (de hernhutters) vanuit Herrnhut over de gehele wereld werd bedreven. De activiteiten der hernhutters in ons land rekent men te beginnen in 1734 wanneer August Gottlieb Spangenberg, naaste medewerker van Nikolaus Ludwig graaf van Zinzendorf (1700-1760), stuwende kracht en organisator van de Evangelische Broedergemeente, in Amsterdam een onderhoud heeft met de directeuren van de Geoctroyeerde Sociëteit van Suriname. De graaf was namelijk geïnteresseerd in de mogelijkheid van zending in de West-Indische gebieden. Het was de bedoeling dat Spangenberg toestemming voor het uitsturen van zendelingen en leden van de Evangelische Broedergemeente als toekomstige kolonisten, via de West-Indische Compagnie, en eventueel vrije overtocht wist te Krijgen. Zijn contacten verliepen gunstig. In 1736 werd bij IJsselstein een stuk grond gekocht waarop een nederzetting werd gesticht die de naam kreeg van ’s-Heerendijk. Deze vestiging zou als “zendings-posthuis” dienst doen. Van hieruit maar later vooral via Zeist zijn zendelingen vertrokken naar de vele gebieden in de wereld waar hernhutters zending hebben bedreven: Groenland, Suriname, Afrika, Tibet, Amerika.
Inmiddels waren in enkele steden “vriendenkringen” ontstaan met het doel de zending der hernhutters financieel te steunen. Buiten ’s-Heerendijk ontstonden enige zelfstandige broedergemeenten, maar deze zijn behalve die in Haarlem nooit echt belangrijk geworden, en zijn op het eind van de 18e eeuw begin 19e eeuw opgeheven. Vooral door de groeiende tegenstand van gereformeerde predikanten voelden de hernhutters zich genoodzaakt om uit te zien naar een meer zekerheid biedend onderdak. In 1745 kocht de Amsterdamse koopman Schellinger het slot en de heerlijkheid van Zeist. Men had nu geen last meer van de schout, omdat men die zelf kon aanstellen. De gemeente ’s-Heerendijk te IJsselstein werd verplaatst naar Zeist en in 1770 opgeheven. Zeist werd het belangrijkste centrum van de activiteiten der Evangelische Broedergemeente in Nederland. Deze situatie duurt nog voort tot op de dag van vandaag.
Het in 1793 opgerichte Zeister Zendingsgenootschap heeft een voorloper gehad. In 1737 was te Amsterdam opgericht het”Genootschap tot uitbreiding van het Evangelium onder de Heydenen”, met het doel belangstelling te wekken voor de zending der hernhutters en gelden in te zamelen om dit werk te steunen. Het bestuur van dit genootschap bestond uit doopsgezinde en gereformeerde predikanten en kooplieden, maar ook de “opziener” van ’s-Heerendijk en een functionaris, de door Herrnhut benoemde “algemene zendingsdirecteur”, welke was belast met de algehele verantwoording voor de zending, waren bestuurslid. Tot in 1750 heeft dit genootschap een grote activiteit ontwikkeld. Na die tijd werden de werkzaamheden feitelijk gestaakt. Het genootschap wordt in 1772 geacht officieel opgeheven te zijn, als de nabestaanden van de laatste secretaris Isaac Graafman de nagelaten bescheiden aan Zeist opsturen.
Dit betekent evenwel niet dat vanuit ons land in de periode 1750 tot 1793 geen zending door de hernhutters werd bedreven: deze werd echter centraal vanuit Herrnhut geleid, een situatie die overigens tot 1928 heeft geduurd. In 1760 kwam voor het eerst een “zendingsagent” in ons land. Deze door Herrnhut benoemde functionaris was verantwoordelijk voor de vanuit ons land als thuishaven bedreven zendingsactiviteiten; na de oprichting van het Zeister Zendingsgenootschap krijgt hij qualitate qua zitting in het bestuur. Later ging hij optreden in een dubbele functie, namelijk die van zendingsagent, belast met de verscheping van goederen naar verschillende zendingsterreinen, en die van zendingsvertegenwoordiger van Herrnhut in Nederland. Tegen het eind van de 19e eeuw werden voor deze taken twee verschillende functionarissen benoemd.
In 1792 werd onder andere door Spangenberg aangedrongen op de oprichting van een nieuw zendingsgenootschap als opvolger van de Amsterdamse Heidensociëteit. Een dergelijk instituut werd node gemist en de belangstelling van Herrnhut voor bepaalde zendingsgebieden nam sterk toe. Nadat in Engeland en de Verenigde Staten enige jaren eerder soortgelijke genootschappen waren opgericht, werd op 26 mei - datum van symbolische betekenis, namelijk geboortedag van Zinzendorf - 1793 in Zeist opgericht de “Broeder Sociëteit ter uitbreiding van het Evangelie onder de Heidenen”. Meer dan 130 jaar heeft dit genootschap zijn taak, het financieel steunen van de hernhutter zending, uitgeoefend, in nauwe samenwerking met en onder supervisie van het Missions-Departement, sinds 1899 de Missions-Direktion, de voor de zending verantwoordelijke centrale organen te Berthelsdorf, later te Herrnhut. Toen echter in de jaren na de Eerste wereldoorlog het de Duitse zendingsdirectie door de economische crisis steeds moeilijker viel om aan zijn financiële verplichtingen te voldoen, moest naar andere middelen ter financiering van de zending worden omgezien. Na langdurig overleg met de samenwerkende nederlandse zendingscorporaties (Oegstgeest) werd besloten tot het omzetten van het Zeister Zendingsgenootschap in een zelfstandige zendingsorganisatie die vanaf 1928 de verantwoordelijkheid, ook de financiële, voor de hernhutter zending in Suriname zou dragen.
Tot 1962 heeft het Zeister Zendingsgenootschap deze taak uitgeoefend. Per 1 januari 1963 werd Suriname als een zelfstandige kerkprovincie binnen de Evangelische Broedergemeente erkend en nam het Provinciaal Bestuur daarmee de verantwoordelijkheid voor de zending binnen haar gebied over. Daarmee herkreeg het Zeister Zendingsgenootschap dus weer zijn oude status van hulpgenootschap en waren de bemoeienissen met verschillen zendingsterreinen een aflopende zaak. Om deze reden is besloten om de overbrenging en de inventarisatie van het archief van het Zeister Zendingsgenootschap op het jaar 1962 af te sluiten.
Organisatie
Het archief
Gedeponeerde archieven
Literatuur
Bewerkingsgeschiedenis
Bijlagen
Lijst van leden van het dagelijks bestuur
Lijst van zendelingen die opgenomen zijn in de persoonskaarten in inv.nr. 1400
Erfgoedstuk

Kenmerken

Datering:
1793-1962
Toegangstitel:
Inventaris van het archief van het zendingsgenootschap van de Evangelische Broedergemeente te Zeist (Zeister Zendingsgenootschap) 1793-1962
Auteur:
C.G.W.M. van Hoogstraten
Datering toegang:
1985
Datering bewerking:
2010
Openbaarheid:
Stukken jonger dan 50 jaar slechts ter inzage na toestemming inbewaargever
Rechtstitel:
Opneming in beheer van een particulier, niet in eigendom verkregen
Omvang:
21,79 m