Uw zoekacties: Sociologisch Instituut van de Nederlandse Hervormde Kerk

1505 Sociologisch Instituut van de Nederlandse Hervormde Kerk ( Het Utrechts Archief )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Sociologisch Instituut
1505 Sociologisch Instituut van de Nederlandse Hervormde Kerk
Inleiding
Sociologisch Instituut
Organisatie: Het Utrechts Archief
Het Sociologisch Instituut is in 1945 opgericht, aanvankelijk als onderdeel van het Instituut Kerk en Wereld. Deze te Driebergen gevestigde (Nederlands-hervormde) instelling had een taak op het gebied van apostolaat en scholing en deed onderzoek naar sociale groepen ten behoeve van de sociale taak van de kerk.
In 1952 werd het losgemaakt van Kerk en Wereld en werd het een zelfstandig instituut binnen de Nederlandse Hervormde Kerk. De dan in werking tredende 'nieuwe' kerkorde bepaalder in ordinantie 1-27-8 t/m 10 dat '... er ten behoeve van de kerk in haar geheel... een instituut [zal] zijn voor sociologische onderzoekingen ten dienste van de kerk en voor de kerkelijke statistiek'.
In de synodevergadering van juni 1968 wordt besloten tot opheffing van het instituut. De toelichting bij dit agendapunt beschrijft de redenen: 'Tot de oprichting van het Sociologisch Instituut werd besloten omdat de overtuiging bestond dat de inbreng der sociologie in het werk der kerk het meest tot zijn recht kon komen, indien dit zou geschieden door middel van een instituut waaraan verbonden een werkgemeenschap van sociologen. Deze conceptie was des te aantrekkelijker omdat de mening zich had postgevat, dat door het uitvoeren van sociologische opdrachten van derden, het instituut gelden zou kunnen aantrekken.
Het Sociologisch Instituut kreeg steeds minder opdrachten, de werkgemeenschap viel uiteen en er bleef tenslotte slechts één functionaris over, de heer drs. W. Eichholtz. Het moderamen van de generale synode was op grond van een bespreking met het curatorium van het Sociologisch Instituut tot de overtuiging gekomen, 'dat de werkstructuur van de overgebleven functionaris zeer veel aan duidelijkheid zou winnen, indien het instituut zou worden opgeheven en de functionaris zou worden verbonden aan de gereorganiseerde commissie voor gemeentevormen en -opbouw, van welke commissie hij secretaris zou zijn.'
De kerkorde van 1951 bepaalde dat het instituut tot taak had ; de gegevens bijeen te brengen, die kunnen bijdragen tot een beter inzicht in het leven en werken der kerk; en deze gegevens te bewerken en gereed te maken voor gebruik door de generale synode en de andere lichamen der kerk.'
In de praktijk deed men onderzoek naar de groei van de rooms-katholieke kerk in delen van Nederland, naar de geestelijke gevolgen van industrialisatie van agrarische gebieden en werkte men mee aan de uitvoering van het besluit van de regering een onderzoek in te stellen naar de geestesgesteldheid van de massajeugd. Op regionaal, maar vooral op lokaal niveau deed men sociologisch onderzoek ten behoeve van de plaatselijke hervormde gemeente. Resultaten van de onderzoeken zijn gepubliceerd in het Sociologisch Bulletin en het Handboek pastorale sociologie. Daarnaast werkte men samen met enkele andere levensbeschouwelijke en universitaire sociologische instituten.
De leiding van het instituut berustte bij een door de Generale Synode benoemd curatorium van tien leden, de dagelijkse leiding was in handen van de directeur. De directeur werd benoemd door de Generale Synode op voordracht van het curatorium. Bij de benoemingen hield de Generale Synode rekening met instanties die waren betrokken bij de arbeid van het instituut; de drie leden van het curatorium werden benoemd op voordracht van de stichting Kerk en Wereld. Op het bureau van het instituut, gevestigd te Utrecht, werkte een wisselend aantal sociologen en ondersteunend personeel. Men was verplicht om jaarlijks aan de Generale Synode verslag uit te brengen. De financiën stonden onder controle van de Generale Financiële Raad.
Archief en inventarisatie
Addendum
Literatuur
Erfgoedstuk

Kenmerken

Datering:
1951-1968
Toegangstitel:
Inventaris van het archief van het Sociologisch Instituut van de Nederlandse Hervormde Kerk (1927) 1951-1968
Auteur:
C.W. Stigter
Datering toegang:
2012
Datering bewerking:
2013
Notabene:
Vanwege ruimtegebrek bewaren wij dit archief niet in ons eigen depot. U kunt dit archief inzien door het aan te vragen via ons aanvraagformulier: https://hetutrechtsarchief.nl/aanvragen
Openbaarheid:
Volledig openbaar
Rechtstitel:
Opneming in beheer van een particulier, niet in eigendom verkregen
Omvang:
3,3 m
Bijzonderheden:
Vanwege ruimtegebrek bewaren wij dit archief niet in ons eigen depot. U kunt dit archief inzien door het aan te vragen via ons aanvraagformulier: https://hetutrechtsarchief.nl/aanvragen