N.B. In de jaren '70 van de twintigste eeuw vergaderde de Generale Synode meerdere malen over het onderwerp 'Kindercommunie'. De synode van Dordrecht 1971 besloot al een studiedeputaatschap voor dit onderwerp in te stellen (Acta, art. 294). Toen de zaak in de volgende synode nog niet geheel afgerond was, werd een nieuw deputaatschap ingesteld (Acta GS Haarlem 1973, art. 241). Na advies ingewonnen te hebben van de hoogleraren van de Theologische Hogeschool over de wijze van samenstelling van een nieuw deputaatschap kindercommunie benoemt het moderamen van de Generale Synode van Haarlem 1973/75 in 1974 verschillende personen tot deputaat met de volgende instructie (Acta GS Haarlem, pag. 423):
- 'Bezinning op de vraag of een gedoopt kind van gelovige ouders als lid van het gezin èn als persoon op weg naar de geestelijke volwassenheid sterking van het geloof aan de maaltijd des Heren behoeft en mag ontvangen; alsmede op de vraag of een eventuele toelating van kinderen tot het vieren van het avondmaal met hun ouders, op grond van gebleken geloof, een vorm van openbare geloofsbelijdenis aan het begin van de volwassenheid en bij de aanvaarding van de eigen kerkelijke verantwoordelijkheid zinvol dan wel overbodig maakt.
- Bij deze bezinning de daarvoor in aanmerking komende aspecten, zoals dogmatische, pedagogisch-psychologische etc. betrekken en met name de kerkordelijke consequenties onder ogen zien.
- In dit onderzoek ook betrekken het voorlopig resultaat van de studie welke ten behoeve van de synode van de Nederlandse Hervormde Kerk over dit onderwerp is gemaakt.' (zie inv.nr. 41).

Tijdens de Generale Synode van Maastricht 1975/1976 (zittingen van 5 en 7 oktober 1976) worden een meerderheids- en een minderheidsrapport (inv.nr. 42) uitvoerig besproken (Acta GS Maastricht, art. 302 t/m 307 en art. 330). De synode besluit:

1. aan de mindere vergaderingen de haar aangeboden rapporten van deputaten en commissie en een samenvatting van de discussie ter synode daarover toe te zenden, met het verzoek:
a. mede aan de hand daarvan zich een oordeel te vormen over toelating van kinderen en/of jongeren tot de viering van het avondmaal, alsmede over de vraag of zulk een toelating eventueel in de vrijheid der plaatselijke kerken gelaten kan worden, waarbij overwogen dient te worden in hoeverre de eenheid van handelen binnen het kerkverband in dezen van belang geacht moet worden;
b. daarbij na te gaan welke inzichten dienaangaande in de gemeente bestaan;
c. haar bevindingen kenbaar te maken aan het hieronder in te stellen deputaatschap vóór 1 september 1977.
2. deputaten te benoemen met de opdracht:
a. het vraagstuk van toelating van kinderen en/of jongeren tot de viering van het avondmaal nader te bestuderen in het licht van bovengenoemde samenvatting;
b. de vraag te bestuderen of het, mede gezien de reacties uit de kerken, verantwoord is het in de vrijheid van de plaatselijke kerken te laten om kinderen en/of jongeren onder zorgvuldige catechetische, liturgische en pastorale begeleiding aan de viering van het avondmaal te laten deelnemen;
c. de vraag te bestuderen naar het karakter van de openbare belijdenis des geloofs bij toelating tot de viering van het avondmaal vóór die belijdenis;
d. rapport uit te brengen aan de eerstvolgende generale synode.
3. aan de Nederlandse Hervormde Kerk te verzoeken zo mogelijk nog geen definitief besluit te nemen in dezen dan na overleg met onze kerken.
4. deputaten dank te zeggen voor de door hen ingediende instructieve rapporten.

De Generale Synode van Zwolle 1977 besluit de plaatselijke kerken niet te verhinderen kinderen te laten deelnemen aan het heilig avondmaal (Acta, art. 229). De synoden van Mijdrecht 1991 (Acta art. 170) en Aalten 1993 (Acta, art. 49) regelen de toelating van kinderen / jongeren aan het avondmaal kerkordelijk (zie artikel 75 en de uitvoeringsbepalingen bij dit artikel in de gereformeerde Kerkorde).
Na opschoning en ontdubbeling heeft het archief een omvang van 0,05 m.