Dit deputaatschap is op 5 november 1970 ingesteld door de generale synode van Sneek 1969/1970 (zie acta art. 444) om het gesprek met dr. H.M. Kuitert over zijn opvattingen inzake de historiciteit van de zondeval (Genesis 1-3 en Romeinen 5) voort te zetten in een ernstig zoeken naar onderlinge eenheid, ook in die zaken waarin duidelijk verschil van mening openbaar werd. Aanleiding vormde de behandeling van bezwaarschriften tegen de opvattingen van dr. Kuitert, waarbij de synode onder meer uitsprak, dat zijn opvattingen niet in overeenstemming zijn met hetgeen de synode van Amsterdam 1967/1968 uitsprak: "dat hetgeen in de belijdenis van de kerk over de oorsprong van de zonde en de gevolgen van de zondeval onder woorden is gebracht de fundamentele betekenis, die de Schrift in het Oude en Nieuwe Testament (o.a. in Romeinen 5) aan deze geschiedenis toekent, duidelijk tot uitdrukking brengt en daarom ook als van wezenlijk belang voor de verkondiging van het evangelie door de kerk als gezaghebbend dient te worden gehandhaafd" (zie acta art. 209 van de GS-Amsterdam). Het afsluitende rapport van de deputaten 'Voortgezet gesprek' werd behandeld aan het einde van de synode van Dordrecht 1971/1972: zie acta artn. 395-401, 412 en 416.