Uw zoekacties: Vereniging Afdeling Utrecht van de Vereniging van Nederlands...

1346 Vereniging Afdeling Utrecht van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten ( Het Utrechts Archief )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Vereniging Afdeling Utrecht van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten
1346 Vereniging Afdeling Utrecht van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten
Inleiding
Vereniging Afdeling Utrecht van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten
Organisatie: Het Utrechts Archief
De Vereniging Afdeling Utrecht van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten werd opgericht op 9 januari 1919. Tegenwoordig is deze vereniging van Utrechtse gemeenten beter bekend onder de naam Afdeling Utrecht van de VNG. Zoals de officiële naam doet vermoeden, moet haar vroegste historie worden gezocht in de geschiedenis van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. In de eerste decennia van de twintigste eeuw vonden gemeenten elkaar, om in gezamenlijkheid hun stoffelijke belangen in een steeds complexere samenleving onder de aandacht te brengen van de verschillende overheden, met name van de rijksoverheid. Na een periode van twee jaar voorbereiding vond op 28 februari 1912 in 's-Gravenhage de oprichtingsvergadering plaats van de Vereeniging van Nederlandsche Gemeenten (VNG). * 
Bij de start van de VNG in 1912 hadden zich 28 leden aangesloten. Vanwege het criterium dat een kandidaat-lid van de VNG minimaal het aantal van 10.000 inwoners binnen zijn gemeentegrenzen diende te herbergen, kwamen er binnen de provincie Utrecht maar drie gemeenten in aanmerking om lid te worden, te weten Utrecht, Amersfoort en Zeist. *  Onder invloed van plannen om een afzonderlijke vereniging voor kleine(re) gemeenten op te richten, liet het bestuur van de VNG op 15 juli 1915 de bepaling van het minimale inwonertal vallen. Op 22 december 1914 had echter in Utrecht reeds de officiële oprichtingsvergadering plaatsgevonden van de Vereeniging van kleine stedelijke en plattelandsgemeenten in Nederland (VKSPN). Bij aanvang bleken evenwel maar zes Utrechtse gemeenten lid te zijn geworden, een aantal waarvan in juni 1915 zou blijken dat het slechts tot acht was opgelopen.
De oprichting van een afzonderlijke vereniging werd door de VNG als minder wenselijk geacht. Amper twee dagen ná oprichting van de vereniging van kleine gemeenten, nam de VNG het initiatief tot overleg. De VKSPN stond niet onwelwillend tegenover de gedachte van samensmelting met de VNG. Een eerste poging daartoe strandde evenwel in het proces van de onderhandelen. Aanvang 1916 werden de onderhandelingen hervat. Een prominente rol bleek te zijn weggelegd voor de Utrechtsche Provinciale Vereeniging van Burgemeesters en Secretarissen (UPVBS). Vooraanstaand lid van deze vereniging was J.C. graaf van Randwijck, burgemeester van Amersfoort en zelf ook bestuurslid van de VNG. Samen met anderen was hij van mening dat van één vereniging veel meer kracht zou uitgaan. Voor de belangen van kleinere gemeenten was inmiddels ook gezorgd. De UPVBS besloot de Utrechtse gemeenten uit te nodigen lid te worden van de VNG en stelde zich in verbinding met zusterverenigingen in andere provincies. Bovendien stuurde de Utrechtse vereniging van burgemeesters en secretarissen een missive naar zowel de VNG als de VKSPN met het verzoek de fusieonderhandelingen te doen hervatten. Kort nadien werden álle Nederlandse gemeenten (groot en klein) door de UPVBS aangespoord lid te worden van de VNG. Op 3 juni 1916 werd in Utrecht door de Vereniging van kleine stedelijke en van plattelandsgemeenten het besluit genomen tot opheffing. Een groot aantal kleine gemeenten sloot zich daarop aan bij de VNG. Dat maakte dat deze vereniging van gemeenten in de eerste jaren van haar bestaan weliswaar bestond uit een paar honderd gemeenten, maar deze bleken over het algemeen klein van omvang. Pas na de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) zou daarin verandering komen.
Vanuit de provincie Friesland bereikte de VNG het verzoek tot de instelling van provinciale afdelingen. De Friezen waren vastbesloten een Vereniging van Friese Gemeenten op te richten. Desalniettemin had de Vereniging van Noord-Hollandse Gemeenten met haar oprichting op 11 december 1916 de primeur. De Friese zusterorganisatie werd op 17 januari 1917 opgericht. Dat jaar volgde ook nog de VNG afdeling Overijssel (30 juni 1917). Zelfstandig, in naam niet altijd refererend naar de landelijke organisatie, maar altijd opgericht met goedkeuring van de algemene vergadering van de VNG, zag de Vereniging Afdeling Utrecht van de VNG als vierde op rij het levenslicht op 9 januari 1919: zetel gemeente Utrecht. Gerekend vanaf de dag van oprichting werd de vereniging opgericht voor 22 jaren, 11 maanden en 22 dagen. Dat hield in dat haar bestaan zou eindigen op 31 december 1941. * 
De provincie Utrecht kende rond 1918 72 gemeenten. Er waren grote verschillen waar te nemen tussen grote en kleine gemeenten. Tot de 'grote' gemeenten werden Utrecht, Amersfoort en Zeist gerekend. In het eerste jaar werden ongeveer twintig gemeenten lid van de Afdeling Utrecht van de VNG. Het kwam veel voor dat een gemeente geruime tijd lid was van de landelijke VNG, maar nog niet van de Afdeling Utrecht. Een enkele keer was het omgekeerde het geval. Ook in andere provincies bleken opmerkelijke verschillen waarneembaar. Het al dan niet aangaan of zelfs het opzeggen van het lidmaatschap van de VNG afdeling Utrecht had veelal te maken met (de hoogte van) de contributie. Zo was het lidmaatschap niet ipso jure; zowel voor de landelijke als de provinciale vereniging moest apart contributie worden afgedragen. Deze 'dubbele' kosten vormde nogal eens het struikelblok om VNG-lid te worden. Tussen de jaren 1938-1940 werd het hoogste aantal vooroorlogse leden bereikt: 57 van de 71 gemeenten waren lid van de Afdeling Utrecht. Na de Tweede Wereldoorlog (1939-1945) werd ervan uitgegaan dat iedere gemeente in de provincie Utrecht lid was van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en daarmee ook van de provinciale afdeling.
Bij aanvang van haar werkzaamheden zag de Afdeling Utrecht van de VNG als haar taak:
- het verstrekken van inlichtingen en adviezen
- de vorming van een afdelingsbibliotheek
- het aanleggen van een gesystematiseerde verzameling verordeningen
- het organiseren van cursussen
- de gemeenschappelijk aankoop van grondstoffen voor gemeentebedrijven en materialen voor het onderhoud van wegen het gezamenlijk exploiteren van werktuigen en inrichtingen
- de gemeenschappelijk verkoop van bij- en afvalproducten
- de bestudering en indien nodig de rapportage van ontwerpen of voorgenomen regelingen van de wetgevende macht, de regering of de provincie
- de bevordering van doeltreffende uitvoering regeling en maatregelen
- De aanwending van alle wettige middelen gewenst en noodzakelijk, teneinde het doel van de vereniging te bereiken met inachtneming van art. 121 van de Gemeentewet en art. 2 van de statuten van de vereniging
Het negenkoppige bestuur (statutair het maximum toelaatbare aantal) bestond in de periode 1921-1942 louter uit mannen, veelal van adellijke afkomst. *  Tot 1934 werd het secretariaat vanuit het Zuid-Hollandse Woerden gevoerd, de woonplaats van de eerste secretaris J.J. Talsma (1884-1961). Nadien was het secretariaat gehuisvest in de gemeentehuizen van respectievelijk Vreeswijk en het naburige Jutphaas (1938-1963). * 
Het bestuur van de Afdeling Utrecht van de VNG kwam in de regel vier maal per jaar bijeen, maar in de praktijk varieerde de frequentie nog al eens. Ook werd de bepaling inzake de voorgeschreven maanden waarin bestuursvergaderingen dienden plaats te vinden, niet altijd gehonoreerd. Vonden dergelijke vergaderingen in aanvang van het bestaan van de vereniging plaats in Amersfoort, nadien werden bestuurders uitgenodigd naar de provinciehoofdstad te komen. Het afdelingsbestuur onderhield nauwe contacten met de Directie van de VNG. Indien directieleden niet waren verhinderd, werd door enkele van hen deelgenomen aan bestuursvergaderingen, maar ook aan jaar- en afdelingsvergaderingen. Voorts troffen bestuursleden en Directie elkaar tijdens het regulier overleg (de conferenties) tussen de landelijke organisatie en de provinciale afdelingen; daarmee werd voor het eerst in juni 1920 aangevangen. Voor de landelijke VNG waren ook verschillende provinciale bestuursleden actief in woord en daad. Er werd deelgenomen aan landelijk ingestelde commissies, men bracht preadviezen uit tijdens de VNG-congressen of er werd gepubliceerd in door de VNG uitgegeven periodieken, vakbladen, landelijke of regionale kranten.
Jaarvergaderingen, die niet altijd op gezette tijden plaatsvonden, werden ook aangegrepen om naast allerlei zaken van huishoudelijke aard, als podium te dienen voor sprekers die hun deskundigheid over een actueel onderwerp inbrachten en eventueel in debat gingen met de aanwezige leden. Naast de jaarvergaderingen vonden er ook (buiten)gewone afdelingsvergaderingen plaats. De vergaderingen die spontaan konden worden belegd, varieerden van één tot vier in getal al dan niet inclusief de jaarvergadering. In tegenstelling tot de jaarvergaderingen die tot na de Tweede Wereldoorlog altijd in de stad Utrecht werden gehouden, konden gewone afdelingsvergaderingen zowel in de provinciehoofdstad als daarbuiten plaatsvinden. Allereerst bedoeld voor de leden kwam het ook voor dat deze bijeenkomsten openstonden voor vertegenwoordigers van gemeenten die (nog) geen lid waren van de afdeling Utrecht. Bovendien werden buiten speciaal daartoe genodigden als de Commissaris der Koningin, de griffier van of Gedeputeerden van de Provinciale Staten, onder het gehoor van overwegend burgemeesters, wethouders en gemeentesecretarissen ook enkele malen ambtenaren gesignaleerd. In algemene zin werden tijdens de vergaderingen, of dat nu bestuurs-, jaar- of (buiten)gewone vergaderingen waren, veel grote en/of kleine onderwerpen van uiteenlopende aard besproken die kleine of grote uitwerking konden hebben voor enkele of meerdere gemeenten of zelfs een gehele regio. Gemeenschappelijke standpunten over uiteenlopende zaken werden op eigen initiatief of op speciaal verzoek van een der politieke instituties op respectievelijk de lokale, regionale, provinciale en landelijke politieke agenda geplaatst. De eerste twintig jaar van haar bestaan laten een verschuiving zien van aandacht voor landelijke politieke kwesties, veelal in de sfeer van nieuwe wet- en regelgeving, naar onderwerpen die louter voor de provincie Utrecht of een gedeelte daarvan belang waren.
Een probaat middel om onderwerpen die speciale aandacht van de Afdeling Utrecht van de VNG trokken, nader te laten bestuderen was de instelling van een commissie. Commissies konden op eigen initiatief worden ingesteld, maar het kwam ook voor dat overheden daarom vroegen; een teken dat de afdeling Utrecht steeds vaker werd gezien als vertegenwoordiger van Utrechtse gemeenten. De samenstelling van een commissie kon verschillen. Zij kon louter bestaan uit leden van het afdelingsbestuur, maar het kwam ook voor dat, vanwege de inbreng van specifieke kennis, externen werden uitgenodigd zitting te nemen in een provinciale commissie ingesteld onder verantwoordelijkheid van de afdeling Utrecht. Twee voorbeelden van belangrijke commissies waren de commissie die een streekplan voorbereidde voor het oostelijke gedeelte van de provincie Utrecht en de provinciale welstandscommissie.
Gedurende de oorlogsjaren voorzag de Afdeling Utrecht van de VNG niet in de continuïteit van haar bestaan, dit in tegenstelling tot de landelijke vereniging die dat wel deed. Aan de bestaan van de Afdeling Utrecht kwam formeel dan ook een einde met ingang van 1 januari 1942. Er werd geen nieuwe rechtspersoonlijkheid aangevraagd, waardoor werd vermeden dat de Duitse bezetter greep zou kunnen krijgen op de vereniging en haar financiële middelen. Ondanks het feit dat de vereniging formeel ter ziele was, werden de noodzakelijke werkzaamheden voortgezet door de toenmalige secretaris-penningmeester. Adviezen van de landelijke VNG werden mondeling doorgespeeld aan de Utrechtse gemeenten. Een enkele laatste officieuze bestuursvergadering vond eind oktober 1942 plaats.
Op 18 januari 1946 werd besloten tot heroprichting van de Afdeling Utrecht van de VNG. Onmiddellijk werd aangenomen dat alle toenmalige 67 Utrechtse gemeenten lid waren. Met terugwerkende kracht werd, met ingang van 1 januari 1942, de Afdeling Utrecht van de VNG opnieuw opgericht. Op 30 november 1971 hield de Afdeling Utrecht-II van de VNG ook op te bestaan aangezien de termijn van 29 jaar en 11 maanden, zoals gesteld in de statuten van 1947 op deze datum afliep. Dit feit werd niet opgemerkt door het bestuur, waardoor er geen actie werd ondernomen het bestaan van de Afdeling Utrecht van de VNG te continueren. Pas op 12 juni 1985 werden nieuwe statuten (deze keer zonder tijdsbegrenzing en vanuit de nieuwe standplaats Nieuwegein) van de Afdeling Utrecht van de VNG vastgesteld. In Nieuwegein was sinds 7 januari 1983 tot op de dag van vandaag het secretariaat van de vereniging in het gemeentehuis gehuisvest. Een statutenwijziging op 27 februari 2006 maakte het mogelijk dat het afdelingsbestuur voor het eerst kon worden uitgebreid met een raadsgriffier en een raadslid en in het licht van de veranderde positie van wethouders (als resultaat van de Wet Dualisering), konden ook zij (opnieuw) worden opgenomen in het dagelijks bestuur.
Tot en met 1980 werden naast bestuursvergaderingen enkel jaarvergaderingen gehouden. Met ingang van 1981 werden de algemene ledenvergaderingen halfjaarlijks. Tot en met 1983 werden die in Slot Zeist te Zeist gehouden. Daarna waren de vertegenwoordigers van de gemeenten telkens in een andere gemeente te gast.
De activiteiten van de Afdeling Utrecht namen na de Tweede Wereldoorlog gestaag toe en werden alsmaar diverser, hetgeen zich duidelijk weerspiegelde in het aantal vertegenwoordigingen in veelal landelijke, provinciale of intergemeentelijke commissies, coördinatie- werk- en stuurgroepen, verenigingen en contactraden etc..
Vanaf 2002 wordt de communicatie tussen de leden van de Afdeling Utrecht bevorderd door gebruikmaking van de website www.vngutrecht.nl die ook bezocht kan worden door de inwoners van de provincie Utrecht.
Archief
Verantwoording van de inventarisatie
Aanwijzingen voor de gebruiker
Openbaarheid
Literatuur
Addendum
De indexen op personen en zaken zijn komen te vervallen
Bijlagen
Overzicht van jaarvergaderingen, vanaf 1981 halfjaarlijkse algemene ledenvergaderingen, van de Vereniging afdeling Utrecht van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten over 1920-2009
N.B. De eerste jaarvergadering vond plaats in 1920. Tussen 1920 en 1952 vonden deze altijd plaats in de provinciehoofdstad. Vanaf 1925 werden de jaarvergaderingen in het najaar gehouden, met uitzondering van de jaren 1928 en 1930. De jaarverslagen van 1922, 1934, 1936 werden niet in het archief van de VNG afdeling Utrecht aangetroffen. De (gedrukte) (jaar)verslagen uit de periode 1935-1939 maken geen duidelijk onderscheid tussen algemene en jaarvergaderingen, maar in die jaren werd veelal slechts één vergadering belegd. Tijdens de oorlogsjaren 1940-1945 vonden er geen jaarvergaderingen plaats, enkel die op 15 mei 1941 na. Ook in de jaren 1947-1950 werden er geen vergaderingen belegd die de aanduiding van jaarvergadering kregen. De term algemene vergaderingen bleek soms ook van toepassing op het type jaarvergaderingen. Vanaf 1950 is het onderscheid weer duidelijker waarneembaar, met uitzondering van de periode 1968-1979.Vanaf 1980 verviel de term jaarvergadering en ging de afdeling Utrecht over op het houden van halfjaarlijkse algemene ledenvergaderingen,de zogeheten voorjaars- en najaarsvergaderingen. Tussen 1981 en 1995, met uitzondering van het jaar 1994, vonden deze vergaderingen plaats in Slot Zeist te Zeist.
Overzicht van bestuursleden van de Vereniging afdeling Utrecht van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten over 1919-2009
N.B. In strikt formele zin geeft het bestaan van de afdeling Utrecht van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten enkele momenten te zien, die gekenschetst kunnen worden als een breuk (al dan niet bedoeld) in haar negentigjarige geschiedenis. De eerste onderbreking werd veroorzaakt door de jaren van de Tweede Wereldoorlog, waarin de termijn van het bestaan van de afdeling volgens haar statuten afliep. Tussen 1942-1946 was er slechts sprake van een sluimerend bestaan van het secretariaat. Heropgericht in 1946, werd in de nieuw opgestelde statuten opnieuw een bepaling met betrekking tot de eindtijd van het bestaan van de vereniging opgenomen. Eind november 1971 liep dan ook het bestaan van de Afdeling Utrecht van de VNG opnieuw af. Deze keer bleef dat echter in bestuurskringen onopgemerkt. Pas eind jaren zeventig werden voorbereidingen getroffen om te komen tot nieuwe statuten. Die voorbereidingen resulteerden in 1985 in nieuwe statuten. Deze keer werd de vereniging opgericht voor onbepaalde tijd. In het licht van deze momenten zijn op basis van de aangetroffen jaarverslagen, bestuursvergaderingen en de correspondentie onderstaande overzichten van bestuursleden ingericht analoog aan het verloop van de geschiedenis van de Afdeling Utrecht van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Er is geen melding gemaakt van het tijdelijk waarnemen van bestuursfuncties. Namen van contactfunctionarissen die tijdens bestuursvergaderingen de landelijke VNG vertegenwoordigden, zijn eveneens buiten beschouwing gelaten.
Ambtelijk secretariaat
Erfgoedstuk

Kenmerken

Datering:
1919-2009
Toegangstitel:
Inventaris van het archief van de Vereniging Afdeling Utrecht van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (1912) 1919-2009 (2010)
Auteur:
J.Ph.S. Lemmink
Datering toegang:
2009
Datering bewerking:
2011
Notabene:
Vanwege ruimtegebrek bewaren wij dit archief niet in ons eigen depot. U kunt dit archief inzien door het aan te vragen via ons aanvraagformulier: https://hetutrechtsarchief.nl/aanvragen
Openbaarheid:
Volledig openbaar
Rechtstitel:
Schenking
Omvang:
20,12 m
Bijzonderheden:
Vanwege ruimtegebrek bewaren wij dit archief niet in ons eigen depot. U kunt dit archief inzien door het aan te vragen via ons aanvraagformulier: https://hetutrechtsarchief.nl/aanvragen