Uw zoekacties: Mark van de gebuurten van den dijk te Achterberg bij Rhenen

1101-2 Mark van de gebuurten van den dijk te Achterberg bij Rhenen ( Het Utrechts Archief )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Algemeen
De Meent van Leusderberg
1101-2 Mark van de gebuurten van den dijk te Achterberg bij Rhenen
Inleiding
De Meent van Leusderberg
Organisatie: Het Utrechts Archief
De Meent van Leusderberg behoort tot de marken van de tweede categorie. In veertiende- en vijftiende- eeuwse bronnen wordt met regelmaat van de gemene buren of landgenoten van Leusden gerept. Van een formele organisatie blijkt echter niets. De Leusdense burengemeenschap was voortgekomen uit de bewonerskring van de 26 hoeven van de Leusdense domeinhof, die van oudsher aan de Utrechtse bisschop toebehoorde. Oorspronkelijk waren de hoevenbezitters horige boeren geweest, maar vanaf de veertiende eeuw waren zij de bisschop enkel nog een tijns verschuldigd. Daarnaast betaalden zij hun heer paardjesgeld, elke hoeve een bedrag van 4 gulden per jaar, als compensatie voor de wagendiensten die zij hem moesten leveren, alsmede hondenkoorn, een heffing voortgekomen uit de verplichting om de domeinheer voedsel en onderdak te bieden. Na 1528 vielen de inkomsten uit de Leusdense domeinhof toe aan de landsheerlijke domeinen van het Sticht, die eind zestiende eeuw onder beheer van de Staten van Utrecht kwamen. Het is in die periode dat er voor het eerst enige mate van organisatie ontstond ten aanzien van het beheer van de gemene gronden door de Leusdense hoevenbezitters.
In 1561 hechtte het Hof van Utrecht haar goedkeuring aan een regeling met betrekking tot het beheer van deze gronden, opgesteld door 'de gemeen geërfden van de 26 houven gelegen onder Leusden'. Deze was er met name op gericht het stuiven van de Graeuwe Duinen op de Leusderberg (vermoedelijk de tegenwoordige Treeker Duinen) tegen te gaan. Van een vast bestuur kan pas worden gesproken als de Staten van Utrecht in 1605 een ordonnantie uitvaardigen, die de goedkeuring inhield van een door de geërfden opgesteld reglement. Daarin gaven zij ruimere bevoegdheden aan de vijf gecommitteerden die ze in 1595 hadden aangesteld. Voortaan zou het college van gecommitteerden of heemraden worden aangevoerd door een meentgraaf, die de heemraden eenmaal per jaar uit hun midden kozen. Ieder jaar op de eerste mei trad één van de vijf af, waarna de geërfden een opvolger in zijn plaats kozen. Heemraden en meentgraaf onderwierpen de meentgronden tweemaal per jaar, op 6 mei en daags na St.-Bartholomeus (24 augustus), aan een controle.
Daarnaast stelden zij regels op voor het beheer van de meentgronden. Deze resoluties werden opgetekend in een register dat onder de meentgraaf berustte. Een schutter (ook wel bergbewaarder genoemd), in dienst van de mark, zag toe op de naleving van de regels. Op overtredingen van het door het college bepaalde, stond een boete van 6 stuivers. Tot het begin van de negentiende eeuw fungeerde een van de heemraden fungeerde als secretaris-penningmeester. Daarna werd voor dit ambt een aparte functionaris benoemd. Deze hield het register van in- en uitgaven bij en maakte de jaarrekening op, die door de geërfden moest worden goedgekeurd. Dit gebeurde op de vergadering, die jaarlijks op 1 mei werd gehouden. Lange tijd vond deze vergadering plaats in de St.-Joriskerk te Amersfoort. Na 1843 werd zij in een herberg te Leusden gehouden.
De meent van de Leusderberg bestreek een omvangrijk deel van het bos- en heidegebied aan de oostzijde van de Utrechtse Heuvelrug. Aan de noordwest- en noordoostzijde werd dit gebied, oudtijds aangeduid als het Leusderveld, begrensd door de Vrijheid van de stad Amersfoort, aan de zuidzijde door het Henschoterveld (gerecht Woudenberg) en de oostzijde Leusbroek en het Heetveld. Daarmee omvatte het het grootste deel van het gerecht (Oud-)Leusden, de westelijke helft van de tegenwoordige gemeente Leusden. Blijkens een oude beschrijving uit 1594 (nr. 40-1) onderscheidde men binnen het Leusderveld: het Goortsbos (Goertsbosch) of de Lage Duinen (Leege Duijnen) in het zuidoosten, ten noorden daarvan de Grauwe of Hoge Duinen (Graeuwe Duijnen, Hooge Duijnen) ? waar eind zestiende eeuw nog enkele wolven werden gevangen - en ten oosten van deze duingebieden Hollo.
Het beheer van de meentgronden was voornamelijk gericht op het weiden van schapen. Daarnaast werden deze gronden ook gebruikt voor het houden van bijen, het aanplanten van bos voor de houtkap (met name eikenhout), het steken van plaggen en het winnen van zand, stenen en keien. Vanaf ca. 1820 voerden meentgraaf en heemraad ook het beheer over het jachtrecht op de Leusderberg, ofschoon formeel eigendom van de koning. Nieuwe inkomsten trok de mark in de negentiende eeuw uit de exploitatie van een ijskelder bij het landhuis Den Treek waarin tot ver in de zomer ijs bewaard kon worden. Omstreeks 1880 werd deze kelder onder andere gebruikt door de Amersfoortsche Beiersche Bierbrouwerij. In die periode verkreeg de mark tevens inkomsten uit een concessie voor het afgraven van leem, verleend aan de Amersfoortse gasfabriek.
Aanvankelijk waren er 26 hoeven deelgerechtigd in het gebruik van de meentgronden. Nadat de Fransen in het rampjaar 1672 een aantal hoeven hadden verwoest, werd in 1681 het aantal deelgerechtigden met een nieuwe hoeve uitgebreid. Nadien traden door verkoop en splitsing van bepaalde hoeven meermalen veranderingen op in dit aantal. Dientengevolge was er in de achttiende eeuw voortdurend discussie over het juiste aantal. In 1765 werd tenslotte bepaald dat alleen zij die een volle hoeve van 16 morgen bezaten en daarvan hondenkoorn en paardjesgeld betaalden, deelgerechtigd waren en stemgerechtigd in de vergadering van geërfden. Hierdoor werd de lijst van gerechtigde hoeven uiteindelijk weer tot 26 gereduceerd.
Al in de zeventiende eeuw was de mark ertoe overgegaan delen van de gemene gronden te verkopen of in erfpacht te geven. De eerste plannen voor een volledige opdeling van de mark dateren uit de eerste helft van de negentiende eeuw, toen de opheffing van de markenorganisaties door de overheid tot beleid werd verheven. Meermalen waren deze plannen onderwerp van discussie in de vergadering van de geërfden, maar telkens ontbrak de vereiste meerderheid van stemmen. Pas nadat de Markenwet van 1886 was aangenomen, waarin bepaald werd een opdeling van de markgronden reeds bij één stem voor zou moeten plaatsvinden, viel ook in Leusden het doek voor de markenorganisatie. Nog datzelfde jaar werd op de jaarvergadering van 26 augustus op verzoek van mevrouw E.E.R. Roëll-de Beaufort besloten tot een verdeling van de meent. De heidevelden ten westen van de grindweg van Doorn naar Amersfoort die in 1840 over de Leusderberg was aangelegd, een terrein van 873 ha, werd verkocht aan het Rijk en bestemd tot militair oefenterrein. Voor het resterende grondgebied van 676 ha, waarvan 21 ha dennenbos en de rest heideveld, werd conform de Markenwet een plan voor verdeling opgesteld, waarna de verdeling op 26 december 1889 bij notariële akte werd voltrokken.
Gebuurten van den Dijk
Archieven
Literatuur
Inventaris
Erfgoedstuk

Kenmerken

Datering:
1921-1956
Toegangstitel:
Inventaris van het archief van de gebuurten van den dijk te Achterberg bij Rhenen 1921-1956
Auteur:
K. van Vliet
Datering toegang:
2000
Openbaarheid:
Volledig openbaar
Rechtstitel:
Overbrenging van een overheidsarchief
Omvang:
0,08 m zuurvrije dozen