Uw zoekacties: Sint Agnietenklooster te Rhenen

1006-4 Sint Agnietenklooster te Rhenen ( Het Utrechts Archief )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Algemeen
Vóór de reformatie
Na de reformatie
De opheffing
1006-4 Sint Agnietenklooster te Rhenen
Inleiding
De opheffing
Organisatie: Het Utrechts Archief
Bij de Bataafse Revolutie van 1795 hief het Comité revolutionair van het Utrechtse volk al op 28 januari van dat jaar het eerste en tweede lid van de Staten van Utrecht, de Geëligeerden en de ridderschap, op. Daarmee kwam tevens een einde aan de Staten als zodanig. *  Het Comité van Algemeen welzijn namens het nieuwe revolutionaire Provinciaal Bestuur van Utrecht nam het bestuur van alle voormalige kloostergoederen op zich, en eiste van de diverse rentmeesters goederenlijsten. De uitkering van prebenden werd beeïndigd en alle overgebleven jufferen van de Staten- en ridderschapsconventen waren hun inkomen en status in één klap kwijt.
In de periode van 27 juli 1797 tot en met 19 september 1798 werden vele landerijen, behorende tot de voormalige geestelijke goederen van de Staten, door het Provinciaal Bestuur van Utrecht publiek geveild. *  De bezitters van pacht-, rente- en huurovereenkomsten moesten deze afkopen. De administratie hiervan en van de overgebleven goederen werd gevoerd door de rentmeester-generaal van de Domeinen. *  In 1798 besloot het Administratief Bestuur van het voormalige gewest Utrecht tot verkoop van de nog overgebleven goederen. In 1799 tenslotte is dit Utrechtse Domeinkantoor van de landsgoederen een afdeling van het Algemene Lands Domeinenkantoor van de Bataafse Republiek geworden, zijnde de nationale rechtsopvolger van de voormalige soevereine Staten van Utrecht. *  Aan het voortbestaan van de diverse rentmeesterskantoren werd nu een einde gemaakt en daarmee was de opheffing van de Staten- en ridderschapsconventen definitief. * 
Gedurende enkele jaren werd er een algemeen beheer van de (voormalige geestelijke) goederen gevoerd door de rentmeester generaal van de nationale domeinen te Utrecht, waarbij de administratie werd vermengd met die van de andere landsgoederen. *  Onduidelijkheid en administratieve chaos waren het gevolg. *  'Ten einde de administratie der geestelijke goederen op eenen behoorlijken en geregelden voet worde gebragt', besloot in 1802 het Departementaal bestuur van Utrecht dat de enkele nog resterende geestelijke goederen weer separaat door Domeinen dienden te worden geadministreerd. *  Dat blijkt in de jaren daarna inderdaad te zijn gebeurd.
Na de Bataafse revolutie van 1795 en de overgang van de soevereiniteit van de Staten van Utrecht naar de nationale overheid in 1798 kwamen ook de Montfoortse memoriegoederen in handen van de rijksoverheid. Het kantoor van de memoriegoederen werd in 1799 overigens als enige Statenkantoor niet samengevoegd met het algemeen rijks domeinfonds maar bleef onder afzonderlijk beheer van het gewestelijk bestuur van Utrecht. De rentmeester van deze goederen bleef derhalve een ambtenaar van de provincie. In 1818 ontving deze een nieuwe instructie van Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht. Het opperbestuur van het Memoriefonds bleef echter in handen van het departement van Financiën. Dat het rijk zich niet rechtstreeks met dit fonds bemoeide, was vooral omdat de memoriegoederen van groot belang waren en bleven voor de hervormde gemeente van Montfoort. Nog tot ver in de negentiende eeuw gold het kantoor der memoriegoederen formeel als rijksfonds, maar onder provinciale administratie. Aan deze merkwaardige toestand kwam pas een einde, toen de Montfoortse memoriegoederen in 1894 door de rijksoverheid werden overgedragen en verdeeld tussen de Hervormde gemeente en de burgerlijke gemeente van Montfoort. * 
De archieven
Inventaris
Bijlagen
1. Specificatie van inv.nr. 31, Cartularium van de akten betreffende de goederen van het St. Agnietenklooster te Rhenen, 1360-1540, samengesteld door de non Anna van Brakel, 1540, met aanvullingen tot en met 1544
2. Maters
3. Biechtvaders (paters)
4. Rentmeesters
5. Concordantie op Catalogus van de archieven van de kleine kapittelen en kloosters (Utrecht 1905)
Erfgoedstuk

Kenmerken

Datering:
1369-1771
Toegangstitel:
Inventaris van het archief van het Sint Agnietenklooster te Rhenen 1369-1771
Auteur:
C.A. van Kalveen
Datering toegang:
2004
Openbaarheid:
Volledig openbaar
Rechtstitel:
Overbrenging van een overheidsarchief
Omvang:
1,05 m