In maart 1943 krijgt de gemeente bericht, dat zij het ''oude archief'', periode 1796-1942, op last van de Rijksarchivaris in Limburg zo spoedig mogelijk moeten laten inventariseren. Het Rijksarchief in Limburg biedt de diensten tegen betaling aan en dit werk te laten doen door de heer De Win. In december 1947 ontvangt de gemeente weer een brief, dat het inventariseren van het archief tot aan de invoering van het registratuur stelsel geschat wordt op 4 à 5 maanden. De gemeente wordt verzocht zodra het mogelijk is om onder de geschetste voorwaarden dit werk te laten te verrichten, de Rijksarchivaris in Limburg dit te laten weten. In januari 1948 geeft de gemeente opdracht het archief tot 1943 te laten inventariseren. Op 15 september 1948 is mej. A.C. Allema gestart met die werkzaamheden. Bij de inspectie in 1952 is het gehele oude archief geheel geordend en geïnventariseerd en ook materieel uitstekend verzorgd. (43) *  Naar aanleiding van een archief inspectie in oktober 1947 wordt het gemeentebestuur bericht, dat de archief bewaarplaats niet voldoet aan de eisen. Gevraagd wordt om plannen te maken voor de inrichting van een brandvrije archief bewaarplaats. Het college van burgemeester en wethouders geven aan, dat zij opdracht zal verstrekken voor het maken van zulke plannen. Bij het inspectie rapport van 1952 wordt echter melding gemaakt, dat er nog geen plannen zijn ontvangen. In 1952 bericht het Registratuur bureau der Vereniging van Nederlandse Gemeenten, dat nadat de registratuur verzameling van de secretarie in 1947 door een registrator van het Bureau was gerevideerd, enige jaren daarop nog bevredigend is voor gebouwd. Nu is geconstateerd, dat de laatste jaren aan dit onderdeel niet meer die zorg werd besteed, die voor een vlot functioneren van dit dagelijks te raadplegen hulpmiddel noodzakelijk moet worden geacht. Er is ook geen aandacht meer besteed aan een blijvende toegankelijkheid van de dossier verzameling

Binnen de gemeente wordt besloten elke dag een half uur overwerk te gaan verrichten om de achterstand in te halen. Bij de inspectie in 1958 wordt weer mededeling gemaakt van het feit dat er nog steeds geen brandvrije archief bewaarplaats is ingericht. Het college van burgemeester en wethouders schrijven op 25 oktober 1958 aan Gedeputeerde Staten, dat de raad op 3 oktober 1958 heeft besloten tot bouw van een nieuw raadhuis. In verband hiermee wordt voorgesteld te zijner tijd de plannen ter goedkeuring voor te leggen. In 1964 wordt door Gedeputeerde Staten naar aanleiding van de archief inspectie o.a. het advies gegeven om de officiële voor het archief bestemde exemplaren van de notulen van de raad op goed houtvrij papier te stencilen. De archief bewaarplaats werd bij besluit van 6 april 1964, 1 e afdeling no. B 19336 door Gedeputeerde Staten goedgekeurd. Alleen diende nog formeel de aanwijzing als gemeentelijke archief bewaarplaats door de raad te geschieden. Dit is in de raadsvergadering van 27 april 1981 gedaan. De raad stelt op 17 april 1969 de Archief verordening voor de gemeente vast. (44) *  Vooruitlopend op de herindeling in 1982 heeft in het najaar van 1980 een archief inspectie plaatsgevonden. Hier worden ook de nodige opmerkingen gemaakt ten aanzien van de diverse archief blokken