De inventaris omvat de archieven tot en met het jaar 1964. Deze cesuur werd gekozen omdat per 1 januari 1965 pastoor Huynen met emeritaat ging. Van de circa drie meter archief die in bruikleen werden overgedragen rest na inventarisatie nog twee meter. Van die ''ontbrekende'' meter archivalia is circa een kwart vernietigd, de rest wordt gevormd door stukken van ná 1965. Deze zijn achter het archief geplaatst. Een aantal stukken die in de inventaris zijn beschreven bevinden zich nog bij de pastoor of bij de secretaris van de broederschap. Deze stukken worden in de inventaris aangeduid met een ''+'' teken. Bij de indeling van de inventaris werd geen onderscheid gemaakt tussen de archieven van de pastoor en van het kerkbestuur. De pastoor maakte stukken op en ontving ze in verschillende functies, hetgeen splitsing in diverse archieven praktisch onmogelijk maakte. Naast het hoofd archief zijn er nog archieven van de broederschappen en van de plaatselijke gespreksgroep. Deze laatste bestond uit circa tien personen en stond onder leiding van kapelaan Wiertz, die tevens het secretariaat voerde. Bespreking van problemen in het eigen leefmilieu vormde het doel van deze groep. Het archief van de Broederschappen van de Heilige Rozenkrans en van de Eeuwigdurende Aanbidding van het Heilig Sacrament is apart opgenomen, omdat deze broederschap een eigen bestuur heeft. Dit is, of was, niet het geval voor een aantal andere broederschappen en congregaties. De betreffende stukken dragen duidelijk de hand van de pastoor. Zo hield hij onder andere het ledenbestand bij. Deze stukken zijn dan ook bij het hoofd archief geplaatst onder het hoofd: ''bemoeienis met broederschappen en andere godsdienstige verengingen''. Ook de stukken betreffende de school worden gezien als een onderdeel van het hoofd archief: immers het kerkbestuur trad op als schoolbestuur. De verdere indeling van het archief, waarin stukken met betrekking tot het goederenbeheer overheersen, moge voor zichzelf spreken