Uw zoekacties: Sint Geertruid: Heilige Gertrudis, 1770-1964 (1980)

21.243A Sint Geertruid: Heilige Gertrudis, 1770-1964 (1980) ( Historisch Centrum Limburg, te Maastricht )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Geschiedenis van de parochie
De Sint-Gertruidisparochie binnen de grote kerkelijke organisatie
De organisatie van de parochie
21.243A Sint Geertruid: Heilige Gertrudis, 1770-1964 (1980)
Inleiding
De organisatie van de parochie
Wegens het ontbreken van archief is over de organisatie van de parochie tot aan de negentiende eeuw weinig bekend. De in 1222 gestichte parochie omvatte in de late Middeleeuwen en daarna alle dorpen van het territorium van Breust en Eijsden op het plateau. In tegenstelling tot de moederkerk van Breust, waarvan de inkomsten eveneens in 1222 in het Sint-Martinuskapittel waren geïncorporeerd, verwierf de parochiekerk van Sint Geertruid zelf goederen bezit. De tiende van het hele gebied en het benoemingsrecht van de pastoor bleven echter in handen van het kapittel van Sint Martinus te Luik. (25) *  Op het kapittel rustte dan de verplichting het schip van de kerk te onderhouden, een tiendklok aan te schaffen en de pastoor te betalen. Dit laatste werd nogal eens ''vergeten'', of het uitgekeerde bedrag was niet toereikend, hetgeen weer aanleiding vormde voor de pastoor daarover zijn beklag te doen. (26) *  Behalve het hoofdaltaar bevond zich in de kerk nog een hulp altaar, toegewijd aan de Heilige Maria. Dit altaar bevond, en bevindt zich thans nog, in de grafkapel van de heren van Libeek. In 1558 werd deze kapel aangeduid als ''capella S. Marie, Catharina et Joannis''. (27) *  Dit altaar werd bediend door een rector, die daaruit inkomsten verkreeg, een zogenaamd beneficium. Zijn inkomsten bedroegen in 1645 twaalf mud rogge, een vat spelt en een goudgulden. (28) *  Het is waarschijnlijk dat dit beneficium gesticht werd door Jonker Hendrik van Holzet genaamd Oost tot Libeek
Hij was ook degene die de grafkapel liet bouwen. Zijn echtgenote, Maria van Eynatten overleed op 4 oktober 1557, Hendrik twee dagen later. (29) *  Het is aannemelijk dat hij middels testamentaire beschikking een beneficium in zijn grafkapel heeft gesticht. De kerkfabriek had eigen inkomsten uit Landerijen en renten, goed voor 130 vat rogge in 1613. (30) *  Deze inkomsten zijn in de Staatse Tijd in beslag genomen. In 1829 melde het kerkbestuur aan Gedeputeerde Staten van Limburg dat de fabriek geen ''vaste goederen'' meer bezat. (31) *  Pas in 1832 komt de kerk in het bezit van vijftien percelen bouw- en weiland en een huis, afkomstig uit de nalatenschap van pastoor J. Smeets. (32) *  Ook was erin het Ancien Régime een armentafel voor de bedeling van armlastige parochianen. De armentafel beschikte in 1613 over 40 vat rogge aan inkomsten. Twee armen meesters zorgden voor de bedeling. (33) *  Na de Franse Tijd wordt niets meer vernomen van deze instelling. Voor de organisatie en taakverdeling in de parochie gedurende het grootste deel van de negentiende eeuw is het decreet van keizer Napoleon van 1809 belangrijk. (34) * 
Volgens dit decreet moest het bestuur van een kerkfabriek bestaan uit een raad gevormd uit vijf tot negen personen, inclusief de pastoor en de burgemeester, en een bureau van kerkmeesters, bestaande uit drie leden waarin ook de pastoor zitting had. De pastoor had als taak de zorg voor de eredienst en de aanstelling en taakomschrijving van de aan de parochie verbonden priesters. De kerkfabrieksraad was verantwoordelijk voor de vaststelling van de door het bureau van kerkmeesters opgemaakte jaarlijkse begrotingen en rekeningen, de aanvaarding en belegging van kapitaal en het aanspannen van processen. Het bureau van kerkmeesters had tot taak het dagelijks beheer van de kerkelijke eigendommen, het opmaken van de begrotingen, rekeningen en balansen, het verrichten van de dagelijkse financiële handelingen het uitvoeren van de gestichte missen, de zorg voor de benodigdheden van de eredienst, de inrichting van het kerkgebouw en de benoeming van het leke personeel op voordracht van de pastoor. De jaarrekeningen werden opgemaakt door de penningmeester van het bureau van kerkmeesters, voorlopig goedgekeurd door de kerkfabrieksraad, en definitief vastgesteld door de bisschop en door het gemeentebestuur. Het eerste bureau van kerkmeesters bestond uit O.J. Roosen, W. Brouwers, Th. Duysens en M. Winten. (35) *  Als uitvloeisel van de scheiding tussen kerk en staat werd dit decreet in Limburg pas in 1876 afgeschaft en vervangen door het ''Algemeen Reglement voor de Parochiale Kerkbesturen'', uitgevaardigd door de bisschop. Het onderscheid tussen kerkfabriek en bureau voor kerkmeesters verviel. (36) *  In iedere parochie kwam nu een kerkbestuur, bestaande uit vier tot zes leden, met de pastoor als voorzitter
Uit de leden werd een penningmeester en een secretaris gekozen. Het kerkbestuur behartigde de materiële aangelegenheden van de parochie, de pastoor de geestelijke. Laatstgenoemde regelde de kerkelijke diensten en verstrekte opdrachten aan het leke personeel, dat door hem werd benoemd en ontslagen. Op de eerste zondag van januari 1877 werd het nieuwe kerkbestuur als volgt samengesteld: J.H. van Oppen, pastoor (voorzitter en secretaris), M. Prompers (penningmeester), H. Roebroeck, W. Duysens en H. Schrynemakers. (37) *  In 1899, 1922 en 1939 werd dit reglement nog gewijzigd, evenwel zonder wezenlijke te veranderen
Geschiedenis van het archief
Verantwoording van de inventarisatie

Kenmerken

Datering:
1770-1964 (1980)
Inventaris:
Inventaris (zonder codering)
Omvang m1:
1,90 meter
Opmerking:
Bevat ook de volgende archieven en documentatie: Broederschappen van de Heilige Rozenkrans en van de Eeuwigdurende Aanbidding van het Heilig Sacrament, 1832-1927 Plaatselijke gespreksgroep Zuidelijk Zuid-Limburg, 1962-1963 Documentatie, 20e eeuw
Openbaar:
Stukken jonger dan 50 jaar zijn niet openbaar