Uw zoekacties: Dienst Stadsontwikkeling Maastricht: algemeen archief, 1942-1955

20.076A Dienst Stadsontwikkeling Maastricht: algemeen archief, 1942-1955 ( Historisch Centrum Limburg, te Maastricht )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inventaris
1. Inleiding: Instelling en taak van de dienst Stadsontwikkeling
20.076A Dienst Stadsontwikkeling Maastricht: algemeen archief, 1942-1955
1.
Inleiding: Instelling en taak van de dienst Stadsontwikkeling
In 1933 besloot de gemeenteraad de voorbereiding van een uitbreidingsplan op te dragen aan Ir. Jos Klijnen uit Den Haag. Hiervóór had o.a. Ir. Jos Cuypers een ontwerp voor een uitbreidingsplan voor de gehele gemeente gemaakt.
Ir. Klijnen werd bijgestaan door een commissie welke in 1936 werd uitgebreid tot de zogenaamde "Uitbreidingscommissie", bestaande uit de toenmalige burgemeester en zes leden.
In feite ontstond toen reeds een semi-officiële dienst Stadsontwikkeling bestaande uit Ir. Klijnen, een bouwkundig ingenieur en enige tekenaars. In 1939 werd de opdracht aan Ir. Klijnen ingetrokken en verstrekt aan de directeur van de dienst Gemeentewerken. Deze kwam met een uitbreidingsplan welk in 1941 door de gemeenteraad en behoudens enkele onderdelen in 1942 door de Gedeputeerde Staten werd goedgekeurd.
Op het bureau van Gemeentewerken ontstond al spoedig een grote achterstand, immers het stedebouwkundig werk met het landmeten en de werkzaamheden van de bouwkundige en de waterbouwkundige afdelingen waren opgedragen aan slechts één bouwkundig ingenieur met drie tekenaars. Inmiddels kwamen grote vraagstukken, waarvan de oplossing reeds geruime tijd op zich liet wachten, in een meer urgent stadium.
Dit was voor de Burgemeester de aanleiding om alle aangelegenheden, de stadsontwikkeling betreffende, onder te brengen in één dienst onder leiding van een aesthetisch geschoolde directeur (bouwkundig ingenieur). Zo werden de werkzaamheden, welke tot dusverre waren opgedragen aan de dienst Bouw- en Woningtoezicht, in een aparte afdeling opgenomen binnen de nieuw te vormen dienst.
Dit was de geboorte van de dienst Stadsontwikkeling, bestaande uit 3 afdelingen:
1. het bouw- en woningtoezicht
- bouwtoezicht
- woningtoezicht
2. stadsontwikkeling
- stedebouwkundige afdeling - bouwkundige afdeling -sociaal economische afdeling - grondbedrijf en landmeetkundige afdeling
3. administratie
De invloed van de gemeente op het bouwen gaat parallel met de ontwikkeling van de toepassingsmogelijkheid van de woningwet. Is in de woningwet bij het ontstaan in 1902 oorspronkelijk alleen vastgelegd de rooilijn in het uitbreidingsplan, en dit laatste nog meer gezien als stratenplan, nadien ontwikkelde deze invloed zich tot het volledige uitbreidingsplan, bebouwingsplan en tenslotte bestemmingsplan. Dit is dus een overgang van beperkende voorschriften tot positieve vormgevende arbeid.
Parallel hiermee gaat de ontwikkeling van het welstandstoezicht. Reeds voor de oorlog bleek het uitsluitend weren van aanstoot gegevende bebouwing niet tot het gewenste resultaat te leiden. Zodoende is bij de wederopbouw na mei 1940 het instituut van "supervisie" ingesteld; hierbij werd reeds uitgegaan van het stellen van eisen aan de vakbekwaamheid van de met wederopbouw werkzaamheden te belasten architecten. Voor ieder weder op te bouwen centrum van enige betekenis werd een groep van architecten uitgekozen door een daartoe aangestelde architecten-keuzecommissie, welke architecten samenwerkten onder leiding van een voor dit centrum of gebiedsdeel aangewezen supervisor, die tot taak had de individuele ontwerpen der verschillende architecten te coördineren tot een eenheid, overeenkomstig de door hem gestelde stedebouwkundige hoofdvorm.
Zodoende zal dan ook de gemeente bij het ontstaan van nieuwe wijken, zowel als bij het bouwen of restaureren in de oude stadsdelen, positief vormgevend dienen op te treden en zal een harmonische samenwerking tussen de dienst Stadsontwikkeling en de particuliere architecten noodzakelijk zijn, om zowel in de oude stad als in de nieuwe wijken tot een gaaf en harmonisch stadsbeeld te komen.
In de praktijk betekende dit dat de dienst in de jaren vlak na de oorlog steeds meer betrokken werd in de advisering zowel op het gebied van ruimtelijke ordening als bij uitvoering van bouwkundige objecten. Zoals bijvoorbeeld de opstelling van het saneringsplan Grote Stokstraat en omgeving; het opstellen van een havenplan met industrievestiging. Aan het hoofd stond de directeur, vanaf de instelling tot l januari 1952 Ir. F.C.J. Dingemans, daarna opgevolgd door Ir. A. van de Wijer. Op 11 januari 1944 werd door de Burgemeester, als waarnemer van de taak van de gemeenteraad, een instructie vastgesteld voor de directeur Stadsontwikkeling, ter uitvoering van het bepaalde in de "Verordening Technisch Beheer".
In 1952 waren de werkzaamheden van de dienst dusdanig in omvang toegenomen dat de topfunctie niet meer door één persoon volledig kon worden uitgeoefend.
Aan de heer Dingemans werd toen de functie van gemeente-architect opgedragen waarvoor hij eervol ontslag kreeg als directeur. Ir. van de Wijer volgde hem gelijktijdig op.
Ook voor de gemeente-architect werd door de raad een instructie vastgesteld. In de loop der jaren breidde de dienst zich uit tot ruim 40 personeelsleden. Aan de dienst waren de volgende taken opgedragen:
1. de voorbereiding van het vaststellen en wijzigen van uitbreidingsplannen, saneringsplannen, voorschriften ex artikel 43 van de woningwet en van alles, dat kan strekken ten voordele van de stadsontwikkeling;
2. de voorbereiding van de plannen tot verbetering van bestaande en het maken van nieuwe verkeerswegen, daaronder begrepen tramwegen, benevens die voor het maken van nieuwe straten, pleinen, parken enz. in de binnenstad, evenals het ontwerpen en uitbakenen van rooilijnen, terreinen enz.;
3. het doen van voorstellen en het geven van algemene adviezen omtrent aankoop, verkoop, erfpacht en gebruik van gronden, in verband met de te voeren grondpolitiek;
4. de voorbereiding van plannen tot verbetering van het doelmatig gebruik van de voor de openbare dienst bestemde gronden en wateren;
5. het doen van voorstellen en het geven van algemene adviezen omtrent plannen voor woningbouw, waarin de gemeente al dan niet financieel betrokken is en het toezicht op de uitvoering van de plannen;
6. a. de voorbereiding en het maken van plannen voor de bouw van voor de openbare dienst bestemde gemeentegebouwen;
b. de voorbereiding en het maken van plannen voor ingrijpende verbouwing of uitbreiding van bestaande voor de openbare dienst bestemde gebouwen, voor zover deze door de Burgemeester werden opgedragen; c. het maken van plannen voor het inrichten en meubileren van monumentale gemeentegebouwen voor zover deze door de burgemeester werden opgedragen;
7. het tot stand brengen en bijhouden van een nauwkeurige kartering van de gemeente;
8. het instellen en bijhouden van een systematisch woningonderzoek en het opmaken en bijhouden van statistische gegevens betreffende andere aangelegenheden van de stadsontwikkeling en volkshuisvesting,
9. het toezicht op de naleving der "verordening op het bouwen en de bewoning" en het geven van adviezen omtrent het toepassen en wijzigen dezer verordening,
10. het toetsen van de bouwaanvragen aan vastgestelde uitbreidingsplannenof, bij ontstentenis van deze aan in voorbereiding zijnde plannen, en het geven van adviezen daaromtrent;
11. het toezicht op de aan de bouwvergunningen verbonden voorwaarden, mede in verband met het welstandstoezicht en het verschaffen van alle gewenste hulp aan de commissie voor het stedeschoon en de welstandscommissie;
12. het toezicht op de naleving van de daarvoor in aanmerking komende verordeningen van hogere instanties en het adviseren omtrent de te verlenen vergunningen;
13. het toezicht op de naleving van de hinderwet en het geven van adviezen omtrent het geven van vergunningen, ingevolge deze wet;
14. de voorbereiding van de toepassing van de woningwet, voor zover hiervoren niet reeds uitdrukkelijk aangegeven;
15. het toezicht op de naleving der "verordening tot het weren van inbreuken op het stedeschoon in de gemeente Maastricht" en het geven van adviezen omtrent het toepassen en wijzigen dezer verordening;
16. het doen van voorstellen en het geven van advies - ook ten aanzien van punten, welke hierboven niet bepaaldelijk zijn genoemd - omtrent alle verdere maatregelen, welke kunnen strekken tot verbetering van de volkshuisvesting of ter bevordering van de stadsontwikkeling.
Bij de voorbereiding van plannen en dergelijke is voor zover nodig steeds overleg te plegen met de dienst voor gemeentewerken, verkeerscommissie, alsmede met de overige diensten en bedrijven der gemeente.
De werkzaamheden, welke tot dusverre werden verricht door de directeur van het Bouw- en Woningtoezicht, de directeur van de algemene begraafplaats, de administrateur van het gemeentelijk woningbedrijf en de directeur van gemeentebedrijven door genoemde functionarissen verricht, totdat zij wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd de gemeentedienst verlaten.
Als direct uit te voeren objecten kwamen in aanmerking de sanering Grote Stokstraat en omgeving, de restauratie van het Refugiehuis van de Proosdij van Meerssen gelegen aan de Hoogbrugstraat alsmede de nieuwbouw van een gemeentelijk administratiegebouw, brandweerkazerne en voetbalstadion. Opgedragen objecten met latere uitvoeringsmogelijkheden waren het opstellen van een verkeersplan in de oude binnenstad alsmede het opstellen van het saneringsplan Boschstraat, Bassin en Markt.
Als in de toekomst uit te voeren bouwkundige objecten kwamen in aanmerking de restauratie van de Bossche Fronten, het Bastion de Vijfkoppen, de Bonnefantenkazerne en het Politiebureau.
Ook nieuwbouw van scholen en andere gebouwen voor sociale voorzieningen alsmede de verbouwing van de schouwburg stonden op het programma.
Opheffing
Op 23 mei 1952 werd door het College een gemengde commissie van advies ingesteld inzake reorganisatie bedrijven en diensttakken (ARBED) teneinde zich te laten adviseren omtrent een binnengemeentelijke reorganisatie en/of centralisatie van daarvoor in aanmerking komende bedrijven en diensten.
Het onderzoek werd voornamelijk gericht op de bedrijfseconomische en administratieve aspecten van de organisatie van de bedrijven en diensten, terwijl mede de vraagstukken van het personeelsbeleid werden bezien. Dit resulteerde uiteindelijk in een besluit van de Raad d.d. 29 januari 1954 tot het opheffen van de afzonderlijke diensten van Gemeentewerken en Stadsontwikkeling en tot instelling van het Bedrijf van Openbare Werken (aangewezen als tak van dienst bedoeld in artikel 252 der Gemeentewet), per 1 januari 1955.

Kenmerken

Datering:
1942-1955
Inventaris:
Inventaris van het algemeen archief.
Nadere toegang:
Trefwoorden- en topografische index op de calques
Openbaar:
De calques zijn niet raadpleegbaar in verband met de materiële staat