14.D035 Klooster Sint Elisabethsdal van Reguliere Kanunnikken van Sint Augustinus te Nunhem, 1240-1797 ( Historisch Centrum Limburg, te Maastricht )
14.D035
Klooster Sint Elisabethsdal van Reguliere Kanunnikken van Sint Augustinus te Nunhem, 1240-1797
Inleiding
laatste wijziging 08-06-2016
592 beschreven archiefstukken
Inventaris
laatste wijziging 08-06-2016
592 beschreven archiefstukken
Regesten
3 1240 oktober 9 "Anno Domini millesimo ducentesimo quadragesimo mense octobri in festo sancti Dionisii"
Theodericus, heer van Althena (Altena), oorkondt dat hij aan de monniken van het klooster St.-Elisabethsdal) dat op zijn allodium is gelegen, eens en voor altijd het derde deel van de gehele tiend in Brede (Maasbree) en het patronaatsrecht van de parochiekerk in deze plaats heeft afgestaan. Daarnaast schonk hij de kloosterlingen uit zijn allodium bij Werde (Stevensweert) 17 bunder land, dat hij gekocht had van Watgerus van Werde; dit land zou Theodericus in eigendom terugkrijgen, wanneer hij aan het klooster een andere, gelijkwaardige inkomstenbron zou toewijzen. Eveneens schonk de heer van Altena 12 malder rogge waarvan immers voldoende was in zijn hof te Werde, jaarlijks te leveren door hen die de landerijen ervan bebouwen of in leen houden. Ook deze cijns zou vervallen, wanneer Theodericus ter vervanging ee3n ander inkomen zou verschaffen. Voor kleding kregen de monniken een jaarrente van 3 mark, op te brengen door de pachters van zijn land te Hedel (Heel), de Bremete genaamd, dat hij gekocht had van Florentius van Horst, en 1/2 mark uit de smalle tiend van Brede. Uit de inkomsten van het visrecht te Waldrechem (Woudrichem) bedeelde Theodericus de kloosterlingen een jaarrente van 30 Keulse schelling toe voor de aankoop van wijn; evenzo ieder jaar 2000 haringen; voorts 1 bunder weiland bij Kessenich waarop de paarden van het klooster zouden kunnen grazen. Ten gunste van St. -Elisabethsdal zag Theodericus ook af van zijn aandeel in het patronaatsrecht van de kerken te Wartfuthe (Waldfeucht) en Brunesrode (Braunsrath); verder wees hij de kauliten het kloosterterrein met alles wat erbij hoorde en het dichtbij het klooster gelegen bosje toe; tenslotte het vruchtgebruik in het bos Roghelabroc en Ghestele, dat in gemeenschappelijk gebruik is van Buchnem (Buggenum), Nuhenem (Nunhem), Roghele (Roggel) en Haelen (Haelen).
Zegelaar is de oorkonder
Theodericus, heer van Althena (Altena), oorkondt dat hij aan de monniken van het klooster St.-Elisabethsdal) dat op zijn allodium is gelegen, eens en voor altijd het derde deel van de gehele tiend in Brede (Maasbree) en het patronaatsrecht van de parochiekerk in deze plaats heeft afgestaan. Daarnaast schonk hij de kloosterlingen uit zijn allodium bij Werde (Stevensweert) 17 bunder land, dat hij gekocht had van Watgerus van Werde; dit land zou Theodericus in eigendom terugkrijgen, wanneer hij aan het klooster een andere, gelijkwaardige inkomstenbron zou toewijzen. Eveneens schonk de heer van Altena 12 malder rogge waarvan immers voldoende was in zijn hof te Werde, jaarlijks te leveren door hen die de landerijen ervan bebouwen of in leen houden. Ook deze cijns zou vervallen, wanneer Theodericus ter vervanging ee3n ander inkomen zou verschaffen. Voor kleding kregen de monniken een jaarrente van 3 mark, op te brengen door de pachters van zijn land te Hedel (Heel), de Bremete genaamd, dat hij gekocht had van Florentius van Horst, en 1/2 mark uit de smalle tiend van Brede. Uit de inkomsten van het visrecht te Waldrechem (Woudrichem) bedeelde Theodericus de kloosterlingen een jaarrente van 30 Keulse schelling toe voor de aankoop van wijn; evenzo ieder jaar 2000 haringen; voorts 1 bunder weiland bij Kessenich waarop de paarden van het klooster zouden kunnen grazen. Ten gunste van St. -Elisabethsdal zag Theodericus ook af van zijn aandeel in het patronaatsrecht van de kerken te Wartfuthe (Waldfeucht) en Brunesrode (Braunsrath); verder wees hij de kauliten het kloosterterrein met alles wat erbij hoorde en het dichtbij het klooster gelegen bosje toe; tenslotte het vruchtgebruik in het bos Roghelabroc en Ghestele, dat in gemeenschappelijk gebruik is van Buchnem (Buggenum), Nuhenem (Nunhem), Roghele (Roggel) en Haelen (Haelen).
Zegelaar is de oorkonder
14.D035 Klooster Sint Elisabethsdal van Reguliere Kanunnikken van Sint Augustinus te Nunhem, 1240-1797
Regesten
3
1240 oktober 9 "Anno Domini millesimo ducentesimo quadragesimo mense octobri in festo sancti Dionisii"
Theodericus, heer van Althena (Altena), oorkondt dat hij aan de monniken van het klooster St.-Elisabethsdal) dat op zijn allodium is gelegen, eens en voor altijd het derde deel van de gehele tiend in Brede (Maasbree) en het patronaatsrecht van de parochiekerk in deze plaats heeft afgestaan. Daarnaast schonk hij de kloosterlingen uit zijn allodium bij Werde (Stevensweert) 17 bunder land, dat hij gekocht had van Watgerus van Werde; dit land zou Theodericus in eigendom terugkrijgen, wanneer hij aan het klooster een andere, gelijkwaardige inkomstenbron zou toewijzen. Eveneens schonk de heer van Altena 12 malder rogge waarvan immers voldoende was in zijn hof te Werde, jaarlijks te leveren door hen die de landerijen ervan bebouwen of in leen houden. Ook deze cijns zou vervallen, wanneer Theodericus ter vervanging ee3n ander inkomen zou verschaffen. Voor kleding kregen de monniken een jaarrente van 3 mark, op te brengen door de pachters van zijn land te Hedel (Heel), de Bremete genaamd, dat hij gekocht had van Florentius van Horst, en 1/2 mark uit de smalle tiend van Brede. Uit de inkomsten van het visrecht te Waldrechem (Woudrichem) bedeelde Theodericus de kloosterlingen een jaarrente van 30 Keulse schelling toe voor de aankoop van wijn; evenzo ieder jaar 2000 haringen; voorts 1 bunder weiland bij Kessenich waarop de paarden van het klooster zouden kunnen grazen. Ten gunste van St. -Elisabethsdal zag Theodericus ook af van zijn aandeel in het patronaatsrecht van de kerken te Wartfuthe (Waldfeucht) en Brunesrode (Braunsrath); verder wees hij de kauliten het kloosterterrein met alles wat erbij hoorde en het dichtbij het klooster gelegen bosje toe; tenslotte het vruchtgebruik in het bos Roghelabroc en Ghestele, dat in gemeenschappelijk gebruik is van Buchnem (Buggenum), Nuhenem (Nunhem), Roghele (Roggel) en Haelen (Haelen).
Zegelaar is de oorkonder
Theodericus, heer van Althena (Altena), oorkondt dat hij aan de monniken van het klooster St.-Elisabethsdal) dat op zijn allodium is gelegen, eens en voor altijd het derde deel van de gehele tiend in Brede (Maasbree) en het patronaatsrecht van de parochiekerk in deze plaats heeft afgestaan. Daarnaast schonk hij de kloosterlingen uit zijn allodium bij Werde (Stevensweert) 17 bunder land, dat hij gekocht had van Watgerus van Werde; dit land zou Theodericus in eigendom terugkrijgen, wanneer hij aan het klooster een andere, gelijkwaardige inkomstenbron zou toewijzen. Eveneens schonk de heer van Altena 12 malder rogge waarvan immers voldoende was in zijn hof te Werde, jaarlijks te leveren door hen die de landerijen ervan bebouwen of in leen houden. Ook deze cijns zou vervallen, wanneer Theodericus ter vervanging ee3n ander inkomen zou verschaffen. Voor kleding kregen de monniken een jaarrente van 3 mark, op te brengen door de pachters van zijn land te Hedel (Heel), de Bremete genaamd, dat hij gekocht had van Florentius van Horst, en 1/2 mark uit de smalle tiend van Brede. Uit de inkomsten van het visrecht te Waldrechem (Woudrichem) bedeelde Theodericus de kloosterlingen een jaarrente van 30 Keulse schelling toe voor de aankoop van wijn; evenzo ieder jaar 2000 haringen; voorts 1 bunder weiland bij Kessenich waarop de paarden van het klooster zouden kunnen grazen. Ten gunste van St. -Elisabethsdal zag Theodericus ook af van zijn aandeel in het patronaatsrecht van de kerken te Wartfuthe (Waldfeucht) en Brunesrode (Braunsrath); verder wees hij de kauliten het kloosterterrein met alles wat erbij hoorde en het dichtbij het klooster gelegen bosje toe; tenslotte het vruchtgebruik in het bos Roghelabroc en Ghestele, dat in gemeenschappelijk gebruik is van Buchnem (Buggenum), Nuhenem (Nunhem), Roghele (Roggel) en Haelen (Haelen).
Zegelaar is de oorkonder
Datering:
1240 oktober 9
Notabene:
Origineel op perkament, inv. nr. 90, het zegel is verloren. Afschriften op perkament en papier, inv. nrs. 92, 90 en 220. Druk: Miraeus-Foppens, Opera, IV, Brussel 1748, blz. 549; M.J. Wolters, Notice historique sur l'ancien comté de Hornes, Gent 1850, blz. 269-270; A. Wolters, necrologium, in: PSHAL 17 (1880) blz. 5-6
Organisatie: Historisch Centrum Limburg, te Maastricht
laatste wijziging 08-06-2016
laatste wijziging 08-06-2016
592 beschreven archiefstukken
Kenmerken
Datering:
1240-1797
Auteur:
K. Schutgens
Inventaris:
Inventaris der archieven van het klooster Elisabethsdal te Nunhem 1240-1797. Inventarissenreeks RAL 18 (Maastricht 1979)
Categorie:
laatste wijziging 08-06-2016
592 beschreven archiefstukken