Uw zoekacties: Kerkelijke rechtbanken en bisschoppelijke commissarissen, 16...

14.A001 Kerkelijke rechtbanken en bisschoppelijke commissarissen, 16e - 18e eeuw ( Historisch Centrum Limburg, te Maastricht )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Algemeen
Proces dossiers van het officialaat van Luik betreffende Belgisch- en Nederlands-Limburgse plaatsen, 1498-1791
Archieven van het officialaat van de aartsdiaken van Haspengouw te Maastricht 1619-1796 (1807), en van de commissarissen van de bisschop van Luik te Maastricht (1800-1842)
Handschriften en varia
Geschiedkundig overzicht
Lotgevallen van de archieven
14.A001 Kerkelijke rechtbanken en bisschoppelijke commissarissen, 16e - 18e eeuw
Inleiding
Lotgevallen van de archieven
Officialaat van de aartsdiaken van Haspengouw. Het archief van het officialaat van de aartsdiaken van Haspengouw werd nog in 1982 verloren gewaand (7) *  Bekend was slechts dat in de Franse tijd vier delen proces rollen en twee portefeuilles losse stukken, afkomstig uit het archief van de officiaal van Haspengouw, bij de "triagecommissie", de instantie die belast was met het sorteren van de papieren van de opgeheven instellingen, waren ingeleverd. Deze magere oogst was afkomstig uit de boedel van de op 12 februari 1800 overleden A.M. Gudi, de laatste griffier van het gerecht. (8) *  De te bewaren stukken uit het archief van het officialaat werden door de "triagecommissie" als volgt beschreven: 1. Quatre Régistres aux Procès Verbaux du Greffe de l'Officialité de la Hesbaye depuis 1748 ad 1796. Dit zijn de inv. nrs. 106-109. 2. Un Paquet contenant 17 Sentences définitives prononcées par Le Tribunal susdit en Matière de Défloration, de divorce, interdiction, ou de promesse de Mariage et autres semblables. 3. Un Paquet contenant 15 Requêtes avec appointemens ou dispositions definitives en Matiere Pareille. Dit zijn de de stukken die wij hebben beschreven als proces dossiers en vonnissen
Het archief, zoals in 1800 ingeleverd bij de "triagecommissie" is dus uiteindelijk compleet bewaard gebleven. Dit had ook anders kunnen uitvallen. Drie proces rollen zijn immers, langs verder onnaspeurlijke wegen, bij het Rijksarchief in Hasselt terechtgekomen. Op een niet nader te bepalen tijdstip is de rol over het tijdvak 1748-1778 (inv.nr. 106) bij het Gemeentearchief van Maastricht terecht gekomen. De drie andere proces rollen, van 1778 tot 1795 (inv. nrs. 107-109), die zich in Hasselt bevonden, werden op 31 maart 2000 in het kader van een kleine archief ruil aan het Maastrichtse Rijksarchief overgedragen. Het Gemeentearchief van Maastricht bleek overigens nog een groot aantal losse stukken van het officialaats-archief in bezit te hebben. Deze werden bij een archief ruil in 1998 overgedragen, en zodoende weer teruggebracht in hun oorspronkelijke archief bedding. Overigens is destijds niet het gehele officialaatsarchief bij de Franse autoriteiten ingeleverd. De inventarisatie van het archief van de Sint Martinusparochie in Wyck leverde nog enkele losse stukken op, terwijl uit het archief van de Sint Servaasparochie nog een kas boekje van 1772-1796 te voorschijn kwam, betreffende de afgifte van rubra sigilla, de dispensatie formulieren bij huwelijken (inv. nr. 115). Bisschoppelijke commissarissen: Ook al was het aartsdiakonale officialaat een instelling van bescheiden omvang, toch was het een volwaardige rechtbank. De aanwezigheid van een griffier, bedreven in de notariële praktijk, stond tot op zekere hoogte garant voor een professionele archief vorming, waarbij ook werd gewaakt tegen vermenging met de papieren van de parochie. Deze vermenging problematiek doet zich wel voor bij de archieven van de bisschoppelijk commissaris ("commissaire épiscopal"), omdat deze functionaris in de eerste plaats pastoor van een parochie was
Men moet de lotgevallen van de papieren van de Maastrichtse bisschoppelijke commissarissen tegen deze achtergrond beschouwen. Aangezien Munier (zie Literatuurlijst) reeds uitgebreid aandacht aan deze archivalia heeft geschonken, kan deze inleiding tot de hoofdzaken beperkt blijven. Toen Delruelle in 1802 zijn benoeming tot bisschoppelijk commissaris kreeg, wijdde hij zich met veel energie en inzet aan deze nieuwe taak. Hij schijnt een man met enig gevoel voor administratie te zijn geweest. Reeds voor de Franse tijd had hij, evenals trouwens zijn voorganger pastoor Wouters, geprobeerd met de aanleg van nieuwe registers wat orde te brengen in de Wycker kerk financiën. Het verbaast daarom niet dat hij enige systematiek had in de schriftelijke neerslag van zijn bijna dagelijkse contacten met bisschop Zaepfel. De voornaamste ingekomen brieven hield hij chronologisch bij elkaar, terwijl van uitgaande stukken de concepten en minuten werden ingeschreven in een brievenboek. Het schijnt dat Delruelle heeft gewaakt tegen de vermenging van zijn papieren met die van de parochie. Slechts in één geval werkte hij verder in een deel dat voor de Franse tijd was aangelegd: het al eerder genoemde kasboek van rubra sigilla, dat hij als officiaal van de aartsdiaken al had gebruikt (inv.nr. 115). Misschien mag men daaruit voorzichtig concluderen dat Delruelle zijn nieuwe functie van bisschoppelijk commissaris inhoudelijk toch een beetje heeft beschouwd als een voortzetting van het vroegere officialaat. Zo hield de functionaris zich onder andere met huwelijks zaken bezig. Vrijwel onmiddellijk na het overlijden van Delruelle op 30 april 1807 gaf bisschop Zaepfel aan de nieuwe commissaris Partouns opdracht "de retirer chez le défunt ma correspondance et tous les papiers quelconques qui ont rapport aux affaires de l'évêché"
Partouns, die verbaasd stond over de hoeveelheid stukken die hij in de nalatenschap aantrof, zal bij die overname weinig problemen hebben gehad. Zijn ingreep betekende wel dat er daadwerkelijk een apart archief van de bisschoppelijk commissaris ontstond. De stukken zijn daarna over gebrracht naar de pastorieën van respectievelijk de Sint Servaas en de Sint-Nicolaas, waar Partouns pastoor was. Uit de langdurige ambtsperiode van Partouns, beginnend in 1807, zijn, tot omstreeks 1815, relatief veel bescheiden bewaard gebleven. Het zijn meest ingekomen brieven van Zaepfel en Lejeas, de bisschoppelijk secretaris Lainé en collega vicaris generaal Henrard. Strikt genomen hebben de archivalia uit de tijd 1810-1815 betrekking op twee ambten van Partouns, namelijk bisschoppelijk commissaris en vicaris generaal capitulair. Het was echter onmogelijk deze tweedeling ook in de correspondentie door te voeren. Het eigenlijke, in 1807 beginnende ambtelijk archief van Partouns wordt voorafgegaan door een uit historisch oogpunt zeer belangrijke bundel brieven van J.B. de Saive uit de periode 1800-1802, de jaren waarin de niet beëdigde priesters in de illegaliteit zielzorg bedreven. De plaatsing van die archivalia in deze inventaris is alleszins aanvaardbaar, omdat Partouns toch feitelijk voor de nieuw beëdigde priesters als een soort bisschoppelijk commissaris optrad. Van de correspondentie van Partouns na 1815 zijn nog slechts enkele losse, meest onbelangrijke brieven bewaard gebleven. Het is overigens niet onaannemelijk dat met het klimmen der jaren de schrijf lust van de bisschoppelijk commissaris afnam. Tagage beschrijft hem in zijn laatste jaren als een ongenaakbare roi fainéant (zie Literatuurlijst). Bovendien waren de tijden tot 1830, in vergelijking met de roerige periode onder Frans bewind, veel rustiger
Door Munier is uitgebreid aandacht besteed aan de lotgevallen van de papieren van Delruelle en Partouns (zie Literatuurlijst). Hij ontdekte een deel van hun correspondentie in het archief van het bisdom Roermond. Hoe deze bescheiden daar terecht zijn gekomen valt niet meer te achterhalen. Een bundel brieven van Zaepfel aan Delruelle kwam in 1971, met het archief van de parochie Sint-Odiliënberg, terecht in het Rijksarchief in Limburg. Deze stukken waren waarschijnlijk uit het Sint Servaas archief meegenomen door H.A.H. Willemsen, die van 1856 tot 1878 aan deze kerk als kapelaan verbonden was, en naderhand pastoor van Sint Odiliënberg werd (inv.nr. 162). Munier heeft in zijn beschouwingen ook twee brievenboeken van Delruelle betrokken die bij de inventarisatie van hert archief van de Sint Servaas parochie te voorschijn kwamen. In een latere aanvulling vestigt hij nog de aandacht op een derde brievenboek, dat in een duistere hoek van het Rijksarchief in Limburg werd ontdekt. Van de laatste bisschoppelijk commissaris, P.A. van Baer, is weer meer archief bewaard gebleven. Het betreft vooral correspondentie met apostolisch vicaris Den Dubbelden en zijn staf in 's-Hertogenbosch en stukken betreffende aan Van Baer verleende volmachten. De bescheiden ontlenen hun belang vooral aan het feit dat ze informatie verschaffen over het kerkelijk leven in Maastricht in de moeilijke jaren van de Belgische afscheiding. Dat de papieren van de bisschoppelijk commissarissen in één inventaris werden gecombineerd met die van het officialaat van de Haspengouwse aartsdiakens heeft goede grond. In het voorgaande is er reeds op gewezen dat Delruelle zijn functie als commissaris waarschijnlijk heeft beschouwd als een gedeeltelijke voortzetting van het officialaat. Voor wat betreft de uitgifte van huwelijks dispensaties zou men zelfs van een zekere continuïteit kunnen spreken
Aan de verspreiding van de archivalia over verschillende archief bewaarplaatsen is thans een einde gekomen door de overbrenging van de afgedwaalde bescheiden van de Gemeentelijke Archiefdienst Maastricht en het Rijksarchief te Hasselt naar het Rijksarchief in Limburg te Maastricht. Wel mag uit het voorgaande duidelijk zijn dat er van "het" archief van de bisschoppelijk commissarissen nauwelijks sprake kan zijn; daarvoor is het geheel te verbrokkeld. De bescheiden van H. Partouns als bijzonder gevolmachtigde van de bisschop van Luik, van de bisschoppelijke commissarissen te Maastricht, en van H. Partouns als vicaris-generaal zijn eigendom van de parochie St. Servaas te Maastricht. Enkele stukken zijn eigendom van de parochie St. Martinus te Maastricht-Wyck; deze zijn als zodanig in de inventaris aangegeven
Functionarissen
Literatuur

Kenmerken

Datering:
16e - 18e eeuw
Inventaris:
Fictieve toegang