Uw zoekacties: Raad van Beroep te Roermond, 1930-1939

08.029 Raad van Beroep te Roermond, 1930-1939 ( Historisch Centrum Limburg, te Maastricht )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Geschiedenis algemeen
08.029 Raad van Beroep te Roermond, 1930-1939
Inleiding
Geschiedenis algemeen
In het jaar 1901 werd de eerste sociale verzekeringswet in ons land ingevoerd, "De Ongevallenwet". (Staatsblad nr. 1, welke op 1 juni 1901 gedeeltelijk en op 1 februari 1903 volledig in werking is getreden).
Door deze wet werd het mogelijk om werknemers die geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt werden verklaard een uitkering te verlenen.
Deze uitkeringen werden door de staat betaald.
De uitvoering van deze uitkering werd in handen gelegd van de Rijksverzekeringsbank.
De kosten welke gepaard gaan met de uitkeringen dienen ingevolge de bepalingen in die Ongevallenwet gedragen te worden door de werkgevers.
Later zijn er ook regelingen in het leven geroepen voor zelfstandigen.
De werkingssfeer beperkte zich tot een aantal in de wet genoemde, in het algemeen gevaarlijk geachte, bedrijven en groepen van bedrijven.
Enkel degene die een ongeval was overkomen in verband met de uitoefening van zijn functie in het verzekeringsplichtige bedrijf kon aanspraak maken op schadeloosstelling.
Om nu te zorgen dat de werknemers datgene kregen wat hen volgens de wet was toegekend en dat de werkgevers niet in strijd met de wetsvoorschriften worden bezwaard, werd in de Ongevallenwet het hoofdstuk "van Beroep" opgenomen.
Dit hoofdstuk geeft nadere regels omtrent het instellen van beroep tegen beslissingen die door het bestuur van de Rijksverzekeringsbank genomen zijn ten aanzien van de verzekering van werknemers.
Artikel 75, hoofdstuk 10 van de Ongevallenwet luidt als volgt: "Over de beslissingen, waartegen ingevolge de bepalingen dezer wet beroep openstaat, wordt geoordeeld door de Raden van Beroep en in hoogste ressort door een college van het Rijk". Dit artikel geeft dus aan:
a. De beslissingsbevoegdheid omtrent het ingestelde beroep is uitsluitend opgedragen aan een Raad van Beroep.
b. Omtrent de vaststelling voor welke Raad van Beroep het geding zich afspeelt is maatgevend het rechtsgebied van die Raad van Beroep, waarbinnen degene die gerechtigd is beroep in te stellen, zijn woonplaats heeft.
c. lndien een partij zich niet kan verenigen met de uitspraak van de Raad van Beroep, kan hoger beroep worden ingesteld bij een college van het Rijk (hiermee wordt de Centrale Raad van Beroep te Utrecht bedoeld) voor zover hoger beroep door de wet wordt toegelaten.
Omtrent de samenstelling van de Raden van Beroep, de Centrale Raad van Beroep alsmede over de wijze van behandelingen der beroepen, worden nadere regels bij wet vastgesteld.
De uitwerking van deze nadere regels heeft plaatsgevonden in de wet van 8 december 1902, staatsbladnummer 208, de zogenaamde Beroepswet.
Volgens artikel 4 van de Beroepswet is een Raad van Beroep als volgt samengesteld:
- een voorzitter
- een of meer plaatsvervangende voorzitters
- leden werkgevers en leden werknemers
- plaatsvervangend leden werkgevers en plaatsvervangend leden werknemers.
Zij worden bijgestaan door een griffier en een of meer plaatsvervangende griffiers alsmede door schrijvers en bedienden (de huidige griffie en het secretariaat van de Raad van Beroep). De leden van de werkgevers en de leden van de werknemers hoeven geen universitaire opleiding te hebben genoten, en zijn werkzaam in hun kwaliteit als zogenaamde lekenrechters.
De voorzitter diende echter een beroepsrechter te zijn.
De voorzitter alsmede de plaatsvervangende voorzitters worden door de Kroon voor het leven benoemd, zij worden eervol ontslagen, hetzij op eigen verzoek, hetzij bij het bereiken van de leeftijd van zeventig jaren.
De leden en plaatsvervangende leden worden eveneens door de Kroon benoemd, doch voor een termijn van zes jaren.
De Beroepswet is verdeeld in drie titels.
De eerste titel, hoofdstuk I, "inleidende bepalingen" zet uiteen dat in eerste aanleg beroep openstaat bij de Raden van Beroep en in het hoogste ressort bij de Centrale Raad van Beroep.
In hoofdstuk II "Van de Raden van Beroep" en in hoofdstuk III "Van de Centrale Raad van Beroep" worden voorschriften gegeven hoe deze colleges worden samengesteld.
De tweede titel handelt over de proces-orde welke deze colleges dienen te volgen en derde titel bevat straf- en slotbepalingen.
Bij algemene maatregel van bestuur werden de ressorten en de standplaatsen van de Raden van Beroep vastgesteld. (Koninklijk Besluit van 8 december 1902, Staatsblad 210).
De Centrale Raad van Beroep werd in Utrecht gevestigd.
De aangebrachte zaken bij de Raden van Beroep hadden in de beginfase alleen betrekking op de Ongevallenwet. In de periode 1916 -1925 stegen het aantal zaken drastisch. De oorzaak voor deze enorme stijging is te vinden in de invoering van bepaalde wetten, met name de Invaliditeitswet 1919, de Ouderdomswet en de Ziektewet.
In de periode 1916-1925 stegen het aantal zaken drastisch.
De oorzaak voor deze enorme stijging is te vinden in de invoering van bepaalde wetten, met name de Invaliditeitswet 1919, de Ouderdomswet en de Ziektewet.
Na de invoering van deze drie wetten werd in 1921 nog een herziene Ongevallenwet ingevoerd, waardoor de beroepsmogelijkheid werd vergroot.
Aan de behandeling van een geding ter openbare terechtzitting van de Raad van Beroep en aan de beraadslagingen in de raadkamer wordt deelgenomen door de voorzitter en door twee leden, respectievelijk een van de werkgevers- en een van de werknemers- organisaties.
De voorzitter kan zich laten vervangen door een plaatsvervangend voorzitter.
Voorts is bij de behandeling ter terechtzitting en in de raadkamer een griffier aanwezig.
De Raad van Beroep te Roermond
Functionarissen: Lijst leden Raad van beroep 1930-1939
Het Archief
Literatuurlijst

Kenmerken

Datering:
1930-1939
Auteur:
A.P.H. Rijvers
Omvang m1:
2 meter
Inventaris:
Inventaris archiefbescheiden van de Raad van Beroep te Roermond, 1930-1939 (Roermond 1995)
Openbaar:
Bescheiden betreffende nog levende personen zijn alleen openbaar voor wetenschappelijk onderzoek na schriftelijke toestemming van de Rijksarchivaris in Limburg