Uw zoekacties: Arrondissementsrechtbank en Officier van Justitie te Roermon...

08.011 Arrondissementsrechtbank en Officier van Justitie te Roermond, (1811) 1842-1939 (1957) ( Historisch Centrum Limburg, te Maastricht )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Organisatie van de rechterlijke macht
08.011 Arrondissementsrechtbank en Officier van Justitie te Roermond, (1811) 1842-1939 (1957)
Inleiding
Organisatie van de rechterlijke macht
In 1827 kwam de 'Wet op de zamenstelling der regterlijke macht en het beleid der justitie voor het koninkrijk der Nederlanden', Staatsblad (Stb.) 20, tot stand. Deze wet (afgekort wet R.O.) werd de grondslag van de nieuwe rechterlijke organisatie. De (nu nog geldende) wet R.O. bepaalt in hoofdzaak welke soorten rechterlijke instellingen er zijn en in welke zaken deze bevoegd zijn. In vele andere wetten staan bepalingen die bepaalde rechterlijke instanties in zekere zaken bevoegd verklaren. Bij de wet R.O. behoorden vier "reglementen van openbaar bestuur" regelende de eedsaflegging en de inwendige dienst, de titulatuur en het ambtskostuum, de orde en de discipline voor de advocaten en procureurs en de organisatie van de deurwaarders en andere rechtsbedienden.
De Belgische opstand maakte het onmogelijk om de nieuwe rechterlijke organisatie en de wetboeken op 1 februari 1831 in te voeren.
De wet R.O. onderging vervolgens wijzigingen bij wet van 28 april 1835, Stb. 10. Uiteindelijk traden de gewijzigde wet R.O. en de wetboeken in werking op 1 oktober 1838 (ingevolge het Koninklijk Besluit (KB) van 10 april 1838, Stb. 12 en het KB van 19 mei 1838). Het Hoog Nationaal Geregtshof werd vervangen door de Hoge Raad der Nederlanden en de provinciale gerechtshoven kwamen in plaats van de hoven van assisen. De negen provinciale gerechten waren gevestigd in Groningen, Leeuwarden, Assen, Zwolle, Arnhem, Utrecht, Den Haag, Middelburg en Den Bosch. Naast de gerechtshoven werd in Amsterdam een criminele rechtbank voor het noordelijk deel van Noord-Holland ingesteld. De arrondissementsrechtbanken vervingen de rechtbanken van eerste aanleg en de rechtbanken van koophandel. De kantongerechten kwamen in plaats van de vredegerechten en rechtbanken van enkele politie. In 1841 werden nog twee gerechtshoven in Maastricht en in Amsterdam en een aantal arrondissementsrechtbanken ingesteld. Met de instelling van de arrondissementsrechtbank in Amsterdam werd de criminele rechtbank opgeheven.
Met de 'Wet tot Opheffing van Provinciale Geregtshoven en Instelling van nieuwe Geregtshoven' van 10 november 1875, Stb. 204, werden de provinciale gerechtshoven opgeheven en werden vijf regionale gerechtshoven ingesteld. De nieuwe gerechtshoven waren gevestigd in Amsterdam, Arnhem, Den Bosch, Den Haag en Leeuwarden. Bij de wetten van 9 april 1877, Stb. 74-78, werden de rechtsgebieden van de nieuwe gerechtshoven nader bepaald. Een groot aantal rechtbanken en kantongerechten werd opgeheven. De rechterlijke organisatie telde nog 5 gerechtshoven, 23 rechtbanken en 106 kantongerechten. In de volgende jaren werd het aantal arrondissementsrechtbanken en kantongerechten nog aanzienlijk verminderd.
De vijf wetten uit 1877, Stb. 74-78, werden op 17 november 1933 ingetrokken bij vijf nieuwe wetten, Stb. 601-605. Deze wetten traden in werking op 1 januari 1934, Stb. 623, en stelden de rechtsgebieden van de gerechtshoven en de zetels van de arrondissementsrechtbanken en kantongerechten vast.
In de rechtspraak wordt onderscheid gemaakt tussen absolute en relatieve competentie. Absolute competentie geeft antwoord op de vraag welke rechter bevoegd is (hoofdregel: de arrondissementsrechtbank; in uitzonderingsgevallen: de kantonrechter). De relatieve competentie geeft antwoord op de vraag welke bepaalde rechter van die soort bevoegd is (hoofdregel: de rechtbank of de kantonrechter van de woonplaats van de gedaagde).
De rechtbanken behandelen alle geschillen, in eerste aanleg, waarvoor niet een andere rechter is aangewezen. Alle zaken van personen-, familie- en handelsrecht worden hiertoe gerekend.
De rechtbank is verder bevoegd in alle strafzaken welke niet tot de bevoegdheid van de kantongerechten behoren, alsmede alle strafzaken betreffende misdrijven en overtredingen en de hoger beroepszaken van de kantongerechten.
De rechtbanken zijn verdeeld in kamers; enkelvoudige en meervoudige kamers. Een meervoudige kamer bestaat uit drie rechters. Een enkelvoudige kamer (de politierechter, de kinderrechter of de economische politierechter) bestaat uit één rechter. De instituten van de politierechter, en kinderrechter werden bij wetten van 5 juli 1921, Stb. 833 en 834, ingevoerd. Het instituut van de economisch politierechter werd bij wet van 22 juni 1950, Stb. K 258, ingevoerd.
Ambtenaren van het Openbaar Ministerie zijn eveneens bij de terechtzittingen betrokken. Het Openbaar Ministerie is belast met de handhaving van wetten, de vervolging van alle strafbare feiten en de tenuitvoerlegging van alle strafvonnissen. De Hoofdofficier van Justitie staat aan het hoofd van het arrondissementsparket.
In het burgerlijk procesrecht kent men twee procestypen: het proces, dat met een dagvaarding begint en het proces, dat met een verzoekschrift begint. De dagvaarding is een document, waarmee de partij, die een uitspraak van de rechter wenst, zich door bemiddeling van de deurwaarder tot de tegenpartij wendt. Het verzoekschrift is een document, waarmee een partij zich rechtstreeks tot de rechter wendt.
Voor uitgebreide informatie over de organisatie van de rechterlijke macht in Nederland, zie geraadpleegde bronnen en literatuur.
Geschiedenis van de archiefvormende organen
Geschiedenis van de archieven
Verantwoording voor de bewerking
Aanwijzingen voor de gebruiker
Openbaarheid
Aanvragen en citeren
Geraadpleegde bronnen en literatuur
Bijlagen
Bijlage 1
Bijlage 2

Kenmerken

Datering:
(1811) 1842-1939 (1957)
Auteur:
Centrale Archief Selectiedienst (CAS)
Omvang m1:
91,2
Inventaris:
Inventaris van de archieven van de Arrondissementsrechtbank en het Parket van de Officier van Justitie Roermond, (1807) 1842-1939 (1957), Winschoten 2002
Openbaar:
Bescheiden betreffende nog levende personen zijn alleen openbaar voor wetenschappelijk onderzoek na schriftelijke toestemming van de Rijksarchivaris in Limburg