Uw zoekacties: Rijkslandbouwconsulentschap voor Noord-Limburg, 1951-1969

07.F04 Rijkslandbouwconsulentschap voor Noord-Limburg, 1951-1969 ( Historisch Centrum Limburg, te Maastricht )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Geschiedenis van het Rijkslandbouwconsulentschap voor Noord-Limburg
07.F04 Rijkslandbouwconsulentschap voor Noord-Limburg, 1951-1969
Inleiding
Geschiedenis van het Rijkslandbouwconsulentschap voor Noord-Limburg
Met ingang van 1 mei 1951 *  werd het bestaande Rijkslandbouwconsulentschap voor de provincie Limburg gesplitst in een consulentschap voor Noord-Limburg en één voor Zuid-Limburg. Bij gelijke beschikking werd de toenmalige rijkslandbouwconsulent voor de provincie Limburg aangesteld als waarnemend consulent voor het ontstane rijkslandbouwconsulentschap voor Noord-Limburg. Met ingang van 8 september 1952 *  werd deze consulent, ir. J.M.H. Zeguers, weer van deze waarnemende functie ontheven en als waarnemend consulent benoemd ir. E.F. van Hijfte, die als standplaats de gemeente Horst kreeg aangewezen. Het consulentschap werd gevestigd in het pand Molenstraat 1 te Horst.
Bij het ontstaan van het consulentschap bestond het personeelsbestand uit 25 leden. In 1956 was dit bestand gegroeid tot 40 en de organisatie op dat moment is weergegeven op het organisatieschema op pagina 8.
Met ingang van 1 januari 1963 werden in de verschillende provincies hoofd-ingenieurendirecteuren voor de rijkslandbouwvoorlichting benoemd. In de provincie Limburg was dit ir. C.A.M.A. van Gils. Op 26 april 1963 berichtte deze hoofd-ingenieur-directeur dat ir. L.J.T. Lumens werd aangesteld als rijkslandbouwconsulent voor Noord- en Zuid-Limburg. Het bleek de bedoeling te zijn om weer te komen tot één consulentschap voor de provincie Limburg. Dit is kennelijk niet doorgegaan want op 25 juli 1963 werd door dezelfde hoofd-ingenieur-directeur bericht dat tot rijkslandbouwconsulent voor Noord-Limburg ir. J.L. Hiel werd benoemd. Een motivatie voor deze gang van zaken werd in het archief niet aangetroffen. Voor een gedetailleerd overzicht van de consulenten en waarnemend consulenten die een functie gehad hebben bij het rijkslandbouwconsulentschap voor Noord-Limburg zie het schema op pagina 9.
Blijkens de door de consulent aan de directeur van de Akker- en Weidebouw op 31 augustus 1954 toegezonden taakverdeling, werden bij het consulentschap op dat moment de volgende taken verricht:
a. landbouwkundig en landbouwtechnisch onderzoek.
b. advisering en verlening van voorlichting aan boeren inzake akker- en weidebouw aangelegenheden, voederproblemen, aanschaf en gebruik van landbouwwerktuigen en aangelegenheden met betrekking tot de bodem en de bemesting.
c. het geven van lessen aan landbouwwinterscholen en het toezicht op het lager landbouwonderwijs.
d. het houden van toezicht op de premieverlening inzake de regeling Dienst Kleine Boerenbedrijven.
e. het verrichten van bedrijfseconomische werkzaamheden met betrekking tot de voorbeeldbedrijven.
In de jaren tot 1957 kreeg het consulentschap vervolgens bemoeienissen met diverse streekverbeteringen en beregeningsonderzoek en werd meer overleg gepleegd met de provinciale directie voor de Cultuurtechnische Dienst en de provinciale directie voor de Wederopbouw en de Volkshuisvesting. Ook de werkzaamheden met betrekking tot het Borgstellingsfonds voor de Landbouw namen meer en meer toe. De consulent werd benoemd tot secretaris van de Stichting Bekalking Landbouwgronden in Limburg en van de commissie "Streekverbetering Bergen".
Bij circulaire nummer AW/3/8/VR van november 1957 *  gericht aan de rijkslandbouwconsulenten schreef de directeur voor de Akker- en Weidebouw:
"De ontwikkeling die de landbouwvoorlichting in de naoorlogse jaren heeft doorgemaakt maakt een aanpassing van het organisatieschema en de daarbij behorende functies noodzakelijk".
Het bij deze circulaire gevoegde organisatieschema gaf de volgende taken aan:
a. het verzamelen van gegevens met betrekking tot de structuur van de landbouw en de landbouwbedrijven in het ambtsgebied en van de ontwikkelingstendensen die zich daarbij voordoen.
b. het opsporen en bestuderen van knelpunten met betrekking tot de gewenste ontwikkeling en het bestuderen en onderzoeken van mogelijkheden tot verbetering welke in landbouwbedrijven of landbouwstructuren kunnen worden aangebracht.
c. het ontwerpen en uitvoeren van onderzoekprogramma's.
d. het verzorgen van specialistische voorlichting in overleg met de consulent in algemene dienst.
e. het verlenen van medewerking aan de massale en de groepsvoorlichting.
Met ingang van 1 mei 1958 werd de consulent ontheven van het toezicht op het landbouwonderwijs.
Uit het verslag over het dienstjaar 1960 *  blijkt dat er naast de georganiseerde samenwerking met het bedrijfsleven zoals dit tot uitdrukking kwam in de provinciale raad voor de landbouwvoorlichtingen in de streekverbeteringscommissies, waarvan voor een viertal door de consulent het secretariaat werd gevoerd, steeds meer contacten werden gelegd met personen en instanties werkzaam op het gebied van de landbouw.
In samenwerking met de bond van loonwerkers van de Limburgse Land- en Tuinbouw Bond werd een cursus loonspuiter georganiseerd terwijl tevens medewerking werd verleend aan de organisatie van een cursus maaidorsen.
Het technisch onderzoek, dat voorheen bijna geheel bestond uit veldproeven, onderging een wijziging. De veldproeven bedroegen in 1960 nog slechts 50% van het totale technisch onderzoek. Er vond ook een duidelijke accentverschuiving plaats van de voorlichting over onderdelen naar voorlichting over het gehele bedrijf.
In de nu volgende jaren spitsten de werkzaamheden zich steeds meer toe op de voorlichtingsactiviteiten als zodanig. De massa en groepsvoorlichting werd vooral gericht op de mentaliteitsbeïnvloeding, waarbij de ruim 30 inmiddels opgerichtte studieclubs een grote rol speelden. Men trachtte bij de boeren de mentaliteit van de kleine industrieel aan te kweken.
In 1968 begon men te praten over een vernieuwde opzet van de rijkslandbouwvoorlichting in Nederland. De gevoerde besprekingen resulteerden uiteindelijk in de opheffing van de bestaande 58 consulentschappen en in de oprichting van 42 nieuwe diensten. Het rijkslandbouwconsulentschap voor Noord-Limburg werd met ingang van 1 juli 1968 opgeheven *  en de toenmalige consulent ir. J.L. Hiel werd benoemd tot consulent voor de varkens- en pluimveehouderij in Limburg. Als datum van inwerkingtreding van de nieuwe organisatie werd door de hoofd-ingenieur-directeur voor de provincie Limburg 1 oktober 1969 vastgesteld. Het personeel van het consulentschap werd over de diverse nieuw ingestelde consulentschappen in de provincie Limburg verdeeld.
Geschiedenis van het archief
Ordening en beschrijving van het archief

Kenmerken

Datering:
1951-1969
Auteur:
A.J.M. Zeeuwe
Omvang m1:
5,1 meter
Inventaris:
Inventaris van het archief van het Rijkslandbouwconsulentschap voor Noord-Limburg (Roermond 1974)
Opmerking:
Uitgegeven door het ministerie van Landbouw en Visserij.