Na het eervol ontslag van de commissarissen van de souvereine vorst per 1 januari 1815 kwamen de voormalige generaliteit landen links van de Maas (met Wijk, Venlo en de vesting Stevensweert) onder het provinciaal bestuur van Brabant, en wel de steden (Maastricht en Venlo) rechtstreeks, de plattelandsgemeenten daarentegen via de arrondissementscommissaris van Eindhoven. De voormalige generaliteit landen op de rechter Maasoever waren sinds half augustus 1814 aan het bestuur van de commissarissen van de souvereine vorst onttrokken en stonden sindsdien onder het bestuur van het gouvernement-generaal van de Neder- en Middenrijn. Na de overgave van de aan Nederland toegewezen gebiedsdelen van dit gouvernement-generaal aan de commissaris generaal Verstolk van Soelen op 12 mei 1815 kwamen ook de voormalige generaliteit landen op de rechter Maasoever onder het provinciaal bestuur van Brabant, totdat op 9 oktober 1815 Limburg een eigen provinciaal bestuur kreeg. De on afgedane archief bescheiden met name de begrotingen der generaliteit gemeenten werden door het provinciaal bestuur van Noord-Brabant aan dat van Limburg overgedragen (zie indicateur 1, inv. nr. 717, sub nr. 1). Men vindt ze hier en daar in het provinciaal archief terug (b.v. stukken bij de begroting van Maastricht 1815, inv. nr. 5186). Verder zij hier verwezen naar het archief van het provinciaal bestuur van Noord-Brabant in het rijksarchief in Noord-Brabant te 's-Hertogenbosch