Uw zoekacties: Schepenbank Rijckholt, 1532-1792

01.183 Schepenbank Rijckholt, 1532-1792 ( Historisch Centrum Limburg, te Maastricht )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Historische inleiding
Geschiedenis van de vrije rijksheerlijkheid Ryckholt i
Geschiedenis van de schepenbank
01.183 Schepenbank Rijckholt, 1532-1792
Inleiding
Historische inleiding
Geschiedenis van de schepenbank
De heer van Ryckholt was in het bezit van de volledige rechtsmacht. Dit hield in dat hij de functionarissen mocht benoemen van de schepenbank die bevoegd was tot de volledige rechtspraak, lage, middelbare en hoge justitie. Onder schepenbank verstaat men de plaats, waar een gerecht van schepenen functioneert en het gerecht zelf. Waarschijnlijk komt de benaming schepenbank van de bank, waarop de schepenen zaten. De Saksenspiegel schreef voor dat men zittende een vonnis moest vinden. De schepenen, doorgaans zeven, zaten op banken en de voorzitter van de schepenbank, schout of officier genoemd, zat op een stoel. Deze rechter of richter hielp de schepenen een vonnis te vinden.
De momber des heren was een rechterlijk ambtenaar, die de eis deed in criminele en correctionele zaken hetzij namens de heer hetzij namens de schout. De bursarius was de ontvanger van het gerecht, die de gerechtskosten etc. inde.
De gerechtsbode of veldbode trad op als deurwaarder en zag er op toe dat het vee niet vrij rondliep of uitbrak. Dit toezicht was zeer belangrijk in een overwegend agrarische omgeving. Allerlei processen handelden over schade aangericht door het vee.
De gerechtssecretaris hield de rol en overdrachtsregisters bij. In het archief van de schepenbank van Ryckholt vormen deze rol- en overdrachtsregisters twee nagenoeg volledige series vanaf de 17e eeuw. Slechts enkele stukken uit de 16e eeuw zijn nog bewaard gebleven.
De rolregisters bevatten de inschrijvingen van zowel strafzaken als burgerrechtelijke geschillen en verslagen van de zogenaamde voogdgedingen.
Voogdgedingen waren gerechtsdagen, die op vastgestelde dagen werden gehouden en waarop o.a. door de inwoners klachten van algemene aard naar voren konden worden gebracht. Op deze dagen liet de heer ook allerlei wettelijke bepalingen afkondigen, die doorgaans over het wel of niet mogen laten weiden van vee en over het wel of niet mogen kappen van hout gingen. Hout was vroeger zeer belangrijk voor de mens. Niet alleen ten behoeve van de woningbouw en voor het stoken van vuur voor verwarming en het bereiden van voedsel, maar ook voor allerlei andere zaken gebruikte men hout, beeldend "gerief hout" genoemd. In de rekeningen van de dorpsmeester, die meestal tevens schatheffer was, ziet men hoe de gemeentelijke onkosten onder meer betaald werden uit de opbrengsten van de verkoop van het slaghout, hout waarvoor de bomen niet gekapt hoeven te worden. Over het planten van hoog opgaande bomen vaardigde de heer ook bepaalde bepalingen uit.
De schepencleernissen of wijsdommen regelden in het algemeen de rechten en verplichtingen van de heer en zijn onderdanen. In deze cleernissen zijn soms bepalingen te vinden, die teruggaan op oeroude rechtsregels.
De overdrachts- of gichtregisters bevatten de administratie ten aanzien van de onroerende goederen, die onder Ryckholt ressorteerden. Alle overeenkomsten ten aanzien van deze goederen zoals koop, schenking, vererving etc. dienden ten overstaan van de schepenbank geëffectueerd te worden en werden in het overdrachts- of gichtregister te boek gesteld. Veelal behoorden deze onroerende goederen tot de "cijnscaert" van de heer, maar tot 1636 zijn ook de verheffingen van de leengoederen van het leenhof van de heer van Ryckholt in deze registers ingeschreven. Na 1636 begint het leenhof eigen registers aan te leggen.
Zoals boven reeds gezegd, werden de rijkswetten, die via de schepenbank van Aken tot hen doordrongen, de belangrijkste rechtsbron voor de schepenbank. Maar in beginsel was de wetgevende bevoegdheid van de heer van Ryckholt als heer van een vrije rijksheerlijkheid onbeperkt. In 1752 hebben Jan Maximiliaan de Bounam en zijn moeder zich verstout een strafverordening op te stellen, waarvan de laatste bepaling luidt: "Wat aengaet de capitaele delicten, daer over moet men sigh reguleeren nae de pijnelijcke halsgericht ordonnantie van Keijser Carel den 5den met de ceurvorsten, prinsen ende standen des heyligh Roomsch Ryck gestatueert Anno 1532, wel te verstaen dat de Wel. Ed. hoogh geboorene Mevrouw douariere Baronesse ende den Wel ed. hooghgebooren Heer Baron Jan Maximiliaan Baron de Ryckholt niet verandert heeft in de vorige voeghtgedinghen bij de selve te persisteeren ende ten desen houden voor geinsereert"
Voor een heerlijkheid, die niet groter is geweest dan 120 bunder, is een dergelijke bepaling, waarin men eventueel wel af wil wijken van de beroemde "Carolina" van keizer Karel V natuurlijk een absurditeit en verregaande brutaliteit. Maar nogmaals Ryckholt was te gering om tegen op te treden.
Naast de rechterlijke taak had de schepenbank een administratieve taak; de zorg voor de gezamenlijke inwoners van Ryckholt, voor hun welvaart, hun veiligheid en hun kerkelijk onderricht. De benodigde financiën werden verkregen uit de opbrengsten uit de verkoop van slaghout en uit de zgn. beestenschat. Hieronder verstond men een personele belasting, waarvan de hoogte afhankelijk was van het aantal stuks vee dat men bezat. De schat werd geïnd door de schatheffer. De functie van schatheffer werd gegeven aan degeen, die dit tegen de geringste vergoeding wilde doen.
De dorpsmeester, later burgemeester genoemd, stelt de rekeningen op, die afgehoord werden door de schepenbank.
Geschiedenis van het archief en verantwoording van de inventarisatie
Literatuurlijst

Kenmerken

Datering:
1532-1792
Auteur:
W.E.S.L. Keyser-Schuurman
Inventaris:
Inventaris van het archiefvan de Schepenbank Rijckholt 1532-1792. Inventarissenreeks RAL 40 (Maastricht 1988)