Uw zoekacties: Van Oostveen N.V.

3312 Van Oostveen N.V. ( Gelders Archief )

Archieftoegang

Hier vindt u de inventaris van een archieftoegang. Hierin staat beschreven welke stukken zich in dit archief bevinden. 
 
Het nummer dat voor de titel van het archief staat is het toegangsnummer van dit archief. Het nummer dat voor de beschrijving van een stuk staat is het inventarisnummer. 
  • Bij ‘Kenmerken’ vindt u algemene informatie over dit archief
  • Bij ‘Inleiding’ vindt u achtergrondinformatie over dit archief, denk hierbij aan de openbaarheid, de archiefvormer en de oorsprong en opbouw van het archief.
  • Bij ‘Inventaris’ vindt u de lijst met beschrijvingen van stukken die zich in dit archief bevinden. 

Hoe zoekt u door een archieftoegang?

Klik op de zoekbalk links bovenin en voer uw zoekterm(en) in. Klik vervolgens op ‘zoek’.
Onder ‘Gevonden archiefstukken’ verschijnen de beschrijvingen van stukken uit dit archief waar deze term in voorkomt. Om te zien in welk deel van het archief deze stukken zitten klikt u op ‘Inventaris’. Dor telkens te klikken op het woord/de woorden die vetgedrukt worden weergegeven komt u uit bij de (met geel gemarkeerde) zoektermen. 

Welke archieftoegangen heeft het Gelders Archief?

Bekijk het Archievenoverzicht  om te zien welke archieven zich in het Gelders Archief bevinden. Deze zijn niet allemaal geïnventariseerd en beschikbaar voor inzage. Als er geen inventarislijst beschikbaar is, is dit archief helaas nog niet in te zien. 
 

 

beacon
 
 
Inleiding
1. Openbaarheid en citeren
2. Geschiedenis van de archiefvormer
N.B. De inleiding is geschreven door V.N.M. Mattheij, schenker van het archief.
3312 Van Oostveen N.V.
Inleiding
2.
Geschiedenis van de archiefvormer
N.B. De inleiding is geschreven door V.N.M. Mattheij, schenker van het archief.
Organisatie: Gelders Archief
De geschiedenis van “van Oostveen N.V.” en voorgangers

Op 1 december 1899 begon de heer Theodorus Jan van Oostveen een bedrijf met als doel lakens, bukskins, voeringen en fournituren te distribueren onder de kleermakers in de regio Arnhem. Over de beginperiode waren verder geen gegevens bekend.

N.V. Verzendhuis v/h Theod. J. van Oostveen Arnhem (1908-1941)

Vanwege de snelle groei van de firma was er behoefte aan meer kapitaal, om dat kapitaal aan te trekken werd besloten van het bedrijf een naamloze vennootschap te maken. Bij de oprichting van de vennootschap bedroeg het kapitaal fl. 200.000 verdeeld in 400 aandelen, bij de oprichting waren 300 aandelen geplaatst. De resterende 100 aandelen waarvoor in het kapitaal nog niet was deelgenomen, moesten worden geplaatst voor 31 december 1918.

Het bestuur van de onderneming bestond uit één directeur (dhr. Th. J. van Oostveen) en twee commissarissen, G.J. Engelberts en J.R. van Buuren, die ook aandeelhouder waren. De onderneming ontwikkelde zich zeer sterk. Met name in de periode van de 1e wereldoorlog o.a. vanwege de schaarse grondstoffen.

Aan het einde van 1918 besloten de beide commissarissen zich terug te trekken uit de vennootschap en hun aandelen te verkopen. Nieuwe participanten werden gevonden in D. Caminada en J.L. Vos, beiden uit Den Haag, en ook deze aanvaardden de benoeming tot commissaris. Men besloot tevens tot verdere uitbreiding van de vennootschap over te gaan. Hiervoor had men in 1914 reeds drie panden in de Kerkstraat te Arnhem gekocht om het geheel tot 1 modern pand te verbouwen.
In 1920 had Van Oostveen om gezondheidsredenen zijn functie neergelegd als directeur van de vennootschap. De heer J.L. Vos had hem als directeur opgevolgd en Th. J. van Oostveen bleef als gedelegeerd commissaris verbonden aan de vennootschap. In verband met de verdere uitbreiding van de vennootschap was in dat jaar een filiaal in Den Haag geopend.
In de periode 1920-1925 begonnen de resultaten echter steeds verder onder druk te komen vanwege de dalende conjunctuur en verliezen op voorraden en debiteuren. Om de omzet verder op te voeren werd in 1923 besloten om de N.V. “Lakenhandel Utrecht” over te nemen. Dit had niet kunnen voorkomen dat het bedrijf in financiële problemen kwam. Op de algemene vergadering van aandeelhouders dd. 5 mei 1925 werd besloten de balans en verlies & winst rekening over 1924 niet goed te keuren en verder aan te houden. J.L. Vos werd op deze vergadering eervol ontslag verleend als directeur en werd opgevolgd door H.G. Otten, welke sinds 1921 de functie van 2e directeur vervulde. Verder werd op deze vergadering A. Schermer tot mede-directeur benoemd. Als commissarissen werden benoemd Mr. K. Blom, J.L. Vos en D.C. Caminada. Het accountants kantoor H.J. Vooren in Den Haag had de balans en verlies & winstrekening over 1924 gecorrigeerd wat resulteerde in een groot verlies en een afstempeling van de aandelen met 30 procent. Om nieuw kapitaal aan te trekken en het oude kapitaal met 30% af te schrijven moesten de Statuten gewijzigd worden. Het nieuwe kapitaal werd gewijzigd in 400 preferente aandelen van fl. 500 elk, waarvan werden geplaatst 200 aandelen en tevens 350 gewone aandelen van fl. 150 elk, waarvan geplaatst en volgestort 350 aandelen. Nieuwe aandeelhouders waren de Gebr. Eras, textiel fabrikanten uit Tilburg. Om het bedrijf weer rendabel te maken werd besloten het aantal stalencollecties met 300 te verminderen en het filiaal te Utrecht op te heffen. Het filiaal Den Haag werd per 1 april 1927 eveneens opgeheven.
Door het overlijden van H.G. Otten, directeur van de vennootschap in januari 1927 werd hij door A. Schermer opgevolgd. Tot commissaris waren benoemd Mr. K. Blom en H. Eras.

Na de sanering in 1926 begon dan ook weer langzaam herstel van de resultaten te komen en over 1928 kon er voor het eerst weer een dividend worden uitgekeerd. Om het openbaar maken van de balans en verlies & winst cijfers te ontwijken werd op de algemene vergadering van 1929 besloten de statuten te wijzigen en de aandelen op naam te laten zetten.

Vanaf 1930 begon, vanwege de moordende concurrentie, de omzet weer geleidelijk terug te lopen. Ook de prijzen van de stoffen liepen aanzienlijk terug en de hoge kosten van de stalencollecties veroorzaakte in 1934 een verlies van fl. 12.000. Om de vennootschap weer rendabel te maken ging men over tot fabricatie van regenkleding voor dames en heren onder het merk West-End.

Aangezien in de periode 1935–1940 de omzet door de concurrentie verder onder druk bleef staan bleven de resultaten ook sterk achter. Het enige lichtpunt was dat de confectie zich boven verwachting ontwikkelt, doch dat men hier ook aan het plafond gekomen was, daar de verkoop via kleermakers maar beperkte mogelijkheden bood. De enige mogelijkheid was zelf een confectiebedrijf op te richten waardoor men in staat was de confectie engros te verkopen.
Op de vergadering van commissarissen dd. 27 mei 1937 werd besloten om een confectiebedrijf als zelfstandige N.V. onder de naam Pall-Mall Kleedingmaatschappij op te zetten en wel op de volgende condities. Het kapitaal van de vennootschap bedroeg fl. 20.000 verdeeld in 200 aandelen waarvan geplaatst en volgestort in contanten 30 aandelen door de N.V. van Oostveen en 15 aandelen door J.W. Mattheij. De aandelen waren op naam. De directie werd gevoerd door J.W. Mattheij en namens de N.V. van Oostveen A. Schermer als gedelegeerd commissaris. Het bedrijf was gevestigd Pastoorstraat 11 te Arnhem.

Een duidelijke kentering in omzet en winst begon zich af te tekenen vanaf september 1939 bij het uitbreken van de 2e wereldoorlog. De verhoogde omzet noodzaakte ook veel grotere voorraden aan te houden waardoor het probleem ontstond om deze voorraad op peil te houden. Inmiddels werd in het laatste kwartaal van 1940 een verkoop restrictie opgelegd, welke dankbaar werd aanvaard, zodat de verkoop ongeveer gelijke tred hield met het toegewezen quotum van de zijde der fabrikanten.
Ook het confectiebedrijf draaide op volle toeren met het voordeel dat ze bij de levering van de stoffen en fournituren bevoorraad werd door het moederbedrijf.

De vergadering van commissarissen werd op 28 november 1941 bijeen geroepen om een beslissing te nemen in het zgn. ”liquidatiebesluit”. Met enige cijfervoorbeelden werd uitleg gegeven over dubbele belastingen die verschuldigd waren bij de huidige vennootschapsvorm, welke vermeden konden worden door de huidige N.V. om te zetten in een C.V., terwijl aan de bestuursvorm niet zoveel veranderde. Deze omzetting moest echter geschieden vóór 31 december 1941. Op de vergadering van aandeelhouders op 1 juli 1942 werd dit voorstel door de algemene vergadering goedgekeurd.
Gedurende de oorlogsjaren 1942-1944 kon van Oostveen en de Pall-Mall nog met een lage omzet redelijk doordraaien tot op 17 september de Slag om Arnhem begon en de beide bedrijven geheel stil kwamen te liggen. In augustus 1945 begon Oostveen zijn activiteiten weer te hervatten naarmate de leveranties van stoffen op gang kwam. Voor de Pall Mall was meer tijd nodig, daar een groot deel van de machines door oorlogsschade defect was geraakt en ook was de Pall-Mall afhankelijk van de goederen leveranties. In juni 1946 kon ook hier de productie weer worden hervat.

Na de oorlog werd de heer A. Schermer, directeur van de C.V. van Oostveen, op 16 juni 1945 in opdracht van het Militair Gezag voorlopig ontheven van zijn functie en in zijn plaats werd tijdelijk als beheerder benoemd de heer T.H. Groos.
Daar begin 1946 een van de commanditaire vennoten, D.J. Eras was overleden, gaven de erven de wens te kennen zich uit het bedrijf terug te trekken. Eenzelfde wens uitte ook de andere commanditaire vennoot de heer H. Eras. Er moest dus worden omgezien naar andere participanten.
Deze werden tenslotte gevonden, waarna per 31 maart 1947 de erven van D.J. Eras en de heer H. Eras uittraden als vennoten onder betaling van het hun toekomende deel. Gelijktijdig traden toe als nieuwe vennoten de heren N. Heijdeman, J.W. Mattheij en J.J. Joosten, de eerste twee waren beherende vennoot en de laatste was commanditair vennoot. Onder de veranderde omstandigheden (o.a. werden de fiscale lasten voor de naamloze vennootschap aanzienlijk verlicht) achtten de vennoten het wenselijk terug te keren tot de oude rechtsvorm van de onderneming, de naamloze vennootschap. Aan kantoor H.J. Vooren werd verzocht de nodige maatregelen te nemen en op 11 oktober 1948 werd voor notaris Nolet de oprichtingsakte van de naamloze vennootschap “Van Oostveen” N.V. gepasseerd. Volgens de oprichtingsakte werden alle handelingen en verbintenissen van de commanditaire vennootschap geacht vanaf 1 januari 1948 voor rekening van de nieuwe naamloze vennootschap te zijn gekomen, terwijl het gehele bedrijf werd ingebracht in de N.V. volgens de balans per 31 december 1947 van de C.V. De functie van Groos als beheerder van de onderneming was met de oprichting van de naamloze vennootschap komen te vervallen. Als directeur van de nieuwe onderneming werd benoemd J.W. Mattheij en als commissaris B. Brummer. Het kapitaal van de vennootschap bedroeg fl. 200.000 verdeeld in 200 aandelen van fl. 1.000 elk, waarvan geplaatst en volgestort waren honderd aandelen. Verder werden de statuten bij de Pall Mall gewijzigd betreffende het beloningsbeleid van de onderneming.
Op de vergadering van 28 september 1949 werd besloten het kapitaal met fl. 40.000 te verhogen, waardoor het gestorte kapitaal op fl. 140.000 werd gebracht.

In de periode 1948 t/m 1954 ontwikkelden zowel de lakenhandel als de confectie zich sterk al bleef voor de confectie het grote probleem om vrouwelijk personeel aan te trekken. Op de algemene vergadering van 28 september 1950 werd besloten het kapitaal wederom met fl. 40.000 te verhogen tot fl. 180.000. Tijdens de algemene vergadering op 22 oktober 1953 wenste de heer B. Brummer zich terug te trekken als aandeelhouder en stelde tevens zijn functie als commissaris ter beschikking.

Op de vergadering van 12 maart 1954 werd J. Kemeling benoemd als commissaris van de beide vennootschappen.

In de laatste periode van 1955 t/m 1961 liep de omzet van de lakenhandel heel hard terug. Aangezien er ook voor de toekomst weinig perspectief inzat en ook twee aandeelhouders hun aandelen wilden verkopen viel op de algemene vergadering van 10 augustus 1961 het besluit om de lakenhandel te liquideren.
Voor de Pall Mall lagen de vooruitzichten daarin tegen gunstiger ware het niet dat het aantrekken van vrouwelijk personeel steeds klemmender werd. Ondanks het feit dat het product goed in de markt lag kon men vanwege het personeelsprobleem de productie niet verder uitbreiden, laat staan nog nieuwe modellen te ontwikkelen. Ten einde raad besloot men in 1958 een dependance te openen, waar nog wel vrouwelijk personeel te werven was. Tenslotte slaagde men hierin en opende in het kerkdorp Overlangel (bij Ravenstein) een nieuw atelier. Hier begon men met het confectioneren van sportcolberts, welke in Arnhem werden gesneden en afgeperst. Het gevolg hiervan was dat de omzet in de confectie weer flink steeg. Op algemene vergadering van 10 augustus 1961 was echter besloten om de N.V. Oostveen te liquideren waardoor men voor het dilemma stond om óf de Pall Mall zelfstandig door te laten gaan, óf om deze met een ander bedrijf te laten fuseren. Helaas zijn deze pogingen mislukt, daar er snel een goede huurder werd gevonden die het hele pand voor vijf jaar wilde huren en de perserij met snijkamer welke ook in hetzelfde pand gevestigd was, naar een andere locatie zou moeten verhuizen wat ook weer grote kosten met zich meebracht en tevens was het zoeken naar een andere bedrijfsruimte moeilijk, daar er maar weinig aanbod was. De oplossing werd tenslotte gevonden in een volledige overname van het confectiebedrijf door de N.V. Abas per 28 december 1961.
Historie bedrijfspand Pastoorstraat hoek Kerkstraat te Arnhem

Naast de aanwezige bedrijfspanden werden in 1914 belendende percelen aangekocht. In de periode 1921-1923 werden deze panden (4) verbouwd tot één bedrijfspand. Het werd verbouwd door Kuiper’s bouwbedrijf voor de som van fl. 75.000 en de architect was W. Diehl. Door liquiditeitsproblemen in 1923 bleef een klein stuk van de gevel bij de hoofdingang in de Kerkstraat in de oude toestand. Dit werd pas in 1950 uiteindelijk aan de nieuwe architectuur aangepast. Het pand aan de Pastoorstraat nr. 11 is altijd in gebruik geweest als directeurswoning.

In eerste instantie was het in gebruik geweest als verzendingshuis voor stoffen en fournituren. Na de oorlog was een deel in gebruik geweest door de HARK en de 5e en 6e klas van de St.Petrus Canisiusschool en toen deze weer vertrokken waren is de 2e etage verhuurd geweest aan de Fa. Stokvis. Vanaf 1949 was het geheel toen weer in gebruik genomen door het verzendingshuis Th.J. van Oostveen. Voordat het in gebruik genomen werd moest het hele pand gerenoveerd en aangepast worden. Dit gebeurde eveneens door Kuipers Bouwbedrijf. Op de 2e etage kwam toen een confectieatelier met voorzieningen op een deel van de 1e etage.
Dit duurde tot 31 december 1961, toen het bedrijf geliquideerd werd. Vanaf dat moment werd het pand verhuurd aan de Giro, die van Den Haag naar Arnhem verhuisde en in barakken zat op het Roermondsplein. Toen de nieuwbouw van de Giro in 1974 aan de Velperweg opgeleverd werd is het pand voor vier jaar verhuurd geweest aan de Rijksgebouwendienst, in die tijd was de Raad van Arbeid erin gevestigd.

Vanaf 1979 was het 2 jaar verhuurd geweest aan de Rabobank die een nieuw pand bouwde in de Nieuwstad. Van 1981-1983 was de Ohra verzekering erin gehuisvest. In 1983 werd het verkocht aan de gemeente Arnhem.

Kenmerken

Datering:
1840-1966
Auteur:
Anouk van den Berg, V.N.M. Mattheij