2184 Evangelisch-Lutherse Kerk Arnhem, Kerkenraad ( Gelders Archief )
2184
Evangelisch-Lutherse Kerk Arnhem, Kerkenraad
Inleiding
3. Geschiedenis van de archiefvormer
3.6. Nederlandsch-Luthersch Genootschap voor In- en Uitwendige Zending, Afdeling Arnhem
2184 Evangelisch-Lutherse Kerk Arnhem, Kerkenraad
Inleiding
3. Geschiedenis van de archiefvormer
3.6.
Nederlandsch-Luthersch Genootschap voor In- en Uitwendige Zending, Afdeling Arnhem
Het Nederlandsch-Luthersch Genootschap voor In- en Uitwendige Zending werd in 1852 opgericht door L.C. Lentz, Hoogduits predikant bij de Evangelisch-Luthersche Gemeente te Amsterdam, die een Duits confessioneel Luthernisme voorstond, dat zich verzette tegen het modernisme in de Evangelisch-Lutherse Kerk.
Het doel van het genootschap werd omschreven als "de behartiging van de belangen van het Godsrijk, inzonderheid in de Luthersche Kerk in Nederland en in de Nederlandsche Koloniën"; sinds 1882 heeft het genootschap op de Batoe-eilanden uitwendige zending verricht.
Op initiatief van ds. A.J. Schröder werd op 20 april 1875 de afdeling Arnhem van het genootschap opgericht. Op de eerste vergadering van de afdeling lichtte ds. Schröder het doel van de oprichting toe als: 1) "het noodzakelijke van meerdere aaneensluiting van de leden der gemeente om een zekere vaste kern te vormen nu zij door zooveele afdwalingen en meeningen is verdeeld opdat deze kern meer vertoone het beeld der eerste gemeente zoo geheel één in hetzelfde geloof" en 2) "het zeer wenschelijke van het opwerpen van een dam tegen het modernisme dat meer en meer veld wint en de gemeente schijnt te verwoesten". *
De afdeling Arnhem wilde deze doelstelling verwezenlijken door huisbezoek en het organiseren van het verenigingsleven.
Uit de leden van de afdeling werd een bestuur gekozen, een voorzitter, een secretaris en een penningmeester. De penningmeester beheerde de gelden en deed jaarlijks vóór 1 mei rekening en verantwoording aan de leden, nadat een commissie van twee leden, op voorstel van het bestuur in de ledenvergadering gekozen, de boeken en bescheiden had onderzocht. De afdeling kreeg haar geldmiddelen uit de bijdragen van de leden en begunstigers, giften, legaten, schenkingen en leningen. Zij stortte jaarlijks het verplichte deel der bijdragen van leden en begunstigers in de kas van het hoofdbestuur te Amsterdam.
In 1894 werd het besluit genomen ook de hulp aan zieken ter hand te nemen; daartoe stelde de afdeling een diacones, afkomstig uit het Luthersch Diaconessenhuis te Amsterdam, als wijkverpleegster aan. Sedert 1899 zijn steeds twee diaconessen werkzaam geweest ten behoeve van de zieke gemeenteleden.
Om tot een betere vorm van wijkverpleging te koen, heeft de afdeling Arnhem zich in 1946 aangesloten bij het "Oranje-Groene Kruis", het overkoepelend orgaan van alle Protestants-Christelijke wijkverenigingen. In 1902 begon de afdeling met de uitgave van het maandblad: "Maandelijksche Mededeelingen", dat gratis onder de leden der Lutherse gemeente werd verspreid; de kosten van de uitgave werden gedekt door de inkomsten uit de rubriek "advertentiën". Vanaf 1 januari 1951 verschijtn dit blad onder de naam "Concordia".
Het besluit van de Synode van 1957 om de Zendingsraad te doen fungeren als enig orgaan voor de in- en uitwendige zending, maakte een einde aan de werkzaamheden van het genootschap.
Thans gaat de organisatie van het verenigingsleven direct uit van de kerkeraad, in nauwe samenwerking met: de "Nederlands Lutherse Jeugdbond", de "Nederlands Lutherse Vrouwenbond" en de Nederlandse Bond "Maarten Luther".
3.7. Onderafdelingen van het Genootschap
N.B. De verenigingen die in de loop der tijd werden opgericht, beschouwde men als onderafdelingen van de afdeling Arnhem van het genootschap. De bestuursleden van deze onderafdelingen moesten lid zijn van het genootschap, wat voor de leden geen vereiste was. De onderafdelingen stelden een reglement samen dat de goedkeuring behoefde van het afdelingsbestuur. Sedert 1893 beschikte de afdeling over een gebouw waar de onderafdelingen konden samenkomen namelijk: "Ons Zendingshuis", gelegen aan de Tuinstraat; in 1930 werd het perceel Parkstraat 50 aangekocht. Zie inv.nr. 746.
De beide diaconessen bewoonden een gedeelte van "Ons Zendingshuis", evenals een echtpaar, waarvan de man dienst deed als conciërge.
N.B. De verenigingen die in de loop der tijd werden opgericht, beschouwde men als onderafdelingen van de afdeling Arnhem van het genootschap. De bestuursleden van deze onderafdelingen moesten lid zijn van het genootschap, wat voor de leden geen vereiste was. De onderafdelingen stelden een reglement samen dat de goedkeuring behoefde van het afdelingsbestuur. Sedert 1893 beschikte de afdeling over een gebouw waar de onderafdelingen konden samenkomen namelijk: "Ons Zendingshuis", gelegen aan de Tuinstraat; in 1930 werd het perceel Parkstraat 50 aangekocht. Zie inv.nr. 746.
De beide diaconessen bewoonden een gedeelte van "Ons Zendingshuis", evenals een echtpaar, waarvan de man dienst deed als conciërge.
laatste wijziging 11-02-2021
761 beschreven archiefstukken
Inventaris
laatste wijziging 11-02-2021
761 beschreven archiefstukken
Kenmerken
laatste wijziging 11-02-2021
761 beschreven archiefstukken