1965 Buitenpolder De Bovenste polder onder Wageningen ( Gelders Archief )
1965
Buitenpolder De Bovenste polder onder Wageningen
Inleiding
3. Archiefvormer en archief
1965 Buitenpolder De Bovenste polder onder Wageningen
Inleiding
3.
Archiefvormer en archief
De Bovenste Polder onder Wageningen, oorspronkelijk de Troosterpolder, ook wel "De Troost" * genaamd, is de grootste van beide polders, waarin de Wageningse uiterwaarden verdeeld zijn * Hij is gelegen boven of ten Oosten van de dam, vroeger de Troosterkade geheten, thans als de Pabstendam bekend, en liep van daar tot aan de Zandkade aan de Wageningse Berg. (De Pabstendam ontleent zijn naam aan het geslacht Van Pabst, sedert 1765 eigenaar van de heerlijkheid Wolfswaard, waarheen deze dam voerde evenals naar het kleine- of voetveer over de Rijn).
De polder dagtekent als zodanig van 1635. Bij de conventie, gesloten op 29 april van dat jaar tussen de geërfden en pachters aldaar, werd besloten tot het leggen van een kade langs de Rijn, om van het zomerwater bevrijd te worden. De kosten dezer kade en haar onderhoud alsmede van de sluis in de Troosterkade en van de duiker in de Kleine Veerstraat, zouden naar rato worden omgeslagen over de geërfden en pachters. Het bestuur zou berusten bij twee buurmeesters, waarvan er één op de geërfdendag, die jaarlijks op Meiavond (30 april) op de Troosterkade bij de sluis zou worden gehouden, moest aftreden. Op deze geërfdendag werden de zaken van de polder behandeld. Een, uit 1727 daterend afschrift van de akte van conventie, is in de inventaris onder nr. 6 beschreven.
De afwatering van de polder geschiedde via een tochtgraaf door een sluis in de buitenhaven van Wageningen en van daar in de Rijn. In 1903 werd bij deze sluis een stoomgemaal gebouwd, krachtens machtiging, vervat in het schrijven van Gedeputeerde Staten van Gelderland van 13 mei 1902 nr. 107.
Het bestuur is nog al eens gewijzigd. Vóór 1744 bestond het bestuur uit twee kademeesters. Uit de notulen * blijkt, dat in de vergadering der geërfden op 30 april 1744 bepaald werd, dat de benoeming van kademeesters bij toerbeurt uit de geërfden plaats zou vinden. De eerste -of oudste kademeester voert het financieel beheer. De tweede -of jongste kademeester volgt hem elk jaar op. Op zijn beurt wordt hij als tweede kademeester opgevolgd door de na hem komende geërfde. In dezelfde vergadering werd tevens bepaald, dat er behalve beide kademeesters, twee of vier poldermeesters zouden optreden.
Reeds eerder, in de vergadering van 26 maart 1744, was besloten een ontvanger aan te stellen aangezien geen kademeester zich wilde bemoeien met het financieel beheer. Doorgaans was dit ambt gecombineerd * met dat van secretaris of scriba, waarvan al melding wordt gemaakt in de resolutie van 9 juli 1750.
Er was ook een bode, vermeld in de resolutie van 31 maart 1746. Zoals uit een statistieke opgave van 1808 over Wageningen blijkt, was het bestuur toen samengesteld uit drie gecommitteerden, met een kademeester en een scriba. Men vergaderde toen in den regel in het stadhuis.
Bij het Reglement op het beheer der rivierpolders in de provincie Gelderland van 1837, werd het volgende bepaald: Het bestuur is samengesteld uit twee poldermeesters, belast met het dagelijkse bestuur, en uit geërfden; de vergadering van poldermeesters en geërfden vormt de geërfdendag.
Poldermeesters worden voor een tijdvak van drie jaren benoemd door Gedeputeerde Staten uit een voordracht van drie personen, opgemaakt door de geërfdendag. Zij regelen onderling, wie het voorzitterschap zal waarnemen.
Voorts is er een secretaris, eveneens uit een voordracht van drie personen, opgemaakt door de geërfdendag, door Gedeputeerde Staten benoemd. Bovendien is er een ontvanger, die uit een voordracht van drie, opgemaakt door poldermeesters, wordt benoemd door de geërfdendag. De functies van secretaris en ontvanger waren en zijn gecombineerd in één persoon.
Het archief is in het laatste kwart van de 19de eeuw op last van Gedeputeerde Staten geïnventariseerd door G.L. van den Helm. De door hem in zijn inventaris vermelde nummers zijn alle nog aanwezig. Het archief was sedert de beschrijving van Van den Helm sterk vermeerderd, maar verkeerde in een verwarde toestand. De nieuwe inventarisatie is na overleg tussen de inspecteur van de gemeente- en waterschapsarchieven in Gelderland en het polderbestuur ter hand genomen.
Arnhem, 1960. (H.L.) Driessen)
Arnhem, 1960. (H.L.) Driessen)
Een gedeelte van het archief is in 1937 gedeponeerd ter provinciale griffie van Gelderland, welk gedeelte vermoedelijk in de tweede wereldoorlog verloren is gegaan. Enkele stukken zijn elders achterhaald, o.a. een inventaris van het archief. Deze stukken berusten in het Rijksarchief in Gelderland (zie: Inventaris van het archief van de Buitenpolder Benedenste Polder onder Wageningen, 1838-1936, in: Inventarissen van archieven gedeponeerd bij de archieven van de provinciale organen in Gelderland, blz. 13-15).
Arnhem, 1977 H. Mijland
Arnhem, 1977 H. Mijland
laatste wijziging 15-01-2024
828 beschreven archiefstukken
20 gedigitaliseerd
totaal 666 bestanden
Inventaris
laatste wijziging 15-01-2024
828 beschreven archiefstukken
20 gedigitaliseerd
totaal 666 bestanden
Kenmerken
Datering:
1707-1974
Auteur:
H.L. Driessen, Waterschap Vallei en Veluwe
Categorie:
laatste wijziging 15-01-2024
828 beschreven archiefstukken
20 gedigitaliseerd
totaal 666 bestanden