1932 Gecommitteerde Geërfden van 't Hogheland c.q. Vereenigde Polderdirectien van de Malesluis, de Coelhorstersluis en de Drie Sluizen ( Gelders Archief )
1932
Gecommitteerde Geërfden van 't Hogheland c.q. Vereenigde Polderdirectien van de Malesluis, de Coelhorstersluis en de Drie Sluizen
Inleiding
5. Bronnen van inkomsten
1932 Gecommitteerde Geërfden van 't Hogheland c.q. Vereenigde Polderdirectien van de Malesluis, de Coelhorstersluis en de Drie Sluizen
Inleiding
5.
Bronnen van inkomsten
Geschillen over financiële lasten hadden in 1683 geleid tot de overeenkomst met schout en gerecht van het Hoogland en de benoeming van gecommitteerden uit de geërfden. Ten laste van laatstgenoemden kwam de helft van de kosten van herstel van sluizen en bruggen, beschadigd bij de stormvloed van dat jaar, maar daarnaast waren er nog andere schulden, o.a. die waarover de dochter van de vroegere schout van het Hoogland Anthoni van Berck voor het Hof van Utrecht een proces voerde tegen schout, burgemeesters, schepenen en geërfden. Bovendien moest nog afgerekend worden met de erfgenamen van Simon van Oosterhoff inzake de door hem geïnde omslag uitgezet over het Hoogland in 1668.
Bij deze gelegenheid werd door de geërfden uit de boedel aangekocht het buitenmaatje aan de Eem, gelegen tussen de Slaagse dijk en het jaagpad ten zuiden van de Neerzeldertse wetering, dat later toebehoorde aan het waterschap De Malesluis * . De pachtopbrengst van dit maatje vormde naast de omslagen de enige bron van inkomsten voor de gecommitteerden.
Lange tijd vormde de regeling van moeilijkheden met schuldeisers en het aflossen van leningen de voornaamste taak van de gecommitteerden. Na de terechtstelling van rentmeester Saab in 1703 werd de financiële verwarring er niet minder op. Tenslotte benoemden de geërfden wonende te Amersfoort, in 1714 een commissie om de zaak grondig uit te zoeken en orde op zaken te stellen. Het beheer van de sluizen was eenvoudig. Was herstel of vernieuwing van een sluis nodig, dan zorgden de gecommitteerden daarvoor, waarna zij de kosten omsloegen over de landen die door die sluis hun water losten. Meestal werd het benodigde geld eerst geleend en werd de lening pas jaren later met de opbrengst van de omslag afgelost.
Toen in 1827 het geheel nieuw gekozen bestuur aantrad, was er geen geld in kas. Het archief van de overleden penningmeester De Wijs was zoekgeraakt. Toen men in 1832 omslagen wilde uitzetten voor elk van de drie door het college beheerde sluizen, bleken de leggers fouten te bevatten, die eerst moesten worden hersteld. In 1835 vroegen en kregen de geërfden tussen de Kalveenseweg en de Hoogesteeg vrijstelling van de omslag voor de Malesluis, omdat zij hun water niet loosden middels de sluis, maar op de wetering van de polder De Duist langs de Zevenhuizer- en Nieuweweg * .
Nadat de Coelhorstersluis in 1829, de Malesluis in 1834 en de Drie Sluizen in 1835 grondig gerepareerd waren, bestonden de lasten grotendeels of geheel uit administratiekosten, omdat volgens de nieuwe voorschriften nu jaarlijks rekening gedaan moest worden. Vooral voor de zeer kleine polder Coelhorst betekende dit een duidelijke lastenverzwaring, waardoor de grootste geërfde tevens bestuurslid van de Vereenigde polderdirectiën, de heer van Coelhorst, in conflict kwam met de voorzitter, de burgemeester van Hoogland. Gedeputeerde Staten, aan wie het geschil werd voorgelegd, probeerden te bemiddelen, omdat zij aan de ene kant meenden, dat de administratie niet geheel om niet gedaan kon worden en aan de andere kant, dat de in rekening gebrachte beloningen voor het voeren van schouw (sinds 1840 over de watergang van Coelhorst) en het sluiten van de rekening onevenredig hoog waren. Het geschil bleef slepen tot de dood van W.R. baron van Tuijll van Serooskerken in 1851 en ebde daarna weg. Vanaf 1853 werd ook van de administratie van de Coelhorstersluis, net als van de twee andere sluizen sinds 1833, jaarlijks een rekening opgemaakt en ter goedkeuring ingezonden aan Gedeputeerde Staten * .
De hoogte van de omslagen, uitgezet door de gecommitteerden, wisselde uiteraard met de hoogte van de te dekken kosten. Tot en met 1717 werd acht maal een omslag geheven over het gehele corpus van het Hoogland om de schulden van 1683 en daarvóór af te betalen. De hoogte van deze omslagen wisselde van 5 stuivers tot 1 gulden per morgen. Voor de Malesluis en de Drie Sluizen liepen de bedragen later uiteen van 2 stuivers in 1787 voor eerstgenoemde en 32 stuivers in 1818 voor laatstgenoemde sluis. De Vereenigde polderdirectiën hieven voor de Malesluis in 1832 ? 0,40 per bunder, in 1834 ? 0,60 en in 1837, 1848 en 1854 elk ? 0,10. Voor de Drie Sluizen was dit in 1832 ? 0,45, in 1835 ? 1,20, in 1847 ? 0,40 en in 1857 ? 1,80 met daartussen om de twee à drie jaar een omslag van ? 0,10 per bunder. Voor Coelhorst lagen de bedragen hoger met een top van ? 2,70 per bunder in 1832 en een minimum van ? 0,20 in 1843, 1845 en 1861. Tussen 1846 en 1855 werden daar geen omslagen geheven * .
laatste wijziging 20-10-2016
70 beschreven archiefstukken
Inventaris
laatste wijziging 20-10-2016
70 beschreven archiefstukken
Kenmerken
laatste wijziging 20-10-2016
70 beschreven archiefstukken