Uw zoekacties: Polder en waterschap De Slaag

1920 Polder en waterschap De Slaag ( Gelders Archief )

Archieftoegang

Hier vindt u de inventaris van een archieftoegang. Hierin staat beschreven welke stukken zich in dit archief bevinden. 
 
Het nummer dat voor de titel van het archief staat is het toegangsnummer van dit archief. Het nummer dat voor de beschrijving van een stuk staat is het inventarisnummer. 
  • Bij ‘Kenmerken’ vindt u algemene informatie over dit archief
  • Bij ‘Inleiding’ vindt u achtergrondinformatie over dit archief, denk hierbij aan de openbaarheid, de archiefvormer en de oorsprong en opbouw van het archief.
  • Bij ‘Inventaris’ vindt u de lijst met beschrijvingen van stukken die zich in dit archief bevinden. 

Hoe zoekt u door een archieftoegang?

Klik op de zoekbalk links bovenin en voer uw zoekterm(en) in. Klik vervolgens op ‘zoek’.
Onder ‘Gevonden archiefstukken’ verschijnen de beschrijvingen van stukken uit dit archief waar deze term in voorkomt. Om te zien in welk deel van het archief deze stukken zitten klikt u op ‘Inventaris’. Dor telkens te klikken op het woord/de woorden die vetgedrukt worden weergegeven komt u uit bij de (met geel gemarkeerde) zoektermen. 

Welke archieftoegangen heeft het Gelders Archief?

Bekijk het Archievenoverzicht  om te zien welke archieven zich in het Gelders Archief bevinden. Deze zijn niet allemaal geïnventariseerd en beschikbaar voor inzage. Als er geen inventarislijst beschikbaar is, is dit archief helaas nog niet in te zien. 
 

 

beacon
 
 
Inleiding
1. Openbaarheid en citeren
2. Ligging
3. Reglementering
1920 Polder en waterschap De Slaag
Inleiding
3.
Reglementering
Organisatie: Gelders Archief
Blijkens een oorkonde van bisschop Floris van Wevelikhoven, heer Willem van Abcoude en Duurstede, en burgemeesters, schepenen en gemene raad van Amersfoort d.d. 5 maart 1393 hadden de gemene landgenoten van 'den erve geheten die Slage' eendrachtelijk een nieuwe dijk aangelegd 'strekkende van Netelenburg aan Ruetgenskamp, en voort den kleijnen dijk strekkende al langs Ruetgenskamp en over Everts land van Krachtwijk aan die vueden strate toe' *  .
Een bestuur van vier heemraden werd ingesteld om de dijk te schouwen, vier maal per jaar, samen met de schout van de bisschop te Zeldrecht. De geërfden 'die tot dien dijk hooren', waren verplicht om bij te dragen in de kosten van herstel van de dijk, aanbesteed door schout en heemraden na kwaadschouw, indien de onderhoudplichtige van het betrokken slag niet voldoende bezit had om die kosten te betalen.
Ook zou een waai in de dijk geheel op gemenelandskosten worden hersteld (in de 16e eeuw gebeurde dat in de andere polders slechts tot een hoogte van 'een ton boven watere ofte een ton boven 't groene sweert' *  , waarna de dijkplichtige zelf voor verder herstel moest zorgen). Aan de eigenaar zou het verlies van land door de vorming van de waai of door afdijken, worden vergoed. Schout en heemraden mochten schuttingen aanleggen, evenals sluizen en watergangen met instemming van de meerderheid der geërfden. Het land mocht niet vrij van dijkplicht worden verkocht en de dijk mocht niet lager worden gemaakt dan hij was bij de eerste schouw.
Na de overstromingen in Eemland in de zeventiger jaren van de 16e eeuw waren alle dijken in slechte staat. In 1578 kwam bij arbitrale uitspraak een regeling tot stand betreffende de dijkplicht voor de Veendijk *  . Aanvankelijk wilden de geërfden in de polder De Slaag niet bijdragen in de kosten van het onderhoud van de Veendijk, onder aanvoering van het argument dat zij hun eigen dijken zouden onderhouden. Dit was echter maar betrekkelijk het geval, want in 1582 begonnen de geërfden onder de Veen- en Veldendijken wonende te Utrecht en te Amersfoort, een proces voor de Staten van Utrecht om de dijkplichtige geërfden in Eemland, De Slaag en onder Bunschoten (w.b. de Veldendijk) te dwingen hun dijken te herstellen *  .
Nadat zij in 1585 ten overstaan van het Hof van Utrecht met de geërfden van de andere buitenpolders berust hadden in meebetaling in de kosten van de Veendijk volgens de arbitrale sententie van 7 mei 1578 *  , wendden de geërfden van De Slaag zich in 1598 met een verzoekschrift tot de Staten van Utrecht om aanpassing van hun schouwbrief uit 1393 te verkrijgen. Zij voerden aan, dat de dijk niet behoorlijk werd onderhouden,omdat de bisschop en de heer van Abcoude al sinds lange tijd geen heemraden hadden aangewezen, zodat het bestuur niet voltallig was.
De twee heemraden aangewezen door de geërfden hadden om die reden geen macht om de handhaving van de voorschriften af te dwingen. Bovendien waren met het verloop der tijd de vastgestelde bedragen van de schouwboeten zo laag geworden, dat er geen afschrikkende werking meer van uitging. Tenslotte was het hoog nodig voor het behoud van de dijk 'om den inbreuck van het water te schutten', d.w.z. de waterhuishouding in de polder te verbeteren.
De schouwbrief van 1393 werd door de Staten volgens voorstel van de geërfden aangevuld en verbeterd: de Staten stelden twee heemraden aan naast de drie jaarlijks te kiezen door de geërfden. Schout en heemraden zouden de dijken, watergangen en sluizen met toebehoren schouwen op 1 april en op St Johansavond midzomer (23 juni). Bij kwaadschouw van de dijk moest de dijkplichtige zijn slag binnen acht dagen opmaken op straffe van aanbesteding door schout en heemraden op het gewin van de derde penning. De schouwboeten werden aangepast. De geërfden kwamen overeen, dat de dwarswetering op kosten van de polder zou worden gebracht op een wijdte van tien voet, waarna de aangelanden voor het onderhoud moesten zorgen. Daarnaast zou ieder zijn sloten onderhouden op een wijdte van vijf voet. Het was verboden beesten op de dijk te laten lopen en de naweiden in de polder langer te verhuren dan tot St Catharina (25 november) *  .
De schouw over de sloten werd evenwel kennelijk niet feitelijk uitgeoefend, want in 1651 verzochtten de heemraden en geërfden de goedkeuring van de Gedeputeerden der Staten van Utrecht voor de door hen overeengekomen regeling daarvoor. Aangevoerd werd, dat er tot dan toe geen schouw over de scheisloten was geweest, met als gevolg slecht onderhoud, waardoor de sloten dichtgroeiden en de beesten konden overspringen. De waarde van het land daalde hierdoor. De heemraden en geërfden hadden besloten, dat ieder zijn sloten zou brengen en onderhouden op een wijdte van zeven voet *  .
Tien jaar tevoren hadden de Gedeputeerden al op verzoek van de geërfden in het kwartier van Eemland een aanvulling vastgesteld op het 13e artikel van het plakkaat van 20 april 1592 tegen misbruiken van huisluiden aan land en goed van hun grondheren, waarbij was bepaald dat alle sloten in het Sticht door de onderhoudplichtigen onderhouden moesten worden op een wijdte van tenminste zeven voet *  .
In het begin van de 19e eeuw functioneerde het polderbestuur niet goed. De Slaagse dijken, die al in slechte toestand verkeerden, leden ernstige schade door de stormen en overstromingen van 1825, 1827 en 1834. In de zomerzitting van 1835 van Provinciale Staten van Utrecht kwam het dijkonderhoud in de provincie aan de orde en in aansluiting daarop nodigden Gedeputeerde Staten alle dijkbesturen uit tot herziening van hun reglementen voor zoveel nodig, in de zin van de wet van 28 april 1835. De heemraden van De Slaag antwoordden hierop, dat er in hun archief geen reglement nopens het onderhoud van de dijk aanwezig was, maar dat men er een zou ontwerpen *  . De vergadering van ingelanden besloot vervolgens op 28 september 1836, op grond van een ontwerp-polderreglement, dat dit door vier hoofdingelanden met het bestuur nader zou worden vastgesteld *  10. Dat gebeurde in 1838, waarna het nieuwe schouwreglement werd goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van 13 juli 1838 nr 83 *  .
Dit reglement bevatte echter geen voorschriften voor het onderhoud van de dijk, maar alleen voor schouw en onderhoud van weteringen en sloten, het weren van vee van de dijk en het recht van aardhaling. De oorzaak hiervan moet gezocht worden in de tegenstelling van belangen van enerzijds de polders binnen het hoogheemraadschap De Bunschoter Veen- en Veldendijk en anderzijds de gemeente Amersfoort en de gemeenten op de westelijke oever van de Eem over het verhogen van de Slaagse dijken, die werkten als overlaat bij storm en hoge vloed, waardoor het hoogheemraadschap regelmatig onder water kwam te staan. De andere partij vreesde, dat bij verhoging van de dijken het water een uitweg zou zoeken over hun gebied.
Het bijzonder reglement voor het waterschap De Slaag werd vastgesteld door Provinciale Staten van Utrecht op 8 juli 1862 (Prov.blad 1862 nr 99). In 1882 werd het bijzonder reglement gewijzigd, waardoor de Hamelenberg, gelegen tussen de Grote Slaagse dijk en de Kleine Slaagse dijk, binnen de grenzen werd gebracht *  .
4. Bestuur en ambtenaren
5. Bronnen van inkomsten
6. Uitvoering van de taak
7. Het archief
8. Bijlagen

Kenmerken

Datering:
1604-1928
Auteur:
M. Mijnssen-Dutilh