Uw zoekacties: Polder Het Nieuweland

1916 Polder Het Nieuweland ( Gelders Archief )

Archieftoegang

Hier vindt u de inventaris van een archieftoegang. Hierin staat beschreven welke stukken zich in dit archief bevinden. 
 
Het nummer dat voor de titel van het archief staat is het toegangsnummer van dit archief. Het nummer dat voor de beschrijving van een stuk staat is het inventarisnummer. 
  • Bij ‘Kenmerken’ vindt u algemene informatie over dit archief
  • Bij ‘Inleiding’ vindt u achtergrondinformatie over dit archief, denk hierbij aan de openbaarheid, de archiefvormer en de oorsprong en opbouw van het archief.
  • Bij ‘Inventaris’ vindt u de lijst met beschrijvingen van stukken die zich in dit archief bevinden. 

Hoe zoekt u door een archieftoegang?

Klik op de zoekbalk links bovenin en voer uw zoekterm(en) in. Klik vervolgens op ‘zoek’.
Onder ‘Gevonden archiefstukken’ verschijnen de beschrijvingen van stukken uit dit archief waar deze term in voorkomt. Om te zien in welk deel van het archief deze stukken zitten klikt u op ‘Inventaris’. Dor telkens te klikken op het woord/de woorden die vetgedrukt worden weergegeven komt u uit bij de (met geel gemarkeerde) zoektermen. 

Welke archieftoegangen heeft het Gelders Archief?

Bekijk het Archievenoverzicht  om te zien welke archieven zich in het Gelders Archief bevinden. Deze zijn niet allemaal geïnventariseerd en beschikbaar voor inzage. Als er geen inventarislijst beschikbaar is, is dit archief helaas nog niet in te zien. 
 

 

beacon
 
 
Inleiding
1. Openbaarheid en citeren
2. Ligging
3. Reglementering
4. Bestuur en ambtenaren
5. Bronnen van inkomsten
6. Uitvoering van de taak
1916 Polder Het Nieuweland
Inleiding
6.
Uitvoering van de taak
Organisatie: Gelders Archief
Hoewel de Nieuwelanden al in de 16e eeuw als 'polder' genoemd worden, is het niet helemaal duidelijk in hoeverre daarvan strikt genomen ook werkelijk sprake was. Vóór 1612 hadden zij geen waterlozing en als gevolg daarvan stond het land dikwijls onder water. Dit blijkt uit de lastgeving van de geërfden voor hun drie gecommitteerden van augustus 1609 om te onderhandelen met de geërfden van De Duist en van Bunschoten om recht van waterlozing door de Duister wetering naar de Spakenburger spuisluis te verkrijgen *  . Men voorzag al wel, dat dat niet gemakkelijk zou zijn, want tegelijkertijd werden de gecommitteerden gemachtigd om bij mislukken van de onderhandelingen zich te wenden tot de Staten van Utrecht of het Hof provinciaal ten einde toch een waterlozing te verkrijgen.
Inderdaad kwam een regeling hierover pas tot stand op 3 augustus 1612 o.s. na tussenkomst van twee gecommitteerden van de Staten *  . De geërfden van Bunschoten waren ook door laatstgenoemde gecommitteerden niet tot het sluiten van een overeenkomst te bewegen, maar met die van De Duist kwam het tenslotte tot een akkoord, zij het op zware voorwaarden (vgl de overeenkomst gesloten in 1608 tussen de geërfden in de polders De Haar en De Hond). De Nieuwelanden verkregen het recht van waterlozing op de Duister wetering langs de Bunschoter Neerweg en door de Lange wetering naar de Jan Dommenssluis aan de Eem.
De tegenprestatie omvatte de volgende onderdelen:
a. kering van alle buitenwater uit de Nieuwelanden en De Duist door middel van aanleg en onderhoud van een Spijcketdijk en dammen, en het afdwingen van het op voldoende hoogte onderhouden van de Zevenhuizerweg. Dit alles onder de schouw van de geërfden van De Duist en van de Nieuwelanden gezamenlijk of elk voor zich.
b. het onderhoud van de dammen en banwerken op de Lange wetering en de aanleg en het onderhoud van een duiker naast de Jan Dommenssluis onder een eerste schouw van het gerecht van Duist, De Haar en Zevenhuizen en een tweede schouw van de heemraden van De Duist. De aanleg van de duiker werd overigens in 1616 afgekocht voor 400 Carolus gulden *  .
c. het meedragen in de omslag van De Duist-zij het per morgen in plaats van per dammaat evenals bij het zeedijkgeld-voor werken vallende tussen de Nieuweweg en de Neerweg, daarvan uitgezonderd die beide wegen en de weteringen erlangs, de Nieuwewegssluis in de Veendijk, de Laakkade en de waterkering de Hogesteeg. Dit is nooit toegepast.
d. betaling aan De Duist van een som van vier Carolus gulden per morgen in de Nieuwelanden in twee termijnen.
De geërfden van De Duist behielden het recht om na acht jaar het akkoord op te zeggen onder terugbetaling van de bovengenoemde som van vier Carolus gulden per morgen. Deden zij dat niet-en het is niet gebeurd-dan zou het voor onbepaalde tijd in stand blijven. De schout van het Hoogland werd verplicht eventuele boeten en kosten van aanbesteding na kwaadschouw voor te schieten en daarna te verhalen op het gewin van de derde penning op de nalatige onderhoudplichtige.
Tot 1696 werd het onderhoud van de Lange wetering van de Haarse brug tot de Eem jaarlijks aanbesteed door de heemraden van het Nieuweland. Toen besloot men de wetering te verhoefslagen *  en het onderhoud door de geërfden zelf te doen uitvoeren. De omslag hiervoor-het 'bennickergelt'-werd afgeschaft. Na 1688 bestond er een geschil met De Duist over de onderhoudplicht van enige schuttingen langs de Lange wetering, welke plicht volgens de heemraden van De Duist op Het Nieuweland zou rusten. Misschien zijn dit dezelfde schuttingen die in 1711 op kosten van de geërfden van het Nieuweland werden hersteld.
In 1740 verleenden de Gedeputeerden der Staten van Utrecht aan de polderbesturen van De Duist, De Haar, De Slaag, Neder- en Overzeldert, De Hond en Het Nieuweland het recht hun achterstallige boeten en kosten van aanbestede kwaadgeschouwde onderhoudswerken te doen executeren door de dijkbode of ander legaal persoon, daar de schouten dikwijls onwillig waren om de executie te doen *  .
Na de grote overstroming in 1825 weigerde het polderbestuur van Het Nieuweland nog zeedijkgeld te betalen aan het hoogheemraadschap van de Bunschoter Veen- en Veldendijk, omdat dat volgens hen geen zin had zolang de Slaagse dijken niet behoorlijk verhoogd werden *  . De rentmeester Jan van der Coterlet was ook jaren ten achter met de gadering en de afdracht aan de dijkpenningmeester. Dijkgraaf en hoogheemraden lieten zijn bezit gerechtelijk verkopen, maar het polderbestuur wilde hem niet ontslaan. Dat gebeurde tenslotte in 1829 door Gedeputeerde Staten. Nadien zijn er gedurende enige jaren geen heemraden in Het Nieuweland gekozen. Dit gebeurde pas weer in 1835 toen het Provinciaal Bestuur een schouwreglement voor de Bunschoter Neerweg vaststelde, waarbij aan het polderbestuur van Hoogland (i.c. Het Nieuweland) werd opgedragen een voorschouw over de weg te voeren samen met het polderbestuur van De Duist, gevolgd door een schouw door een commissie uit Gedeputeerde Staten. De weg werd ook daarna slecht onderhouden. In 1838 moesten vrijwel alle slagen na kwaadschouw openbaar worden aanbesteed. De gemeente Bunschoten nam daarna de eigendom, het beheer en onderhoud van de weg over van de aangelanden.
In 1859 droeg de polder Het Nieuweland bij in de kosten van het uitdiepen van de Lange- of Bisschopswetering door het polderbestuur van De Duist. In de rekening over 1861 wordt eveneens een post vermeld voor het ophalen van de Duister wetering. In dat jaar werd Het Nieuweland samengevoegd met De Duist en de Kalveense landen tot het waterschap Duist-Nieuweland.
7. Het archief
8. Bijlagen

Kenmerken

Datering:
1679-1862
Auteur:
M. Mijnssen-Dutilh