De Waterlandspolder te Doornspijk, gelegen in de gemeente Doornspijk, was de kleinste van de vier voormalige polders.
De grootte was bij de oprichting 112 ha, in 1922 werd het gebied met enige ha uitgebreid en bij de opheffing was het aantal 116 ha.
De aanleiding tot de oprichting van de polder gaven de kosten van het onderhoud van de Vossensluis. Deze kosten werd sinds "van ouds" omgeslagen over de daartoe verplichte landerijen. De invordering geschiedde door de sluismeesters.
Zo ontvingen in 1765 de drie sluismeesters een akte van aanstelling t.b.v. de invordering van de zettingen vanwege de kosten van reparatie van de sluis in 1763 en enige vorige malen.

Gedurende de eerste helft van de 19e eeuw zorgden twee sluismeesters voor de invordering.
In 1836 waren er moeilijkheden bij de invordering.
Naar aanleiding hiervan schreef de gouverneur der provincie voor dat betrokkenen overleg dienden te plegen over een regeling van het beheer van de waterkering onder hogere goedkeuring. De zaak bleef echter rusten tot 1862. In dat jaar werd de Vossensluis bij een overstroming geheel vernietigd.
Ook nu problemen en wel bij de financiering van de nieuwbouw van de sluis en het herstel van de waterkering. Dit leidde tot de oprichting van de polder bij besluit van Provinciale staten van 11 juli 1863, nr. 4.
De Koninklijke goedkeuring volgde bij besluit van 23 april 1864, nr. 36.
De inwerkingtreding was op 1 juli 1864.

Het reglement van de polder werd viermaal gewijzigd, n.l. in 1920, 1921, 1931 en 1936.
De wijziging van 1921 betrof een wijziging van de grens; de polder werd vergroot.
In verband met de waterschappelijke (her-)indeling en de ruilverkaveling van de Noordwest-Veluwe werd de polder m.i.v. 1 juli 1959 opgeheven en het gebied opgenomen in het nieuwe polderdistrict Noordwest-Veluwe.
Zie voor een uitvoeriger beschrijving van de opheffing bij de zeepolder/polder Oosterwolde.

Voor de indeling van het archief is, op twee uitzonderingen na, gevolgd de Code voor de ordening der archieven van de waterschappen, derde druk, uitgave 1961.
De uitzonderingen betreffen "Oprichting van de polder" en "Opheffing van de polder"; deze onderwerpen zijn niet opgenomen in rubriek "Stukken en seriën van bijzondere aard", maar afzonderlijk respectievelijk als de rubrieken A en D.