Uw zoekacties: Polderdistrict Noordwest-Veluwe, voorgangers

1908 Polderdistrict Noordwest-Veluwe, voorgangers ( Gelders Archief )

Archieftoegang

Hier vindt u de inventaris van een archieftoegang. Hierin staat beschreven welke stukken zich in dit archief bevinden. 
 
Het nummer dat voor de titel van het archief staat is het toegangsnummer van dit archief. Het nummer dat voor de beschrijving van een stuk staat is het inventarisnummer. 
  • Bij ‘Kenmerken’ vindt u algemene informatie over dit archief
  • Bij ‘Inleiding’ vindt u achtergrondinformatie over dit archief, denk hierbij aan de openbaarheid, de archiefvormer en de oorsprong en opbouw van het archief.
  • Bij ‘Inventaris’ vindt u de lijst met beschrijvingen van stukken die zich in dit archief bevinden. 

Hoe zoekt u door een archieftoegang?

Klik op de zoekbalk links bovenin en voer uw zoekterm(en) in. Klik vervolgens op ‘zoek’.
Onder ‘Gevonden archiefstukken’ verschijnen de beschrijvingen van stukken uit dit archief waar deze term in voorkomt. Om te zien in welk deel van het archief deze stukken zitten klikt u op ‘Inventaris’. Dor telkens te klikken op het woord/de woorden die vetgedrukt worden weergegeven komt u uit bij de (met geel gemarkeerde) zoektermen. 

Welke archieftoegangen heeft het Gelders Archief?

Bekijk het Archievenoverzicht  om te zien welke archieven zich in het Gelders Archief bevinden. Deze zijn niet allemaal geïnventariseerd en beschikbaar voor inzage. Als er geen inventarislijst beschikbaar is, is dit archief helaas nog niet in te zien. 
 

 

beacon
 
 
Inleiding
1. Auteursrechten en andere rechten
2. Openbaarheid en citeren
3. Zeepolder Oosterwolde, 1359-1883
N.B. Uit: A.J. van de Ven, De oude archieven van de gemeente Elburg en van den zeepolder Oosterwolde
1908 Polderdistrict Noordwest-Veluwe, voorgangers
Inleiding
3.
Zeepolder Oosterwolde, 1359-1883
N.B. Uit: A.J. van de Ven, De oude archieven van de gemeente Elburg en van den zeepolder Oosterwolde
Organisatie: Gelders Archief
Het archief van de Zeepolder Oosterwolde (oosrponkelijke opgenomen als inv.nrs. 1-101) maakt deel uit van het archief van het Stadsbestuur van Elburg en berust bij het streekarchivariaat Noordwest-Veluwe, toegang: Zeepolder Oosterwolde (uit archief Stadsbestuur Elburg). Alleen een supplement op dit archief berust bij het Gelders Archief (zie de inventaris onder rubriek 2).
Reeds vroeg heeft men in de streken benoorden Elburg, door den aanleg van dijken beveiliging moeten zoeken tegen het zeewater, dat bij overstrooming eerst door de achter Oldebroek gelegen hooge gronden van den noordelijken Veluwezoom wordt gestuit. De oudste bescherming is waarschijnlijk te vinden in den thans als weg nog bestaanden Winterdijk. Later heeft de verder gaande ontginning der broeklanden en het steeds hooger worden der zeevloeden eene nieuwe bedijking noodig gemaakt, en in 1359 verleende hertog Reinald III toestemming tot den aanleg van eenen nieuwen dijk, den thans nog als zeedijk bestaanden Zomerdijk, die van de stad Elburg in noordelijke richting loopt.
Mr. van der Veen beredeneert in zijn opstel *  , dat het aanleggen van dezen dijk alléén niet voldoende was. Wilde de bedijking eenig nut hebben, dan moest zij met andere dijken in verband worden gebracht. In noordelijke richting echter bestond geen vast land, wel in oostelijke: de dijken van Kamperveen. De verbinding nu tusschen den Zomerdijk en den Noordwendigen dijk is korten tijd later aangelegd, en verkreeg den naam Dronther dijk. Aan dezen dijk, wiens naam op den tegenwoordigen zeedijk langs Dronthen is overgegaan, is, evenals aan den Zomerdijk, een afdeeling van den hierna volgenden inventaris gewijd. Het gebied ten zuiden van de stad Elburg, dat thans ook tot den polder behoort, is in 1874 daaraan toegevoegd. De in dat gebied gelegen dijken, de Elburger Zeedijk en de Kerkdijk, waren vroeger bij de stad in onderhoud *  , en bleven dit tot eene dading, die in 1888 tusschen den polder en de gemeente Elburg plaats vond.
De dijkbrief van 1359 gaf tevens voorschriften voor de organisatie van het polderbestuur. Dit zou bestaan uit eenen dijkgraaf en zeven heemraden. De dijkgraaf en drie heemraden moesten gekozen worden uit de geërfden te Oosterwolde, twee heemraden uit die ter Eket, (waarmede volgens het nog te noemen accoord van 1771 het latere Eektermerk is bedoeld), twee uit die te Oostendorp en twee uit die te Elburg. Elk jaar zou de dijkstoel worden vernieuwd. De verkiezing zou geschieden door een kiescollege, bestaande uit acht geërfden, telken jare door den nieuwen dijkstoel terstond na diens optreden benoemd en beëedigd. Over de benoeming van den dijkgraaf werden later o.a. door hertog KAREL eenige voorschriften gegeven, en in het begin der 16de eeuw ontstonden omtrent dit punt geschillen, die in 1524 door een uitspraak van scheidslieden beëindigd zijn. Deze uitspraak bepaalde, dat de keuze van den dijkgraaf het eene jaar door de geërfden van Oosterwolde uit de oud-heemraden aldaar, het andere jaar door die van Elburg uit de schepenen dier stad, die tevens oud-heemraden waren, zou geschieden.
In de 18de eeuw zijn nieuwe geschillen over het dijkbestuur ontstaan. Bij kwartiersresolutie van 1 April 1715 is een nieuw dijkrecht *  vastgesteld, dat volgens den considerans noodzakelijk was gebleken, "also door 't verval van de oude dijckrechten en gewoonten van de landen van Oosterwolde, .... verscheide misbruicken, swarigheden en disordres ingekropen zijn, zoo in de regeringe als onderhoudinge van den selven dijck, waerover de geërfden in den polder van Oosterwolde sich niet hebben konnen vergelijcken". De verkiezing van den dijkstoel werd hier gelaten als van ouds, met dien verstande, dat de zittingsduur op drie jaren werd gesteld.
Een in de tweede helft der 18de eeuw gerezen geschil tusschen den magistraat der stad Elburg en de geërfden van den polder, dat voor het Hof van Gelderland is aanhangig gemaakt, werd in 1771 met een accoord *  beëindigd. Hierbij werd o.a. bepaald, dat de dijkgraaf beurtelings genomen zou worden uit den magistraat van Elburg en uit de geërfden van Oosterwolde. De verkiezing van dijkgraaf, wintergraaf (eene nog te bespreken functie) en heemraden zou geschieden door den magistraat voor die uit de stad Elburg, en voor die uit Oosterwolde door de aftredende gedeputeerden *  en heemraden dier plaats.
Aan de bevoorrechte positie van den Elburgschen magistraat kwam in 1796 een einde, toen de landdag den 29sten September besloot, dat alle geërfden, die vier gresen land in den polder bezaten, bevoegd zouden zijn aan de verkiezing van den dijkstoel mede te werken, terwijl voor de leden van dat college het vereischte van eene bepaalde woonplaats zou vervallen. Dit besluit werd reeds op 6 April 1805 door het 1ste Departementaal Bestuur van Gelderland wederom ingetrokken, o.a. op grond van een request met grieven tegen den dijkstoel, door verschillende geërfden ingediend. De drost van Nederveluwe verkreeg machtiging, de geërfden voor de verkiezing van eenen nieuwen dijkstoel op te roepen. Het 2de Departementaal Bestuur gaf den 20sten December 1805 eene nadere uitlegging van het besluit van 6 April. Hieruit blijkt, dat ook nu de gezamenlijke geërfden voor de verkiezing zouden worden opgeroepen. De dijkstoel zou voor de eene helft uit te Elburg woonachtige geërfden, voor de andere uit geërfden te Oosterwolde bestaan, terwijl bij de twee gecommitteerden uit het Hof ter Eket nog zooveel gecommitteerden, door de geërfden te verkiezen, zouden worden gevoegd, als men bij hoofdelijke stemming zou bepalen. Den 23sten Januari 1806 hebben de geërfden het aantal gedeputeerden, gelijk de meer gebruikelijke term was, op tien bepaald *  . Deze regeling is in stand gebleven tot de invoering van een nieuw polderreglement *  in 1875, dat op 1 Januari 1890 door het, behoudens enkele latere wijzigingen, nog vigeerende reglement *  is vervangen. Voor eene toelichting dezer reglementen zij verwezen naar het deswege in de verschillende zittingen der Provinciale Staten verhandelde.
Men kende in den polder twee huishoudelijke reglementen, die jaarlijks werden voorgelezen en aan den dijkgraaf overgegeven. Zij hadden daarnaar den naam: overgiften, terwijl er een overgifte van zomerwerk en een van winterwerk bestond *  . Zij regelden het voeren van de schouw in verschillende delen van den polder. De wintergraaf was met vier heemraden belast met het beheer van het winterwerk *  . De functie van wintergraaf wordt in het accoord van 1771 voor het eerst genoemd, maar tevens gezegd, reeds van ouds te bestaan.
Het poldergebied, gelijk dit vóór de uitbreiding van 1874 bestond, was in vier merken ingedeeld, n.l. van Noord naar Zuid: Noordermerk, Bolsmerk, Lummermerk, Eektermerk. In deze vier merken hadden afzonderlijke vergaderingen van geërfden plaats, tot wier bevoegdheid in hoofdzaak behoorde het beheer van de in elk merk bestaande gelijknamige sluis (Noordersluis enz.), en de uitzetting van de gelden voor het onderhoud dier sluizen en der waterwerken. Hun inkomsten bestonden in een uitkeering uit de algemeene polderkas, benevens een uitzetting van de sluis- en molengelden. Het polderreglement van 1890 heeft de merken als zelfstandige onderafdeelingen opgeheven, en het beheer der sluizen en waterwerken aan het algemeene polderbestuur gebracht.
Het polderarchief werd niet meer als één geheel bewaard, en de hierachter volgende inventaris bevat dan ook eigenlijk eene reconstructie. Vanouds vergaderde het bestuur in het stadhuis te Elburg, waar het ook nu nog een eigen polderkamer bezit. Dit feit, en de omstandigheid, dat de Elburgsche magistraat de bovengeschetste overwegende positie in den dijkstoel heeft weten te verkrijgen, hebben waarschijnlijk ertoe geleid, dat het oudste gedeelte van het polderarchief, in hoofdzaak charters, bij het stadsarchief is beland. Misschien heeft men hier eene deponeering bedoeld, maar een acte is daarvan niet opgemaakt, althans niet bewaard gebleven. Reeds in de 18de eeuw beschouwde men deze stukken als een onderdeel van het stadsarchief, en BONDAM nam ze in zijn inventaris op. Ongetwijfeld behooren zij dan ook, al was het alleen op grond van verjaring, in eigendom aan de gemeente Elburg.
Een oud-archief van geringen omvang berustte nog onder het polderbestuur en werd door den secretaris beheerd. Deze stukken zijn echter niet ouder dan de 18de eeuw. In den hierna volgenden inventaris is door een sterretje achter de nummers aangegeven, welke stukken uit het Elburgsche stadsarchief afkomstig zijn, en dus nu nog aan de gemeente Elburg toebehooren. De inventaris is, behoudens enkele uitzonderingen, afgesloten met het jaar 1875, toen door het nieuwe polderreglement een meer modern beheer is ingevoerd.
4. Voormalige Zeepolder/Polder Oosterwolde, 1875-1959
5. Voormalige Zeepolder/Polder Oldebroek, 1730-1959
6. Voormalige Waterlandspolder te Doornspijk, 1863-1959
7. Voormalige Buitenpolder Hulshorst, 1921-1959

Kenmerken

Datering:
(1375) 1783-1961
Auteur:
A.J. van de Ven, J. Tabak